vrijdag 13 januari 2023

Zeeuwse tarweteelt

 Het Archief 2022-I, de KZGW uitgave waar de blogposts van deze week op gebaseerd zijn, bevat ook nog 2 papers over de landbouwpolitiek. De eerste is van Piet van Cruyningen (WUR) over de rol van de politiek op de landbouw in de eerste helft van de 19e eeuw. In de steden ging het al een halve eeuw minder goed en de landbouw kreeg meer de belangstelling van de notabelen, de deftige elite, Die las internationale literatuur en vond dat de landbouw verder vooruit geholpen kon worden. Met de Engelse landbouw als lichtend voorbeeld. Dat leidde in 1805 tot een staatsregeling die het mogelijk maakte dat in alle provincies van de Bataafse republiek een Commissie van Landbouw kon worden aangesteld. 

Zo ook in Zeeland. Waar er zo waar een paar echte landbouwers in de Commissie zaten, naast zgn. experts die er wat van zouden weten. Over het algemeen was de praktijkkennis in de Commissies beperkt. De Zeeuwse commissie hekelde het te lage bemestingsniveau van de akkers. Er was (en is) in Zeeland relatief weinig vee. Door die lage hoeveelheid mest zou de opbrengst beneden het haalbare niveau liggen.  Theoretische kennis, zoals later door Von Liebig geponeerd, ontbrak echter. Het landbouwstelsel van de 'Zeeuwse tarweteelt' (zoals W. Staring het betitelde) dateerde al van voor 1600 en was typerend voor het Z.W. Kleigebied: een 6-jarige cyclus van braak, koolzaad of gerst, tarwe, paardenbonen, tarwe, paardenbonen of een ander voedergewas. Hier werden dus "witte" of "rovende" gewassen (granen) afgewisseld met "zwarte" vlinderbloemigen zoals paardenbonen, erwten of klaver.  Die laatsten zorgden voor de stikstofbinding. Na de braak werd met opzet geen tarwe geteeld om legering van de lange halmen te voorkomen, want in de braak werd de mest opgebracht: 25 karren per gemet en werd de structuur verbeterd en onkruid bestreden. 

Opbrengstcijfers die boeren al wel verzamelden onderbouwden de kritiek van de zelfbenoemde experts niet, De discussie richtte zich vooral op de paardenbonen, maar daarvan werden de opbrengsten niet verkocht en dus waren die kg-opbrengsten niet erg duidelijk. Die hadden misschien inderdaad wel beter door klaver of voederbieten (met meer mest) vervangen kunnen worden. Al met al was de invloed van de Commissie op de praktijk niet groot. Belangrijkste wapenfeit lijkt het oprichten van de ZLM te zijn geweest, waar boeren en masse lid van werden. En onder die organisatie zou de veestapel in Zeeland verdubbelen, met meer voederbieten en klaver in het bouwplan. Maar daar speelde mogelijk ook de landbouwcrisis nog wel een rol in, zo vermoed ik. 

Geen opmerkingen: