maandag 12 juli 2021

Wijkers

"In de landbouw vinden revolutionaire ontwikkelingen plaats, die voornamelijk worden veroorzaakt door het snel stijgende kostenpakket en daarvan met name de arbeidskosten. Deze arbeidskosten drukken zo zwaar op de bedrijven, dat gezocht is en wordt naar arbeidsbesparende methoden. Het gevolg hiervan is dat machines met steeds grotere kapaciteiten worden gebruikt en nieuwe teelttechnieken hun intrede doen. ook de ontwikkelingen bij de chemische onkruidbestrijding spelen hierbij een grote rol."
Dit is de eerste alinea uit de jaarlijkse uitgave Landbouw op weg, die sinds 1968 werd uitgegeven door de Provinciale directie voor de bedrijfsontwikkeling in Overijssel en de IJsselmeerpolders, de Vereniging voor bedrijfsvoorlichting in de IJsselmeerpolders en het Konsulentschap voor de Akkerbouw en de Rundveehouderij in de IJsselmeerpolders. 
Deze ontwikkelingen zijn het best te realiseren op de zeer grote bedrijven, zo luidt de volgende zin van de inleiding in het boekje met de editie 1971. Daarna volgen er analyses over samenwerken, grotere eenheden in de akkerbouw, vollegrondsgroente op akkerbouwbedrijven, financiering van bedrijfsvergroting en bedrijfsovername (toen ook al), maar ook stukken over "Boeren op basis van bedrijfsbeĆ«indiging" en aspecten van bedrijfsbeĆ«indiging en beroepsovergang. En dat voor de ooit goed verkavelde IJsselmeerpolders. 
Dat laatste onderwerp las ik met bijzondere belangstelling. Het was de tijd van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds, en er was zowel beleid voor Blijvers als Wijkers. Het artikel zette de overheidsfaciliteiten voor de wijkers op een rijtje. De saneringsregeling van het O&S fonds vanaf 1971 gold voor boeren met een fiscaal inkomen dat gemiddeld laatste 3 jaar niet hoger mocht zijn geweest dan 15.000 gulden (of het laatste jaar daar onder lag) en jonger dan 65 jaar dan konden stoppende boeren van 50 jaar en ouder een maandelijkse uitkering aanvragen van 162 gulden per maand, en die liep op met 8 gulden per maand tot 264 gulden op 64jarige leeftijd. Verder was er een vergoeding ineens, afhankelijk van de omvang van het bedrijf, ook voor jongeren, van tussen de 5.000 en 20.000 gulden. En er kon nog een ha-toeslag worden toegekend. 
Wie van beroep wilde veranderen kon zich bij de Centra voor Vakopleiding laten omscholen waarbij men voor een tijdsduur van 17 - 92 weken (afhankelijk van het beroep) een loon kreeg uitbetaald. Wie een beroep koos waarvoor de centra geen opleiding boden, kon in een bedrijf worden opgeleid en kreeg ook dan alvast het CAO loon van die bedrijfstak. Verder was er een studiekostenregeling en kon het O&S fonds nog aanvullende bijdragen verstrekken, waar nodig voor een inkomensgarantie op basis van dagonderwijs. 
Tot slot: de Sociaal Economische Voorlichting stond klaar voor verder persoonlijk advies.

Donderdag spreek ik in Hilvarenbeek voor VABImpuls, een Brabants programma rond Vrijkomende Agrarische Bebouwing, dat ook ondernemers in verandering begeleidt. Vandaar mijn interesse. De alinea waarmee ik hier opende is dan wel van 1971 maar nog steeds actueel. Het instrumentarium is inmiddels wel wat aangepast en de terminologie van Wijkers en Saneringsfonds is natuurlijk veel te hard voor deze tijd. 

Geen opmerkingen: