zaterdag 30 januari 2021

Blockchain chicken

Afgelopen dagen las ik de fascinerende pocket Blockchain chicken farm and other stories of tech in China´s country side van de auteur Xiaowei Wang. Verhalen over een blockchain kippenboerderij in the middle of nowhere, het gebruik van artificial intelligence in de varkenshouderij, plattelandsdorpjes die zich dankzij internet en Alibaba helemaal kunnen toeleggen op de plattelandsindustrie (in dit geval het maken van specifieke toneelkostuums), drone-loonwerkers, de parel-industrie, cameratoezicht in achterstandswijken en zo nog wat onderwerpen.

Het fascinerende zit niet alleen in de beschrijving van wat er gebeurt op het moderne platteland dankzij de technologie (waarbij wij in Europa dus gewoon achterlopen door een legacy probleem). Dat alleen al zijn mooie reisverhalen. Maar de auteur Wang is ook 2e generatie Amerikaanse, en werkt in de Amerikaanse tech-industrie als programmeur ('coder'), en werkt aan een PhD, waarmee ze niet alleen deels met Amerikaanse tech-ogen kijkt maar ook af en toe een filosofische passage over de software te berde brengt en vergelijkingen maakt met de States: de Chinezen leggen hun  data in handen van de overheid, wij via Alexa in die van Google en Amazon. En veel keuze of je door de hond of de kat gebeten wil worden lijkt er niet te zijn. 

Het slotverhaal over de parelindustrie en de wijze waarop die via multi-level-marketing (de Tupperware methode) in de VS aan de vrouw worden gebracht is een subliem verhaal. Over uitbuiting door platformen, het feit dat de meeste multi-level-marketing verkopers in midwest staten wonen met de hoogste werkeloosheid en verplicht worden onverkoopbare voorraden aan te schaffen en de rol die ene Donald Trump daarbij nog speelde, en hoe de Chinese parelindustrie de nepproducten levert. 

Na lezing begreep ik wel wat beter wat de Chinese overheid bezielt in zijn beleid om de welvaart ook op het platteland te laten stijgen, hoe veel mensen zonder woonvergunning best uit de stad terug willen keren en hoe de tech industrie een handje helpt om de lokale economien in afgelegen dorpjes te verbinden met de consument in de grote steden en in het buitenland. Bestel iets op Etsy of een ander platform  zoals Amazon en via Alibaba komt het ergens van het Chinese platteland. 

Kortom Xiaowei hebben een heel inzichtelijk boekje geschreven (die zin is in het meervoud want de auteur wil als zijnde non-binair  dat er met hen wordt verwezen). ik kreeg het van Freija van Duijne die er eerder een recensie over schreef. voor management boek.  Ook de NY Times had eerder een lovende bespreking. Lezen dat boekje.

donderdag 28 januari 2021

Tractor Joe

Een berichtje voor mensen die aan oude tractoren sleutelen. Ik wordt achtervolgd door de Amerikaanse website TractorJoe. Die willen graag dat ik hier adverteer voor hun onderdelenverzendhandel voor oude landbouwmachines. Dan krijg ik 15 dollar korting bij ze, maar dat is aan mij niet besteed.

Ik heb ze uitgelegd dat mijn lezers vermoedelijk niet helemaal de doelgroep zijn, maar dat ik toch een keer jullie over deze sympathieke website zal informeren. Bij deze de blog en de website voor de handel van TractorJoe.

maandag 25 januari 2021

Maandag Mythedag: export

 Gewoontegetrouw, hoewel dit keer niet op de Grune Woche, verschenen de export- en importcijfers van CBS en Wageningen Economic Research voor het agribusiness complex. Er is weer iets meer exportwaarde. Vooral door een wat hogere prijs en doordat producten van niet-Nederlandse makelij meer werden doorgevoerd. Dat zijn dus producten die van elders komen, hier niet worden bewerkt en weer de grens overgaan. Ofwel Re-export, ook wel doorvoer genoemd maar in doorvoer zitten ook weer producten die vanuit Spanje of Zuid-Amerika komen waar een Nederlands bedrijf geen eigenaar van wordt maar door een Duitse handelaar zijn gekocht en over de Rijn worden getransporteerd. Die zitten helemaal niet in de statistiek. Ik heb jaren geleden wel eens in een powerpoint uitgelegd hoe het ongeveer zit. 

Enfin, de exportcijfers dus. Dit keer bleef het feit dat we 2e exporteur ter wereld zijn in de bladen buiten beeld. Maar goed ook want dat heeft de nodige misverstanden opgeleverd. Ik kom steeds meer mensen tegen die stellen dat we "moeten stoppen met exportlandbouw vanwege de negatieve effecten op de leefomgeving". Maar het is de vraag of hier de export het probleem is. We bespreken dus de stelling: 


"Internationale handel (of export) zijn de reden van de aanslag op de leefomgeving en moet worden afgebouwd".

De historische achtergrond van dit idee is dus helder; de sector is trots op zijn prestaties en wil graag dat de rest van de samenleving dat ook is, dat geeft een licence to produce. and to pollute, die elke bedrijfstak nodig heeft. De exportcijfers zijn daar lang voor aangegrepen. Een simpel getal waar iedereen zich iets bij voor kan stellen (wat bij toegevoegde waarde nog maar de vraag is). 

In de tijd dat Nederland nog een eigen munt had was een exportsaldo ook een goede bijdrage aan de betalingsbalans. Niet voor niets riep Mansholt op na de oorlog tot hogere arbeidsproductiviteit om concurrerend te worden op de wereldmarkt, want we zaten op zwart zaad. Landbouwproducten waren een grootverdiener van vreemde valuta. Dat werd sinds de jaren 60 alleen voorbijgestreefd door energie, het Groningse gas (en veredeling van aardolie in de Botlek) maar nu we van de gaswinning afgaan, is de landbouwexport weer de belangrijkste categorie (wat natuurlijk ook afhangt van je indeling in producten en bedrijfstakken). Maar sinds de euro hebben we geen eigen betalingsbalans meer, dus dit belang is vervallen, maar het resoneert nog na.

Nu de sector geconfronteerd wordt met eisen van de samenleving inzake duurzaamheid, is die export ineens in een ander daglicht komen te staan. Grotendeels ten onrechte, lijkt me. Om te beginnen is veel van de export binnen een straal van 600 km, wat je in een dag met een vrachtauto kunt bereiken (en dan kun je nog net laden en lossen). Dat noemen ze in de Verenigde Staten een regionaal product. De afstand van Venlo naar het Ruhrgebied is ook kleineer dan naar Amsterdam. 

Ten tweede is afstand een slechte maat voor milieuvervuiling. De aanslag op de leefomgeving zit vooral in de productie, niet zozeer in transport. Trouwens al helemaal niet in zeetransport. Je kunt vermoedelijk beter een boot met appelen in april uit Nieuw-Zeeland laten komen en in Amsterdam nuttigen dan in je auto naar het oude Zeeland rijden om daar zelf een doosje appelen uit de koeling te gaan halen. Al helemaal als je het in je oude 2CV doet. (Maar wel doen, als je het als een toeristisch uitje ziet.)

Ten derde is een deel van de export naar verder gelegen oorden vaak een afvalproduct dat hier niet gegeten wordt. De beroemde varkenssnuiten en -poten die het in China goed doen zijn een klassiek voorbeeld. Of het zijn producten die men bv. in Afrika niet kan maken zoals klinische voeding of babyvoeding. Die hebben daar eenzelfde rol als dat wij hier bananen importeren.

Kortom export en import zijn niet per definitie fout. Welvaart ontstaat doordat wij goed zijn in aardappelen en de Duitsers in auto's en we dan ruilen. Niet doordat wij de handel stoppen, dat kost heel veel welvaart. En bij minder welvaart is er minder geld voor klimaat- en biodiversiteitsmaatregelen. Natuur is niet gratis.

Dat export sec ook niet het probleem is, kun je ook snel aantonen door een gedachtenexperiment. Stel dat wij ons aanmelden als het 17e Bundesland van de Duitse Republiek, of Brabant en Limburg zich afscheiden en zich bij België voegen of Friesland zelfstandig wordt. Dat heeft allemaal geweldige effecten op onze import en exportcijfers, maar de leefomgeving verandert er helemaal niet door. 

Het probleem van de leefomgeving is serieus. Dat los je op door innovatie of door de productie te verminderen en te verplaatsen naar bv. Duitsland of Polen, aannemend dat daar meer ruimte is. Dat heeft dan inderdaad effect op de import- en exportcijfers. Het idee is dat de export daardoor afneemt en dat de productie dus relatief meer voor eigen land is gebaseerd. Achterliggend idee: wat je exporteert is wat je over hebt. 
Deels zal dat wel waar zijn, maar dat hoeft helemaal niet. Het kan best zijn dat de consument de voorkeur geeft aan goedkope kip uit Duitsland of Polen en wij vanwege de beperkte capaciteit ons toeleggen op duurdere varianten (3 sterren beter leven of zo) en dat de vraag naar die producten in Duitsland zit. Of in Afrika als het om die babyvoeding gaat. Kan zelfs zijn dat de waarde van de export helemaal niet daalt, maar alleen het volume en dat wordt goedgemaakt door hogere prijzen. 

Dat zou dan deels aansluiten bij het verleden: de beste producten gingen in de export: In mijn jonge jaren mocht ik in de winter wel eens meehelpen uien te sorteren. Klasse I en II gingen de grens over, als de keurmeester ze van die kwaliteit vond. Klasse II NL was voor de goedkoop inkopende Nederlandse consument.

Kortom: exportcijfers zijn leuk, maar een slechte indicator voor de bijdrage van de bedrijfstak aan de nationale economie. Dat meet je in netto-toegevoegde waarde, gecorrigeerd voor milieuschade. Ze zijn ook niet nuttig in een discussie over de optimale omvang van de productie in de land- en tuinbouw. Die ligt op het punt waar de netto-toegevoegde waarde gecorrigeerd voor milieuschade negatief wordt. Ministerie en sector zouden de moed moeten hebben om die cijfers jaarlijks te laten presenteren om de Duitse producenten  en beleidsmakers op de Grune Woche te laten zien dat we ze niet beconcurreren door onder de kostprijs te verkopen (en hun consumptie te subsidiëren met ons milieu). 




zondag 24 januari 2021

Achtmaal

Eerder deze week wandelden we in Achtmaal. Dat ligt iets westelijk van Zundert en Wernhout, wat overigens plaatsen zijn die je het snelst bereikt via België door de eerste afslag op de E16 te nemen en terug Nederland in te rijden. Vanwege het negatief advies op buitenlandse reizen reden we echter binnendoor over Rijsbergen. Een landschap van boomkwekerijen, na Boskoop het tweede centrum in dit land voor die bedrijfstak. Het levert niet meteen een fraai landschap op, maar dat is misschien de tijd van het jaar.

Wel fraai landschap vind je op de Koepelroute die Natuurmonumenten heeft uitgezet over een aantal landgoederen in Achtmaal. Langs vennen, heide, weilanden en door bossen. Mooi rondje van 12 km. Zie foto en komende dagen volgen er nog een paar. Ook Henriette Roland Holst wordt er aan de vergetelheid ontrukt (voor de Zundertse Vincent van Gogh lijkt dat minder hard nodig maaar bij een ven ligt een mooie steen met een tekst van hem). 

Een van de landgoederen, de Moeren, is georganiseerd als een B.V. Het is blijkbaar al 200 jaar in een familie en zo wordt het familiebezit in stand gehouden. Interessant, ook omdat ik elders in een discussie zat of het landgoedmodel niet iets is om gezamenlijk gebiedsbeheer te doen, als een soort coöperatie (dus niet met een landheer). 

zaterdag 23 januari 2021

Rotonde

Deze week verscheen een interview met me in Akkerwijzer. De koppenmaker vernoemde een rotonde naar me. Ere wie ere toekomt, de metafoor komt uit het Brabantse beleid waar in een uitvoeringsagenda dit beeld wordt gebruikt om aan te geven dat bedrijven in tijden van verandering een strategie moeten hebben en keuzes moeten maken. Dat is immers ondernemen en in de bedrijfskunde ben ik ooit geleerd dat een strategie nooit perfect is, en het ook niet zo heel veel uitmaakt wat je kiest, als je plan maar redelijk realistisch is, en dat je eventueel een plan B hebt. Bovenal is het hebben van een plan en er naar handelen doorslaggevend. Rondjes rijden op de rotonde leidt tot de afslag gedwongen stoppen, nog los van de blokkades die er uit voort komen.

Het artikel staat nog niet online, maar iemand zette wel een foto op Twitter. 

donderdag 21 januari 2021

Column over Eiwit

 

Mijn tweemaandelijkse column in Agri+Foodbusiness gaat dit keer over de eiwittransitie. Enige tijd geleden had ik met mensen van de Transitiecoalitie Voedsel enige discussie over hun brief met de Nederlandse Akkerbouw Vakbond over het pleidooi  voor een gebonden ha-premie voor eiwitgewassen. En hoe zich dat dan verhoudt tot de nieuwe eco-schema's die de Commissie voorstelt. Mijn voorkeur gaat uit naar het laatste, zodat de ondernemer wat meer vrijheid heeft om punten te scoren zoals voorgesteld in het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. 

De discussie leverde me inzichten op die leidden tot deze column. Zal wel niet iedereen met me eens zijn, maar een column is er om mensen aan het denken te zetten en discussie uit te lokken.  En hier is de link

dinsdag 19 januari 2021

Q Open


Afgelopen week kwam het eerste nummer uit van Q Open. Een Open Access journal van de EAAEP Foundation en Oxford University Press. Open Access journals worden betaald uit de bijdragen van onderzoekers die publiceren (dus hun instellingen of projecten) en zijn voor de burger dus gratis te lezen. Veelal betaalde je al via de belastingen. 

De hoofdredacteur was zo aardig me in het voorwoord te bedanken omdat ik als secretaris van de EAAEP Foundation hielp bij de ontwikkeling van het blad. Het eerste nummer wordt internationaal goed geciteerd. Foodlog heeft vandaag prominent het paper over fast food op de weg naar school. Hier de site voor wie een gratis alert service wil.

maandag 18 januari 2021

Maandag Mythedag: bedrijfsopvolgers

Vorige week kwam het CBS met zijn vierjaarlijkse cijfers over de bedrijfsopvolgingsdruk in de landbouw. Gezien inkomens, opkoopregelingen en demonstraties van boeren zou je een afname verwachten in de mate waarin bedrijven een opvolger hebben. Daar blijkt echter weinig van, zie de figuur met de cijfers vanaf 2000 per grootteklasse, die ik kon maken dankzij de cijfers die het CBS bij zijn figuren beschikbaar maakt (ik ben zo eigenwijs om dit de meer inzichtelijke figuur te vinden).


Desalniettemin had het persbericht van het CBS een interessante uitwerking. Het NOS Journaal berichtte dan 16.000 boeren geen opvolger konden vinden (daarmee suggererend dat die boeren ook zoeken, maar op veel van die bedrijven kiezen kinderen voor wat anders en wordt er helemaal niet gezocht).

En de belangenbehartigers deden natuurlijk meteen reacties de deur uit dat de boer het zwaar heeft en dat er perspectief moet komen voor opvolgers en dat ze gesteund moeten worden in hun ambities om het bedrijf over te nemen. De mythe die we daarom vandaag bespreken is: 

"Er is een problematisch gebrek aan bedrijfsopvolgers in de landbouw."

Deze positie komt voort uit de gedachte dat het een probleem is dat een aantal bedrijven geen opvolger heeft. Dat wordt mogelijk versterkt doordat bedrijfsovername een lastig proces is. Er zijn grote bedragen mee gemoeid en voor sommige betrokkenen (m.n. broers en zussen van de warme en koude kant, maar soms ook ouders die hun pensioenvoorziening veilig moeten stellen) zijn de belangen tegengesteld aan de opvolger. Bedrijfsbeëindiging waarbij de ouders er kunnen blijven wonen, en de rest een fors bedrag uit grondverkopen meekrijgt om elders een huis te kopen kan aantrekkelijk zijn. Voor de jonge boer of boerin is dat een lastige positie waarin een grote gunfactor nodig is om het bedrijf in stand te houden voor de volgende generatie. Een beetje steun daarbij in opleiding en begeleiding kan geen kwaad. Financiële steun kan in zo'n proces al snel weglekken en is maar een druppel op de grote vermogensbehoefte. 

Empirisch lijkt er geen probleem: de cijfers zijn al jaren stabiel voor de grootste bedrijven en op de kleinste stijgt de overnamebelangstelling. Blijkbaar zijn kleine bedrijven steeds beter door 1 van de partners parttime te doen. Alleen op de middelgrote bedrijven dalen de cijfers.  (het zijn trouwens door de jaren heen absolute grenzen tussen de klassen en omdat de gemiddelde grootte toeneemt, zou je alleen al daarom bij de grootste bedrijven een kleine daling mogen verwachten). 

Dat in de middengroep de belangstelling van de volgende generatie afneemt is verklaarbaar en een goede zaak. De bedrijven zijn blijkbaar te klein voor het tafellaken en te groot voor het servet. De achtergrond is innovatie waarmee de arbeidsproductiviteit toeneemt: door grotere machines of bv. de melkrobot kan de boer meer produceren (er zit minder werk in) en wil hij meer hectares. Ook omdat in die situatie de opbrengstprijzen dalen (melk kan goedkoper worden gemaakt met minder uren). Maar de hoeveel grond neemt eerder af dan toe. Dus voor een optimale bedrijfsontwikkeling is het goed dat er ook bedrijven zijn die plaats willen maken. Hun productiecapaciteit wordt door de buurman overgenomen en de productie daalt niet. Het inkomen kan weer wat stijgen, in totaal (minder kosten) maar vooral per persoon (het moet met minder gedeeld). Dat gaat in alle bedrijfstakken zo en zorgt voor welvaart. 

Blijft de vraag wanneer er wel een probleem ontstaat. Dat hangt dus van de bedrijfsstructuur af, als die relatief goed is zoals in Oost-Duitsland of de glastuinbouw dan valt er weinig welvaart te generen met samenvoegen van bedrijven, er is weinig overcapaciteit en voor de boer die stopt moet je een werknemer zien te vinden. In berekeningen voor Vlaanderen van een groep Duitse onderzoekers ontstond er bij een overname-percentage van 25% nog geen probleem.  Hier staat hun paper. 

Een simpel sommetje voor de Nederlandse melkvee bevestigt dat inzicht: als we nu 16.000 bedrijven hebben met een omvang van 100 koeien en de optimale omvang is minstens 200 koeien gegeven de huidige prijzen voor melk en voer, dan zou je aan 8000 bedrijven genoeg hebben als je ons land opnieuw inpoldert. Als die boeren ruim 40 jaar werken, en van hun 28e tot 68e als ondernemer, dan heb je dus elk jaar 200 opvolgers nodig in die sector voordat er een maatschappelijk probleem is. Een aantal dat zal dalen in de tijd omdat de technologie nog verder doorzet, de zelfrijdende tractor is in beeld. 

Wie daar met hart en ziel bij wil horen en een bedrijf over wil nemen moet dat vooral doen. En enige steun in het emotionele proces van overname is wel op zijn plaats want de bedrijfsovername-kandidaat zit niet in een makkelijk pakket bij zijn eerste grote beslissing als ondernemer. Maar verder heeft de maatschappij er niet veel last van als een aantal mensen een andere toekomst kiest. Sterker: andere sectoren kunnen soms wel wat handjes erbij gebruiken. En de nieuws- en lobbywereld kan zich met dringender problemen bezig houden (zoals het opkopen van bedrijven in plaats van het overnemen?) want de situatie is al 20 jaar en langer stabiel. 

woensdag 13 januari 2021

Economie van mensenrechten


Wanneer worden boeren of werknemers onderbetaald ? Ofwel, wat is een redelijk inkomen. Vragen op het terrein van de economie van de mensenrechten. Ruud Bronkhorst schreef er een boek over dat bij Palgrave is gepubliceerd: The Economics of Human Rights Zie hier. 

dinsdag 12 januari 2021

Woef

 Onder de titel Woof! Woof! meldt The Economist van afgelopen week nieuw wetenschappelijk inzicht over het ontstaan van de hond, 40.000 jaar geleden. De theorie was dat de wolvenpubs de mensen volgenden en leefden van zijn afval. En dat op die manier de concurrentie tussen twee jagende soorten (landbouw was nog uitgevonden) toch leidde tot afhankelijkheid. Vanuit de mens gezien levert dat niet veel voordeel op (tenzij je een vast kampement hebt of toch aan landbouw doet). De Finse Maria Lahtinen heeft in Scientific Reports nu geopperd dat de verklaring gevonden kan worden in het feit dat in de gebieden waar archeologische vondsten van de eerste honden zijn gedaan, er een voedseloverschot met name van vlees was. En wat is er dan leuker dan om dat aan de jonge wolfjes te voeren en ze zo op te voeden? 

maandag 11 januari 2021

Maandag Mythedag: Nederland voedt de wereld

In discussies over het gewenste productievolume in Nederland, wat overigens geen doel op zich zelf zou moeten zijn, hoor je nog wel eens dat we uit moeten kijken met meer woningbouw of datacenters (en volgens sommigen zelfs immigratie) want:

"Nederland voedt de wereld". 

Het is niet zo heel duidelijk waar die stelling vandaan komt. Het feit dat Nederland de tweede exporteur is van voedsel (na de Verenigde Staten c.q. na Brazilië als je corrigeert voor importen en kijkt naar het export-saldo) zal er wel aan bijgedragen hebben. En dan was er dat artikel dat in september 2017 in de National Geographic verscheen: Tiny Holland is feeding the world. Dat natuurlijk in Nederland trots werd geciteerd. 

Maar wie even nadenkt kan nog zonder rekenmachine bedenken dat het meeste voedsel min of meer lokaal wordt geproduceerd en geconsumeerd. Er wordt veel met voedsel over de wereld gesleept, maar uiteindelijk eten de meeste mensen in India, China, Afrika, Amerika en ook Europa iets uit eigen land of in ieder geval eigen continent. Al die calorieën komen echt niet uit Nederland. Levensmiddelen zijn geen mobiele telefoons die maar uit een paar landen ter wereld komen (vooral China) maar dan ook weer zijn samengesteld met onderdelen of machines van all over the world. Het overgrote deel van onze export gaat niet voor niets naar de buurlanden.

Er is natuurlijk niets mis mee als men in Afrika geld over heeft voor onze babyvoeding (een mooi teken dat het daar beter gaat) of zelfs onze uien. Of dat men in China meer over heeft voor de poten en snuiten van onze varkens dan de destructor alhier. Als ze milieutechnisch een beetje duurzaam zijn geproduceerd is ook het exporteren van hele varkens naar China prima, maar zelfs als dat 10% van onze productie is, is dat maar een heel klein deel van de Chinese consumptie. 

Kortom, de wereld voeden wij niet. En dat artikel in the National Geographic dan?  Die legden heel veel nadruk op de veredeling van zaden in de Nederlandse tuinbouw en de kennis in Wageningen en elders van landbouw. En op de technologie, zoals aardappelbewaring. De kop was dus vooral overdrachtelijk bedoeld. 

Moeten we met die rol van Nederland rekening houden als het gaat om de productie in Nederland? Misschien wel: het mag dan de verdienste zijn van de veredelaars en techniekontwikkelaars, maar die moeten hier in NW Europa wel boeren en grond hebben om innovatieve zaken te met boeren uit te ontwikkelen en de eerste vermeerdering. En ook zo interessant zijn dat jonge mensen voor deze bedrijfstak kiezen. Dat kan betekenen dat je sommige bodems beschermt en niet bestemt voor zonnevelden, woningbouw of data-centers. We hebben genoeg matige gronden die daar beter geschikt voor zijn. En waar je niet per se voedsel voor Afrika of China hoeft te telen, want Zimbabwe en Nigeria kunnen zichzelf voeden. 



zondag 10 januari 2021

Mest en Metropool in Frontiers

 

Twee jaar geleden schreven we binnen Wageningen UR een rapportje dat PPO publiceerde en waarin we gebieden in de wereld classificeerden naar aantal inwoners en aantal dieren. Dat levert je 4 kwadranten op en het is helder hoe Nederland scoort. We probeerden daarmee de discussie over het niveau waarop kringlopen gesloten zouden moeten worden wat te helpen. 

Co-auteur Daan Verstand heeft er nu voor gezorgd dat er ook een paper in een journal is verschenen: in Frontiers of Agricultural Science and Engineering. Hier is de link. 

zaterdag 9 januari 2021

De geketende boer

Terwijl wij het mooie weer gebruikten voor een rondje rond de roeibaan, zette BoerEnBusiness een nieuwe column van me online. Verplicht leesvoer twitterde iemand al, dus ik wil het je ook hier niet onthouden. Dit is de link

vrijdag 8 januari 2021

Ratten-economie

Een aardig verhaaltje in The Economist van afgelopen weekend, ware het niet dat het eigenlijk nogal triest is. Het gaat namelijk niet zo goed met de ratten-handel in Cambodja. Door Covid-19. Het zit nog wat ingewikkelder in elkaar dat je op het eerste gezicht wellicht denkt, en daarmee toch ook weer een fraaie illustratie van hoe de economie werkt in een maatschappij waar men geleerd heeft zo ongeveer alles te eten wat los en vast zit.

De pandemie heeft minstens een half miljoen mensen werkeloos gemaakt (op een beroepsbevolking van 9 mln), en die mensen zijn teruggekeerd naar het platteland. Daarbij zijn de rijstprijzen vrij laag (of dat door vraaguitval komt is niet duidelijk), en arbeidslonen door verruimd aanbod van arbeiders met een derde gekelderd. En dus wordt er meer ingezet op het vangen van ratten in de rijstvelden. Is ook goed voor verminderde gewasschade. Een kg veldrat leverde $ 1,48 op en 15 kg (130 ratten) vangen is op een gunstige dag een mogelijkheid. Maar ook die prijzen zijn met een derde gedaald. Ook handelaren verdienen er minder aan. Naast hoger aanbod is ook de vraag een probleem. Ze worden verhandeld met Vietnam waar het een delicatesse is. Maar de grens is dicht dus moet er gesmokkeld of omgekocht worden. Hogere transactiekosten. En in Cambodja is er het beeld dat de vraag in Vietnam is afgenomen omdat ratten gevoelig zijn voor corona-virussen. The Economist interviewde enkele kopers in Saigon die claimen dat ze heel goed het verschil kunnen maken tussen veldratten en de meer verdachte rioolratten. 

woensdag 6 januari 2021

Ambachtsheerlijkheden op Walcheren

Eind vorig jaar stuurde het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen zijn Archief 2020-I naar de leden. Het bevat een zeer interessant artikel van de hand van Peter Hendrikx: Edelen, ambacht en erfrecht op Walcheren in de eerste helft van de veertiende eeuw.

Hieronder een korte samenvatting die ik maakte: 

In de driestandensamenleving van de Middeleeuwen was het de taak van de adel om de publieke functies van verdediging en rechtspraak uit te oefenen. Deze vechtersbazen hadden het geweldsmonopolie en was in veel gebieden de eerste bestuurslaag, alhoewel er ook streken waren die de graaf als leenman van de koning direct bestuurde. Er waren veel verschillen, onder andere in erfrecht, maar een mooi inkijkje levert de situatie op Walcheren, die voor het jaar 1322 is gereconstrueerd.

Er waren op het eiland rond 1100 vijf uitgestrekte katholieke parochies met een parochiekerk: twee in Middelburg, en verder een in Westkapelle, Oostkapelle en West-Souburg. In de eeuwen erna werden veel nieuwe parochies gesticht, rond 1330 waren er 36. Zo waren van de moederparochie Westkapelle afgesplitst: Ser Poppekerke, Boudewijnskerke, St. Janskerke, Meliskerke, Werendijke en Zoutelande. De 36 ambachten, die nu vierschaarambachten worden genoemd, hielden die parochiegrenzen aan, met dien verstande dat de steden (Middelburg, Veere, Westkapelle, Domburg en Vlissingen) en de parochie Vrouwenpolder daar dan weer niet onder vielen. Daar gold stadsrecht.  Die 36 vierschaarambachten werden bestuurd door een college van schepenen onder leiding van een erfelijke ambachtsheer (ook wel ambachtsschout genoemd, een tikje verwarrend omdat de heer zich vaak door een schout liet vertegenwoordigen).

Omdat volgens Zeeuws recht het (vierschaar)ambacht erfelijk was in de mannelijke lijn, en alle zonen een gelijke portie ontvingen, raakten de 36 vierschaarambachten opgedeeld in maar liefst 344 ambachten (ook wel ambachtsportie), de ambachtsheerlijkheden. Een ambachtsheer kon meerdere ambachten hebben, maar het omgekeerde kwam vaker voor: er waren 362 ambachtsbezitters (waaronder enkele vrouwen, en kerkelijke instanties in Middelburg en Rijnsburg, Zuid-Holland). Zo lieten heren wellicht kleine ambachten onverdeeld om statusverlies te voorkomen en als een erfgenaam geen zonen had, was het slim de boedel onverdeeld te laten zodat bij overlijden het ambacht niet terugging naar de graaf. Walcheren was geen uitzondering. In heel Zeeland waren er zo’n 1300 ambachten.

De ambachtsheren waren tot in de 14e eeuw dus allemaal van adel: ridders of knapen. Die in de stad overigens gewoon als burger werden behandeld. Het ridderschap had zich rond 1300 al ontwikkeld van een militaire functie naar een erfelijke (geboorte)stand.

Bepaalde rechten waren alleen aan de ambachtsheren toegekend, zoals het houden van zwanen en duiven. Aanvankelijk was dat aan de statuur van adeldom verbonden, later aan het ambacht dat van een bepaalde omvang moest zijn.

Naast rechtspraak waren de ambachtsheren ook belast met belastinginning. De grafelijke bede werd door hen direct aan de graaf afgedragen (vandaar dat de situatie aan de hand van zijn boekhouding kon worden gereconstrueerd). Die werd geheven van de grondeigenaren per ha (of beter: per gemet), maar de afdrachten aan de graaf waren ‘bi den brede’, dat wil zeggen over de hele oppervlakte die belastingplichtig was, of ‘steenschietens’, waarbij over soms wel een kwart of een derde niet afgedragen hoefde te worden en ‘het vrije’ voor de ambachtsheer was. Ook het ‘heervaartgeld’ werd door de ambachtsheer geïnd. Dat was een afkoopsom per oppervlakte cultuurgrond per dag voor het leveren van militairen, zodat de graaf met huurlingen ten strijde kon trekken.

Een ambachtsheerlijkheid was dus een bron van inkomen, en had een waarde. Als een ambacht aan de graaf terugviel door gebrek aan een mannelijke erfgenaam of door confiscatie (na een oorlog met Vlaanderen of zo) dan benoemde de graaf een nieuwe ambachtsheer en liet zich daar voor betalen. Sommige grondeigenaren kochten de ambachtsheerlijkheid van hun grondbezit. En werd het recht verhandelbaar en zouden in de 15e eeuw grotere ambachtsheerlijkheden de kleinere opkopen. De eis dat de heer uit de adelstand kwam ook te vervallen. En omdat de Vlaams-Hollandse oorlog ten einde was, werd de positie van de graaf (en dus het centrale gezag) wel wat sterker, maar de keuren van 1328 suggereren dat de positie van de edelen vrij sterk was. Zo mochten ze in de vierschaarambachten voortaan zelf de schepenen aanstellen.

maandag 4 januari 2021

Maandag Mythedag: Goedkoop voedsel verzet zich tegen milieubeleid

In de discussies over landbouwbeleid passeren heel wat claims en gedachtenkronkels die het als lobby-argument misschien wel doen, maar vanuit de economische wetenschap toch bedenkelijk zijn, zo niet onwaar. Ik noem ze meestal maar mythes, naar aanleiding van een artikel in ESB van 2009 van de hand van Gerrit Meester waarin er enkele zijn verzameld (en die ik hier opnieuw ten tonele zal voeren). Mijn voornemen voor deze blog in het nieuwe jaar: elke maandag een mythe (suggestes welkom). Ik denk dat je na verloop van tijd wel een boekje kunt vullen. Om te beginnen: 

Zolang er in Nederland mensen naar de voedselbank moeten, moet je voedsel niet duurder maken door agro-milieubeleid. 

Deze stelling refereert aan de vijfde doelstelling van het Europees landbouwbeleid: Het GLB is er ook om "redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren". Waarbij dit de officiële vertaling is met het Vlaamse 'verbruikers', in de Engelse tekst staat consumenten, en zo wordt het ook vaak geciteerd. Het doel wordt overigens nog wel eens vergeten, vooral als er gelobbyed moet worden tegen goedkopere importen in bv. handelsovereenkomsten met Canada. 

Het doel is begin jaren 60 in het GLB opgenomen om een rem te zetten op al te grote bescherming van boeren via kunstmatig hoge prijzen. Daar had de socialist Mansholt alle reden toe: Europa was toen veel minder rijk, en een groot deel van het inkomen ging toen in het huishoudboekje op aan voedsel, en het sociale stelsel was nog niet ver ontwikkeld. Dat aandeel is inmiddels teruggelopen tot 10 a 15%, met uitzondering van een paar zeer arme regio's in Europa. 

Bovendien is het aandeel van de boer in die winkelprijs steeds kleiner. Dat aandeel verschilt sterk tussen onbewerkte groenten als tomaat (waar de kosten van vervoer, verpakking, reclame en het winkelschap wel meevallen) en bewerkte producten als frites, kaas of pizza. Maar in vermoedelijk alle gevallen is het aandeel van de primaire productie gedaald omdat daar grote productiviteitsstijgingen zijn gerealiseerd. Om nog maar van het geringe aandeel van de boerenprijs in de buitenshuis-maaltijden te zwijgen.

Kortom een verhoging van de consumentenprijs met bv 3% (zoals Farmers' Defence Force wil), of een vleestax (zoals anderen voorstellen op basis van true cost berekeningen) of een normaal btw percentage (hoog niveau dus), is allemaal best mogelijk. 

En de voedselbank dan? De mensen die daar komen (en anderen) hebben een inkomensprobleem, dat je niet oplost door het voedsel 10% goedkoper te maken. Daar moet je inkomensbeleid voor voeren: een hoger minimumloon, een hogere zorgtoeslag of een basisinkomen. Bij maatregelen als een hogere btw kun je die groepen dan ook gericht compenseren. Het landbouw- of landbouwmilieubeleid zijn geen efficiënt beleidsinstrument voor een inkomensprobleem van consumenten.

De 5e doelstelling van het GLB kunnen we nu dus nog steeds interpreteren als een nuttige check dat het landbouwbeleid economisch rationeel blijft, maar het is geen argument om maatregelen af te wijzen die de duurzaamheid van de productie verbeteren. Zo worden de discussies weer wat simpeler.