Institutioneel economen kijken o.a. naar sociaal kapitaal en vertrouwen en daarmee ook naar normen en waarden. En dan kun je niet om de kerk heen. De beroemdste theorie op de vlak is van Max Weber, een van de grondleggers van de sociologie, die de Protestante ethiek zag als een van de verklaringen voor de kapitalistische geest. Zijn opvatting was gebaseerd op de Duitse situatie waar het noorden het beter deed dan het katholieke zuiden.
Dat kun je nu niet meer zeggen van Duitsland en Weber had het dan ook maar half goed. Sascha Becker van Warwick University zette in the Economist van 29.11.2011 uiteen dat het verschil zat in minder alfabetisme. In het Noorden werden meer kinderen naar school gestuurd. Maar dat had wel een achtergrond in het geloof: lezen moest je voor eigen bijbelstudie, in plaats van naar schilderijen kijken onder de mis in het Latijn.
Andere effecten van geloof, vooral van minderheidsgroepen als mormonen en Joden of -in Korea- christenen, doen het vaak meer dan gemiddeld goed door nauwe banden: social capital dus. En omdat ze soms zich tot bepaalde activiteiten moeten beperken, waardoor je mogelijk specialisatieeffecten en netwerkeffecten krijgt.
bron: Economist: Holy Relevance, 29.11.2011
Geen opmerkingen:
Een reactie posten