Voor institutionele veranderingen van binnenuit (endogeen) zijn er twee voorwaarden nodig: het oude regime moet zijn legitimiteit hebben verloren, en de actoren die de verandering teweeg brengen moeten er beter van worden, de baten moeten de kosten overtreffen.
En dan zijn er twee onafhankelijke factoren die institutionele verandering verklaren: er moet een 'window of opportunity' zijn: de ene situatie is meer geschikt voor veranderingen dan de andere. En actoren moeten de middelen (resources) hebben om verandering teweeg te kunnen brengen.
Die wijsheden las ik in een bijdrage van ene S. Harty in een Canadese bundel met artikelen over institutionalisme in de politieke wetenschappen.
Het boek bevat ook een mooie analyse van het nationalisme in Belgie. De afscheiding van 1830 zou vooral ingegeven zijn (wat ik niet wist) doordat Willem I het Nederlands tot enige officiele taal van het Koninkrijk der 17 provincien maakte. Dat marginaliseerde de Franstaligen en met name hun bourgeousie. Maar ook de geestelijkheid in Vlaanderen die Nederlands en Calvinisme als synoniem ervoer: er ontstond een onwaarschijnlijke alliantie tussen de Vlaamse conservatieve katholieke geestelijkheid en de Waalse liberale bourgeousie.
Vervolgens legde de Vlaamse beweging (die zich afzette tegen de Franstalige overheersing) het aan met de katholieke politieke familie, tegen het Waalse liberalisme en socialisme. Dat werd zeer geholpen door het kiesrecht, waardoor de Vlamingen in de meerderheid kwamen. En zo ontstonden er Vlaamse en Waalse identiteiten en institutitionele veranderingen.
A. Lecours (ed): New Institutionalism - theory and analysis. Toronto 2005
S. Harty: Theorizing Instititutional Change in: Lecours.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten