Boeren (en andere ondernemers) hebben ten alle tijde twee mogelijkheden: doorgaan of stoppen. Economen rekenen van beide de financiele opbrengst uit en komen dan tot een advies om de stoppen als de verkoopwaarde (in jargon: de liquidatiewaarde) hoger is dat de huidige waarde van de toekomstige opbrengsten (inclusief stoppen over een jaar of 10 jaar). Het vaststellen van die indirecte opbrengstwaarde is nog niet zo simpel, want een euro nu is meer waard dan een euro over 5 jaar (en dus moet je disconteren) en de toekomstige inkomensstroom is onzeker (dus moet je corrigeren voor dat risico).
uit het Antropologisch Museum in Mexico City |
Ook die aspecten leveren nut op, en als je het over nut hebt zijn alle sociale wetenschappers van economen tot sociologen het wel eens. Maar nut is een erg algemeen, begrip dat je niet kunt meten. Het is ook bijna tautologisch: mensen doen dingen die ze nut oplevert en anders doen ze ze niet (volgens een beroemde macro-econoom leiden ze ook aan "animal spirits" maar dat terzijde). En dus hebben economen de neiging om dat nut maar te meten in financiele waarden. Wat in de praktijk weer niet zo makkelijk is - zo kleven in veel landen aan het agrarisch ondernemerschap tal van fiscale voordelen en grond kan ook een interessante belegging zijn.
Optie
In deze discussie wijzen economen (waaronder ikzelf) ook nog wel eens op de reele optietheorie. Die stelt dat bij onzekere beslissingen en zeker beslissingen die je niet terug kunt draaien, het aantrekkelijk kan zijn om even uit te stellen. Dat recht op uitstel is geld waard, net als de optie om een huis te mogen (maar niet moeten) kopen, geld waard is. Een boer zal dus wat langer doorboeren dan het moment waarop zijn toekomstige opbrengsten onder de liquidatiewaarde valt, als die toekomstige stroom van opbrengsten onzeker is en hij niet makkelijk de beslissing om te stoppen kan terugdraaien.
Het probleem van die theorie is dat hij lastig te testen is. Een team van Berlijnse onderzoekers heeft daar nu een interessant experiment voor uitgevoerd, door boeren het laboratorium in te halen en realistische spelletjes te spelen.
De uitkomst bevestigt de hypothese: de boeren stellen onherroepelijke (niet-terug-te-draaien) beslissingen over een desinvestering uit, zelfs als de directe opbrengstwaarde hoger is dan de indirecte. Dat is niet typisch voor boeren. Sandri et al vonden in 2010 al dat dit ook geldt voor gewone ondernemers (en voor studenten). Boeren zijn dus helemaal niet zo bijzonder.
Wat niet wil zeggen dat boeren en andere ondernemers al die ingewikkelde wiskundige berekeningen doen, maar blijkbaar hebben ze gedragsregels die tot deze uitkomst leiden. Vermoedelijk hebben ze ook een aantal van psychologische heuristieken (zoals die over sunk-costs) die ze ook dwars zitten, want de reele optietheorie verklaart niet het volledige gedrag: de boeren in het experiment gingen nog langer door dan ook de reele optietheorie verklaart / voorschrijft.
De discussie in de sociale wetenschappen kan dus gewoon worden voortgezet, maar op een hoger niveau.
Oliver Musshof, Martin Odening, Christian Schade, Syster Chistin Maart-Noelck and Serena Sandri: Inertia in disinvestment decisions: experimental evidence. In ERAE 40(3) 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten