zondag 17 januari 2010

economie en boekhouden

Het meest interessante paper in het boek Van Boterberg Tot Biobased (zie blog van gisteren) vond ik dat van prof. Gerrit Meester. Hij schreef "Bij het wisselen van de wacht: enkele reflecties over het EU landbouwbeleid". Ik vond het om drie redenen boeiend het papier te lezen.
Allereerst wordt met genegenheid teruggekeken op een vorige generatie leermeesters in de landbouweconomie (ik citeer): Jan Horring, leerling van Jan Tinbergen, eerste directeur van het LEI, scherp analyserend met een liberale insteek; Jan van Riemsdijk die al in de jaren zestig een plan maakte voor directe inkomenstoeslagen, Pieter van den Noort en Arie Oskam die meer neturaal-analyserend te werk gingen, en Jerrie de Hoogh als sociaal bevlogen en wat meer interventionistisch van aard. En natuurlijk Jan de Veer die zijn analytische diepgang inbracht. Er staan nog veel meer namen in, men leze het paper voor meer who is who.
.
Ten tweede bevat het artikel een paar mooie verhalen over het verschil tussen boekhouden en economie, en vooral het feit dat veel overheidsfunctionarissen in Den Haag dat verschil niet weten (of wensen) te maken. Het gaat dan om de vraag of we profijt hebben van de EU. Die vraag hoef je gezien onze export nauwelijks te stellen, maar in de jaren 90 werd dat toch een issue.
Als je hem dan toch stelt, moet je een economische analyse maken. Maar Den Haag keek naar de boekhoudkundige netto-betaalstroom. Niet alleen was dat al dieptriest fout, maar Meester documenteert een aantal cases waarin die betaalpositie ook nog volstrekt verkeerd werd geinterpreteerd. Die stroom nam namelijk af om de meest vreemde reden.
Een daarvan was de melkquotering: voor die tijd ging veel Nederlandse boter de interventie in (wat EU geld opleverde) en importeerden we om agri-monitaire reden Franse boter. Na de quotering was dat over, was er economisch winst, en waren wij geen kassier meer voor Parijs, maar we kregen wel minder geld uit Brussel.
Om dezelfde agri-monitaire reden voeren veel schepen uit Franse havens in de jaren tachtig met hun suiker en oliezaden even naar Vlissingen "om de kade te kussen" en hun douanepapieren te halen alvorens het ruime sop van de wereldmarkt te kiezen. Met als gevolg EU gelden via Den Haag naar Franse exporteurs en boeren stroomde. Vooral werk voor de Nederlandse ambtenaren en weinig economische voordelen. Na 1990 verlegde de geldstroom zich naar Frankrijk omdat het GATT soyapanel dwong tot een andere landbouwpolitiek.
Ook de uitbreiding van de EU werd aanvankelijk vooral boekhoudkundig benaderd in termen van budgetlasten. En tot slot is er de case van de graanprijsdaling in de jaren negentig: die leidde tot een sterke kostendaling van de veehouderij. Maar er kwamen wat minder exportrestituties binnen in Den Haag en de stroom van directe betalingen van Brussel naar Parijs nam sterk toe. Meester pleit er voor het economische voordeel van die kostendaling nog eens uit te rekenen (hoewel m.i. het dan eerlijk zou zijn om te zien of de concurrentiepositie van de mestvarkenhouderij niet verslectherd is doordat het graanvervangersvoordeel minder is geworden).
Mooie verhalen, die eigenlijk ook dieptriest zijn als je ziet wat het effect ervan op de houding van Nederland ten opzichte van de EU is geweest.
.
Drieklapper
De drieklapper van het paper is compleet met beantwoording van de vraag waarom de landbouw niet uit Europa verdwijnt, zoals sommigen nog steeds lijken te denken. Meester gaat terug tot de 19e eeuwse internationale handelstheorie die de twee landen twee producten specialisatie bij handel uitlegde met een kapitaalintensief product (bv. stoommachines) die dan in Engeland werden geproduceerd en een arbeidsintensief product (katoen) dat dan in een ontwikkelingsland met een arbeidsoverschot wordt geproduceerd. Maar inmiddels is juist de landbouw kapitaalintensief geworden (een John Deere is een stuk duurder dan een PC in een call center). Bovendien is de landbouw inmiddels sterk kennisintensief en heeft 'good governance' nodig (voedselveiligheid, plantenziektekundige dienst etc.). Terzijde: de opkomst van Brazilie is daarbij vooral te verklaren omdat de belastingen op de sector in de liberalisatie verdwenen zijn.
Meester ziet de Europese landbouw in de 21e eeuw dan ook groeien naar een grotere exportpositie. Er verdwijnt hier relatief weinig grond, de bevolking stabiliseert en wordt ouder, dus de consumptie daalt eerder dan ze groeit, de klimaatsverandering is hier eerder positief dan negatief wat betreft opbrengsten: in grote delen van Europa zit er nog een gat tussen de kg-opbrengsten die we oogsten in verhouding tot wat mogelijk is. En we hebben er belang bij om Noord-Afrika en het Midden-Oosten van voedsel te voorzien.

Kortom een boeiend paper:
G. Meester: Bij het wisselen van de wacht: enkele reflecties over het EU landbouwbeleid" in: J. Peerlings en C. Gardenbroek (red.): Van boterberg naar biobased, Wageningen Academic Publishers, 2009

Geen opmerkingen: