Die ambachtsheerlijkheden (die in de Franse revolutie zouden worden afgeschaft en onder Willem I wel een kleine restauratie meemaakten, maar werden vervangen door gemeenten en de trias politica) waren een handelsgoed. Versnipperd door vererving in de Middeleeuwen, waren ze aan het eind van die periode door consolidatie in handen van vooral de hoge adel gekomen. Daarna gingen steden beleggen in die heerlijkheden, en kregen zo het platteland onder controle. En daarmee waren ze in publieke handen.
Maar door geldnood waren de steden eind 17e eeuw genoodzaakt hun bezit te gelde te maken. En zo werden ze weer particulier bezit, nu vaak van regenten uit de stad en met name die fracties die het in de stedelijke politiek even niet voor het zeggen hadden. Die gingen besturen op het platteland. Ze hadden er soms ook een buiten en kochten er grond. Zaten elkaar soms in de haren - je kon ook een portie in een heerlijkheid kopen. In de tweede heflt van de 18e eeuw ging het financieel minder met de regenten, maar ze hielden hun heerlijkheden niet los. Door gestegen prijzen ging het goed op het platteland, steden waren in verval. Sommigen gingen zich steeds meer voor innovatie in de landbouw interesseren. Maar ook nieuwe regentenfamilies en soms rijke boeren probeerden de macht op het platteland via de ambachtsheerlijkheid te grijpen. Na de Franse tijd ging de handel nog door, met weer nieuwe regentenfamilies en nieuwe adel, maar nu kon het alleen nog gaan om prestige en sociale status.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten