maandag 4 februari 2008

Sevilla

Afgelopen dagen was ik in Sevilla. Voor een bestuursvergadering van de EAAE, de Europese landbouweconomenclub, en voor een seminar dat er was georganiseerd. Over modellen voor het doorrekenen van landbouwbeleid. Want zoals de bumperstickers in de jaren 70 op de Erasmus Universiteit al meldden: economen doen het met een model. (En elk model is minder dan de werkelijkheid, behalve het fotomodel, dat is meer dan de werkelijkheid).
Nederland was er uitstekend vertegenwoordigd, met goede verhalen. Met enkele seniors vroegen we ons onder de tapas wel af of er genoeg innovatie is in de modellenwereld. Wel heel veel toepassingen gaan over het modelleren van het huidige landbouwbeleid (wat is het effect van inkomenstoeslagen?), een enkeling over milieu en natuurlijk in dat kader ook over biofuels. Maar echt goede modellen voor de economische ontwikkeling in een plattelandsgebied, of van de externe effecten van de sector, of van de voedselketen - daar ligt nog een markt. Echte innovatie komt overigens zelden uit de gebaande paden van de huidige spelers.
Sevilla blijft een prachtige stad, zeker bij 20 graden in het zonnetje en de bomen langs de straat vol met sinasappelen. Het Alcazar met de mooie mudejar bouwstijl (arabische architectuur omarmt door christenen en joden) is een must - daar zouden we in het integratiedebat eens wat meer mee moeten doen.
Het mogen dan lange dagen en veel van huis zijn, werken kan ook buitengewoon plezierig zijn. Sevilla was altijd de stad van Latijns-Amerika, dat is nog altijd merkbaar. In de gebouwen en het park van de Spaanstalige wereldtentoonstelling uit het interbellum, het gebouw met de archieven van de Indiereizen, en in de universiteit. Het is de enige universiteit die bij mijn weten gevestigd is in een immens grote, oude Koninklijke Tabaksfabriek. Die waar ooit Carmen werkte, waar Bizet een opera over schreef.
En vrijdagmiddag bezagen we op een cooperatie nog even de olijvenoogst, die was in volle gang. In een gloednieuwe fabriek waar een miljoen EU subsidie ingegaan was. Economisch gezien had het veel van een suiker- of frietfabriek: boeren brengen de olijven, worden op kwaliteit uitbetaald, de cooperatie perst de olijven (of verwerkt ze tot consumptie-olijven) en dat wordt vooral onder private label afgezet. Tot in de VS, dat wel. En de nieuwe fabriek was gebouwd in het kader van de "reconstructie": het oude fabriekje in het dorp gaf te veel overlast van verkeer, lawaai en stof. Het is ook overal hetzelfde.
Bovenstaand fototje uit Dordt vond ik wel toepasselijk, die uit Sevilla hou je tegoed.

Geen opmerkingen: