woensdag 30 september 2020

lijstje: sociale strata in de Gouden Eeuw

In Hoverniers van Oranje (zie de blog van gisteren) citeert de auteur G. Groenhuis (p. 36) die in zijn studie naar predikanten de sociale stratificatie in de Gouden Eeuw beschreef. Ofwel hoeveel status hadden bepaalde beroepsgroepen op basis van inkomen, vermogen, familierelaties etc. Dat levert de volgende pyramide op:

  1. het patriciaat van adel en niet-adelijke regentenfamilies met bovenaan het Huis van Oranje
  2. een groep welgestelden zoals rijke kooplui, hoge ambtenaren en officieren, grote reders
  3. redelijk gegoede boeren, grotere winkeliers, meesters in diverse ambachten met een behoorlijk bedrijf en stedelijke ambtenaren
  4. kleine boeren lagere ambtenaren, kleine zelfstandigen
  5. werklieden in loondienst
  6. losse werklieden, bedelaars en dergelijke. 
En de hoveniers? Berkhout komt tot de conclusie dat deze tuinbazen afhankelijk van de situatie in 4 of 3 moeten worden ingedeeld. Net boeren dus. 

Geen opmerkingen: