Politiek is ook een kwestie van presentatie en stemmingmakerij. Ook dat illustreert de Markelo case waarover ik gisterend blogde. De organisatie van de betrokken varkenshouders presenteert zich zonder dikdoenerij als 'Gezinsbedrijven Plus'. Waar dat Plus op slaat is niet erg duidelijk. Het gaat om bedrijven met 350 zeugen en 2500 mestvarkens zo meldt de krant, ofwel anderhalve arbeidskracht. Een glastuinbouwbedrijf van die omvang zou niet levensvatbaar zijn.
Een VVD politicus uit de groep tegenstanders ziet er echter een kolchoze in: "we hebben de kolchozen bij het vallen van de muur net afgebroken, dan moet je ze niet meer opbouwen", zo citeert de NRC Gert Jan Oplaat. Als econoom zet ik toch wat kritische kanttekeningen bij het hanteren van het begrip kolchoze. Volgens Van Dale staat dat voor een groot collectief landbouwbedrijf gekenmerkt door een combinatie van gemeenschappelijke en persoonlijke eigendom en gebruiksrecht. Het is de vraag of er wel sprake is van een groot collectief bedrijf. Het lijkt me even groot en collectief als de meubelboulevard Alexandrium III in Rotterdam of de eerste de beste autoboulevard. Misschien moeten we daar voortaan ook van meubel- of autokolchoze spreken?
Conclusie: de gezinsbedrijven worden door hun omvang niet meer herkent als specifiek gezinsbedrijf in de landbouw, en worden vanaf nu gewoon tot het MKB (Midden- en Kleinbedrijf) gerekend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten