maandag 24 mei 2021

Het vertrek der landarbeider

 

Vertrok de landarbeider uit de landbouw in het zuidwesten door de komst van de aardappelrooier (en andere mechanisatie) of kwam de aardappelrooier er omdat de arbeider naar de haven vertrok. Begin 1982 debatteerden Cees Veerman (toen werkzaam aan de interfaculteit in Delft) en ik daarover op verzoek van de LEI directie omdat Cees in ESB de ene hypothese had opgeworpen en ik in een EUR scriptie de andere. Ik moet eens nakijken wie wat stelde, maar in ieder geval concludeerden we in het debat dat de factoren elkaar versterkt hebben.

Ik moest er aan denken toen ik in het familiearchief een boekje uit 1955 vond; Arbeid en Bouwplan. In dezelfde vorm als de gisteren bediscussieerde Aktualiteiten, maar in dit geval het Landbouwverslag van de Rijkslandbouwcosulentschappen West Noord-Brabant te Zevenbergen en de Zeeuwse eilanden te Goes. De Rijkslandbouwconsulenten Kupers en Van Beekom tekenden de Ter Inleiding. Het staat vol met data over arbeidsfilms en arbeidsbegrotingen, artikelen over motorisatie en mechanisatie, de mechanisatie van de graanoogst (met zakkencombine) en nog meer. 

Mijn aandacht werd getrokken door het artikel De Landarbeider en de landarbied. Dr. van Beekom vat daarin een LEI rapport uit 1954 samen: A. Maris, M.A.J. Visser en R. Rijneveld: De landarbeiders in Nederland. Een beroepsgroep in beweging. Adriaan Maris was later nog net mijn eerste directeur bij het LEI en Rein Rijneveld was nog in beeld bij de visserijgroep, maar dat terzijde. De inleiding van Van Beekom is het citeren waard:

" Het aantal landarbeiders daalt. Weliswaar neemt ook door rationelere werkmethoden de hoeveelheid arbeid af, die op de bedrijven verricht moet worden, maar zoals de zaak thans ligt, daalt het aantal landarbeiders sneller dan de werkgelegenheid. Het gevolg van deze disharmonie is spanning op de arbeidsmarkt. In zijn rapport 'de landarbeiders in Nederland" becijfert het Landbouw economisch Instituut dat, in tegenstelling met vroeger, thans bijna de helft (+/-45%) van de zoons van landarbeiders, na de lagere school te hebben doorlopen, een beroep kiest, dat buiten de landbouw ligt. Bovendien zeggen nog heel wat landarbeiders het beroep, na het enige jaren te hebben beoefend, vaarwel. De vraag is nu, hoe kan deze fatale gagn van zaken worden gekeerd." 

Er worden vier redenen genoemd waarom het vak van landarbeider niet meer aantrekkelijk wordt gevonden. De lage sociale status (ongeschoolde arbeid), de seizoenwerkloosheid, de geringe promotiekansen en het feit dat men financieel beter in staat is de kinderen een vak te laten leren. De oplossing wordt gezocht in de beloning en vooral de secondaire arbeidsvoorwaarden, waaronder vakopleiding en huisvesting: äan de huisvesting van de landarbeider dient bijzondere aandacht besteed te worden. Electriciteit en waterleiding moeten gerekend worden tot de normale uitrusting van de landarbeiderswoning. 

Nog maar 65 jaar geleden, het mocht niet baten, de landarbeider vertrok. De huisvestingsproblematiek van seizoensarbeid is echter nog immer actueel. 


Geen opmerkingen: