zondag 20 juni 2010

Groeten uit Stirling

Afgelopen dagen bracht ik door op het ISNIE congres in Stirling. ISNIE is de International Society for New Institutional Economics. Stirling is niet al te gemakkelijk bereikbaar: met de KLM Amsterdam - Edinburgh (dat tot mijn verbazing door de gezagvoerder ook in zijn Engelse omroepbericht in het Nederlands werd uitgesproken als –burg in plaats van ‘-broh’), dan met de dubbeldeksbus naar het centrum, dat een bijzonder, oud houten station heeft (voordeel van de bustocht is wel dat je het mooie centrum van Edinburgh aan je voorbij ziet trekken) en dan een uur met de trein naar Stirling. Waarna er nog een taxi nodig is om de campus van de universiteit te bereiken. Maar dan heb je ook wat. Een fraaie campus met veel groen, een meertje en zicht op de Schotse Hooglanden. En 23 graden met volop zon, kom daar in Nederland dezer dagen eens om.


En bovenal een voortreffelijke conferentie. Het is altijd nuttig om eens even buiten de landbouwwereld de methodische bril op te poetsen en de nieuwste ontwikkelingen in de economische wetenschap te beluisteren. Bovendien waren er toch verrassend veel papers uit de hoek van de agrarische sector of het beheer van natuurlijke hulpbronnen.
Bijzonder was dat we twee nobelprijswinnaars in ons midden hadden, de New Institutional Economy is afgelopen jaar ook op het hoogste niveau in de prijzen gevallen. Ze hielden ook beiden een key note.

Oliver Williamson gaf een overzicht van de ontwkkeling van de Transactiekosten economie. De essentie daarvan is vooral dat mensen niet automatisch doen wat je wil en dat er dus kosten gemaakt moeten worden om contracten tot stand te brengen en opportunisme de kop in te drukken. De kunst is om die kosten in de econoomie te verlagen, want afgezien van wat juristen wordt er niemand beter van. Vertrouwen helpt.

Elinor Ostrom gaat er in haar bekroonde werk vooral vanuit dat mensen best van alles samen kunnen regelen en opportuniseme / free rider gedrag de kop in drukken (en dus een centrale macht als de overheid niet nodig is, zoals Amerikanen graag aangetoond zien) maar daarvoor is vertrouwen nodig en zij kijkt dus naar mechanismes en kosten om dat vertrouwen te bevorderen.

In dat gemeenschappelijk beheer (common governance) helpt het als mensen elkaar ontmoeten en interacteren, waarbij ze elkaar via taal disciplineren. Het bracht me op het idee dat dit een van de weinige argumenten voor het regionaliseren van de landbouw zou kunnen opleveren. Dat is lang niet zo efficinet als wereldwijde systemen, maar in regionale systemen ontmoeten mensen elkaar gemakkelijker en worden externe effecten makkelijker gecorrigeerd. Wie dus van mening is dat de internationale overheden niet in staat zullen zijn de gemeenschappelijke hulpbronnen goed te beheren en veel externe effecten ziet (klimaat, biodiversiteit) vindt bij Ostrom een motief om voor regionalisatie te pleiten.

Komende dagen nog wat meer indrukken en notities uit Stirling.

Geen opmerkingen: