De moeilijkheid is o.a. dat bij vrij generatieve (basis) innovaties het effect erg afhankelijk is van andere uitvindingen. Je kunt wel elektriciteit introduceren, maar als je geen gloeilamp of elektrische wasmachine uitvindt, dan is het effect niet zo groot. Vaak zie je bij echte industriële revoluties dan ook een cluster van uitvindingen. Het blad wijst op de 1e industriële revolutie in Engeland die vaak aan de spinning jenny in de textiel wordt toegeschreven, maar het ging ook om grootverbruik van steenkool (oorzaak of gevolg?), intellectuele eigendom, wetenschappelijke aanpak etc.
Het blad wijst ook nog op de spoorwegen. Daarvan heeft Nobelprijswinnaar Robert Fogel aangetoond dat het effect vrij beperkt was op de Amerikaanse welvaart. Hij toont aan dat de spoorwegen de kanalen vervingen, die het werk bijna even goed deden. Het inkomen dat in januari 1890 per inwoner werd behaald zou met de kanalen in maart van hetzelfde jaar zijn gerealiseerd. Eerlijk gezegd kende ik die studie niet, terwijl we wel altijd benoemen dat de spoorwegen een grote rol speelden in de landbouwcrisis van die periode. Is de winst naar de consument in exportmarkten gegaan? Of hadden er ook kanalen door de Midwest kunnen worden aangelegd? Toch nog eens Froger lezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten