Waar Crouwel in feite oproept terug te keren naar de oude Ruimtelijke Ordening met een centraal plan, is Oosterhuis realistischer en gaat er vanuit dat de toekomst is aan decentralisatie. Wensen en situaties zijn lokaal gebonden, vaak is het maatwerk en dat gaat van bovenaf niet lukken.
Oosterhuis vindt de bedrijventerreinen eigenlijke een goede ontwikkeling. Lijnbebouwing is niet tegen te houden: wie een weg aanlegt, creeert toegang. Pas zei iemand me dat in feite de NS met zijn mogelijkheden voor haltes op bestaand spoor de RO zo niet dicteert, dan toch beinvloedt. Bedrijventerreinen langs de weg helpen bedrijven te communiceren met elkaar. En beter daar, zo stelt Oosterhuis, dan als een schil rond een stad of dorp, waar ze snel weer in de weg zitten. Hij wijst er ook op dat veel bedrijven op die terreinen verplaatsingen zijn van oude terreinen die nu voor woningbouw in aanmerking komen (denk aan de oude havens) en dat ook succesvolle bedrijven meer ruimte benutten als vroeger - net als huishoudingen.
Zo ontstaat er een concurrentie tussen landbouwers / landschapsdeskundigen aan de ene kant en stedenbouwers / architecten aan de andere kant. Kunstige gebouwen of veenweiden langs de vangrail?
Ik ben het met veel van Oosterhuis' observaties eens, maar dat hij het Westland ten voorbeeld stelt met zijn 'aantrekkelijk gemengd gebruik van kassen, loodsen, arbeiderswoningen, terpvilla's, tuincentra, struisvogelboerderijen, restgebieden met een paar schapen, sportvelden, maneges, restaurants en recreatiehuisjes' stelt me niet gerust. Teveel een boeren Los Angelos.
op de eigen foto klassieke landscaping langs de waterwegen (in dit geval de Rotte)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten