Nu we het toch over innovatie hebben (zie de blog van gisteren), ook een korte bespreking van een paper van ene Benoit Godin uit Canada, dat ik al een tijdje geleden van iemand kreeg. Godin vraagt zich af waar toch dat lineaire model van innovatie (van fundamenteel naar toegepast naar R&D) vandaan komt.
Het heeft zich ontwikkelt in drie stappen: de eerste ging over de koppeling tussen toegepast en fundamenteel onderzoek (in de technische wetenschappen), de tweede koppelde daar expermimentele ontwikkeling aan (door bedrijfskundigen die er eerder bij waren dan economen) en de derde stap kwam wel van economen, die een koppeling aanbrachten met productie en diffusie.
Alle drie de groepen voegden dus iets toe en dat kwam overeen met hun beleidsprioriteiten: publieke ondersteuning van universiteiten (basis research), strategisch belang van R&D voor de industrie en de impact van onderzoek op de economie en de maatschappij.
Dit alles al voor de jaren vijftig. Vanaf dag 1 was er ook kritiek op het model, dat het zo niet werkt. Maar het was met statistiek wel te meten, en -zo stelt Godin - daardoor bleef het ook in stand, tegen beter weten in. Modernere varianten (zoals triple helix) gaan het niet worden volgens de auteur. Teveel "a plate of spaghetti and meatballs" en niet te operationaliseren in de statistiek.
Benoit Godin: The lineair model of innovation: the historical construction of an analytical framework. Research paper 2005, Montreal
Geen opmerkingen:
Een reactie posten