vrijdag 6 januari 2006

landbouwsubsidies missen doel

Het WTO-akkoord is geen bedreiging voor de voedselvoorziening en ook niet voor het landschap. Wie landbouwsubsidies wil handhaven moet er een doel voor verzinnen.

De WTO-onderhandelingen zetten de schijnwerpers weer eens op de landbouwsubsidies. Een in Europa al in gang gezette afbraak daarvan treft boeren fors in de portemonnee. Maar speculaties dat daarmee de landbouw en de voedselvoorziening in Europa in gevaar kunnen komen (hoofdredactioneel commentaar van de NRC van woensdag 14 december 2005) of dat daardoor de Nederlandse landbouw grond buiten gebruik gaat stellen, zijn misplaatst.

Dagelijks stoppen er boerenbedrijven. Boeren staan net als andere ondernemers onder constante druk om via mechanisatie en automatisering hun inkomen op peil te houden. Dat betekent veelal schaalvergroting en investeren. Dat lukt alleen de best draaiende bedrijven. Anderen groeien niet mee, en vaak heeft men genoeg eigen vermogen om de beƫindiging uit te stellen tot de pensioenleeftijd. Ook zonder het verder openstellen van de markten onder het WTO-akkoord zal de schaalvergroting nog jaren doorgaan: demografische ontwikkelingen gaan traag. Maar minder boeren betekent niet dat de landbouw uit Nederland verdwijnt, want de productie blijft in stand bij de groeiers. De vraag of Europa zo welvarend is dat het zonder landbouw verder moet en kan, en of daarmee in tijden van internationale crises de voedselvoorziening gevaar loopt, is dan ook niet erg realistisch.

Het WTO-akkoord zal ook weinig effect hebben op de bestemming van de grond. Vrijwel alle vormen van grondgebruik leveren in dit land nu al veel meer op dan landbouw. Het is dus onzin om te denken dat het landschap behouden blijft door de landbouwinkomens per ha te verhogen met subsidies; er komt ook geen extra Vinex locatie omdat de landbouwgrond door een WTO-akkoord goedkoper wordt. Voor het behoud van het landschap (zoals in het Groene Hart) moet bebouwing a la Los Angelos worden voorkomen. Landbouwbeleid is daar niet relevant voor. Dat lukt alleen met een goed ruimtelijke ordeningsbeleid dat de rijke burger in de stad of zijn Franse vakantiehuisje laat.

Vooruitlopend op het WTO-akkoord is de EU de subsidies op producten aan het omzetten in directe inkomensbetalingen. Probleem daarmee is dat die het verouderde landbouwbeleid uit het midden van de vorige eeuw weerspiegelen. Bovendien incasseren sommigen hoge bedragen. Op de langere termijn is dat onhoudbaar.

Wie de subsidies wil behouden doet er goed aan ze zo snel mogelijk een doel voor de toekomst te geven. Belangrijkste kandidaat daarvoor zijn publieke diensten. De overheid doet er goed aan het aanbod van natuur, openluchtrecreatie, waterberging en andere publieke goederen te regelen, maar dat is geen reden alle boeren een bedrag per hectare te geven, zoals men in Duitsland van plan is. Boeren zijn normale ondernemers waarvoor het aanbieden van genoemde ‘groene diensten’ moet passen in de bedrijfsvoering. Daarbij is marktwerking interessant: vermoedelijk kunnen grote bedrijven goedkoper onze uiterwaarden beheren dan kleintjes (de omvang van de bedrijven heeft vaak maar beperkt invloed op hoe het landschap er uit ziet).

Het lijkt niet erg logisch om die betalingen voor publieke diensten in Brussel vast te stellen: het is onwaarschijnlijk dat de kiezer op Kreta een goed beeld heeft van de benodigde natuurontwikkeling in Kerkwerve. Renationalisatie of regionalisatie van dergelijk landschapsbeleid hoeft de gemeenschappelijke markt voor voedingsproducten niet aan te tasten. Voordeel van zo’n decentraal systeem zou zijn dat je op een WTO-top (en bij de begrotingsbehandeling in de EU) alleen nog maar hoeft vast te stellen of zulke doelgerichte betalingen de concurrentie in de voedselproductie niet al te veel verstoren. Dat maakt de onderhandelingen een stuk simpeler.

Geen opmerkingen: