Er zijn nogal verschillende opvattingen over de positie van de boer in markt en keten. Zelfstandig ondernemer, slaaf van de keten of plattelandsheld ? Mijn column in Food&Agribusiness van gisteren.
weblog over de toekomst van de Nederlandse landbouw en het platteland. Gemotiveerd vanuit het werk als econoom, de nevenfuncties als bestuurder en de woonomgeving van de moderator, maar als persoonlijke stellingname geheel buiten de verantwoordelijkheid van mijn werkgevers - zoals het hoort bij een weblog.
Dat kon, omdat veel Polen in het Zuiden van Duitsland nog een Duits paspoort hadden, een overblijfsel van de grenscorrecties na de Tweede Wereldoorlog toen Polen naar het Westen schoof. Het was de toen 19 jarige Karolina Swoboda die daar gebruik van maakte en kwam werken in een verpakkingsbedrijf in Nederland. Zij attendeerde haar directeur Frank van Gool op deze mogelijkheid om op grotere schaal de arbeidsmigratie te organiseren. Ze zetten Otto Workforce op, waren ook nog een tijdje getrouwd, verkochten het bedrijf aan een Japanse multinational in arbeidsbemiddeling en zijn er nog CEO.
Inmiddels is het veruit het grootste uitzendbureau van arbeidsmigranten in Europa, met 50 kantoren o.a. in Duitsland, Polen, Bulgarije en Oekraïne.
Denemarken besloot afgelopen weken om de koe bij de horens te vatten als het om klimaat gaat: er komt een ETS in de veehouderij en veel meer bos. Op Foodlog is er een mooie discussie. Mijn bijdrage hieronder, maar zie aldaar.
Goed dat de redactie deze ontwikkeling in de discussie gooit. Het Deense besluit is om tal van reden belangrijk.
De analyse die de redactie geeft lijkt me wel te kloppen, met de kanttekening dat ik maar een beperkt effect verwacht van een hogere melkprijs uit deze alleingang. De wereldmarktprijs gaat er niet door veranderen dus het effect moet komen van het feit dat Arla het minst renderende deel van de afzet er uitsnijdt, van het feit dat ze nog meer hun best doen in de hoge segmenten van toegevoegde waarde te zitten en dat ze met de rust in huis nog wat overnames elders doen en de marge daarop naar hun eigen melkveehouders sluizen (het Suikerunie/Aviko model). Maar ook dat effect is beperkt, bij mijn weten maakt Arla alle boeren in alle landen lid van de coöperatie.
Er is ongetwijfeld een Deense impact assessment geweest van dit beleidsvoorstel. Als iemand een link heeft naar een Engelstalige versie, zou dat interessant zijn voor de cijfers.
Een reden waarom dit interessant is, is de vraag of de EU deze kant op moet. De Strategische Dialoog is er niet uitgekomen. Het theorieboekje van de economen zegt van wel. Beprijzen helpt en met de grote basisvrijstelling en het terugploegen van de heffingsopbrengsten uit een niet al te hoge heffing naar subsidies is het een boervriendelijke variant. Iemand met goede ingang in Brussel vertelde me dat Von der Leyen best zo''n voorstel had willen zien, de EU is wel een ETS-fan.
Toen ik om mijn mening werd gevraagd heb ik niet al te enthousiast reclame gemaakt om twee redenen: als je bij meerdere duurzaamheidsdoelen (ook biodiversiteit, dierwelzijn, water) streeft naar doelsturing met een KPI systeem (Benchmark systeem ) dan weet ik niet of het handig is er 1 uit te lichten die je via ETS doet. Ook gezien de ervaring dat industrie stuurt op CO2/kg melk en dat leidt snel tot intensivering, zeker als je de uitstoot via veevoer (aankopen) en veenweideproblematiek niet meeneemt. Wat dat betreft mooi dat Denemarken het aandurft en een mooi experiment wordt voor de rest van de EU. Ook al kunnen ze in een alleingang nog niet van het CBAM mechanisme aan de buitengrens van de EU gebruik maken.
Tja, en dan is er de vraag waarom daar wel en hier niet. Deels misschien van die verschillende doelen in plaats van klimaat centraal en de rest van de milieudoelen daar mee mee laten lopen.
Maar er is ook nog een culturele factor die ik niet hard kan maken en dus een hypothese noem. Namelijk dat de cultuur in de Deense maatschappij en boerenstand egalitairder en coöperatiever is. Denemarken is veel meer dan Nederland een door en door coöperatieve samenleving. Waarin je baan, ook als boer, niet heilig is. Een bedrijf kan makkelijk over de kop of reorganiseren, de samenleving staat garant dat je inkomen doorgaat en je naar ander werk wordt geholpen. Tegen die achtergrond weten Deense boeren en in ieder geval boerenleiders dat de democratie op nette wijze de randvoorwaarden bepaald en dat je je daarbij neer te leggen hebt via een goede deal. Nederland is individualistischer. Hier lijkt momenteel de eerste zorg van coöperaties: hoe houden we een zo groot mogelijk deel van de melkplas naar onze fabriek, veel minder lijkt het te gaan over een strategie om nu koeien uit de markt te halen om het mestprobleem te verminderen en daarmee wat meer boeren in de benen t e houden. Of over een goede lange-termijn-strategie voor de sector.
Het egaliraire in de Deense samenleving uit zich ook in het erf- en belastingrecht. Toen we daar in de jaren 80 naar keken op het toenmalige LEI kende Denemarken geen fiscale Bedrijfsovernameregeling of Landbouwvrijstelling. Erfenissen van boerderijen werden niet anders belast dan die van een effectenportefeuille of een huis. En boeren hebben dus geen vangnet van een beleggingsmodel dat voor het pensioen zorgt. Jonge boeren gaan dan ook niet in maatschap maar kopen op jonge leeftijd een dure boerderij ergens in het land (en hebben dus niet de traditie dat er al 5 voorgeslachten op die plek boeren) want dan heb je langere tijd om af te lossen. Dat staat dichter bij het Nieuw-Zeelandse model van return on investment dan het Nederlandse gezinsbedrijf. Voor en achter waren meer gescheiden, ook al door de toendertijd grotere participatie van echtgenotes in de arbeidsmarkt. Of dit nog zo is zou nodig eens uitgezocht moeten worden, mooi onderwerp voor een masterthesis van een student (je kunt me mailen). Het is maar een hypothese, maar opvallend is wel dat in de vorige eeuw het Nederlandse melkveebedrijf niet zoveel kleiner was dan het Deense, Nu is het Deense al twee keer zo groot (230 versus 110 koeien).
Ik vermoed dat André hieronder gelijk heeft met zijn voorspellingen. Maar je kunt de situatie ook schetsen als dat we op een tweesprong staan in de melkveehouderij. Willen we veel boeren of efficiënt geproduceerde klimaatvriendelijke melk? Interessant dat de Kamercommissie LNV afgelopen zomer zich in Zwitserland ging oriënteren, niet in Denemarken. Een lobbyist voor de zuivel zou zich daar zorgen over kunnen maken. Maar misschien kan het wel naast elkaar, die ontwikkelingsmodellen. In ieder geval in de visie van de Rabo. Maar beleid wordt er dan niet makkelijker op.
De verkiezing van Donald Trump maakt wat los. In de NRC las ik een interessante analyse (8 november\0 van Maarten Schinkel die uitlegde dat we op weg zijn naar neocorporatisme. Trump is transactioneel en weet de grote ondernemingen aan zich te binden. Bestaande bedrijven die het lastig hebben vanwege nieuwe technologie of buitenlandse concurrentie moeten met tariefmuren beschermd. En de arbeiders bindt je dan niet alleen door traditionele waarden te beloven en de komst van nieuwkomers op de arbeidsmarkt te verhinderen, maar ook volgens vice president J.D. Vance, over te gaan tot collectieve arbeidscontracten (voor de VS best een linkse oplossing).
Een andere opinieschrijver suggereerde al eerder dat we niet moeten wanhopen over de democratie, na de gilded age is het ook goed gekomen. Minstens zo boeiend was een artikel in The Economist, nog voor de verkiezingsdag ("the anti-politics eating the west, 2 november 2024). In dat essay analyseerden de auteurs data uit 50 landen van 1960 tot nu. In 274 gevallen is er indertijd gemeten in welke mate men warme gevoelens had bij de eigen partij en bij de tegenpartij. Als je die tegen elkaar uitzet dan zie je een dramatische daling in de waardering voor de andere partij. Steeds meer laat men zijn stem bepalen door het inzicht op wie men niet wil stemmen, met wie het men echt niet eens is. Polarisatie dus die aantrekkelijk is voor politici om uit te buiten door de andere partij zwart te maken. Maar die samenwerking aan nationale projecten niet ten goede komt.
En hoe dat komt? Hier hebben de auteurs gezocht naar mogelijke verklarende variabelen, zoals militaire dreiging (leidt tot meer saamhorigheid). De auteurs vinden die correlatie ook terug. Net als samenhang met als het idee leeft dat de politiek zorgt voor een economie met financiële en sociale voordelen voor het individu waar iedereen in kan delen, ongeacht de partij of coalitie. Als kiezers denken dat de toekomst er rooskleurig uit ziet en de overheid effectief is, is er ook minder aanleiding voor polarisatie en kun je ook makkelijker leven met een regering van de tegenpartij.Deze 3 verklarende variabelen leiden met de afname van het vertrouwen in de tegenpartij ofwel toenemende polarisatie en daarmee afname in het vertrouwen in de politiek tot een fascinerende historische ontwikkeling met 1990, 2008 en 2016 als omslagpunten. De afname van vertrouwen in de andere partij (toename polarisatie) rond 1990 hangt sterk samen met de val van het communisme en het einde van de koude oorlog. Daarvoor hoefde de kiezer zich niet meer achter de leider of de overheid te verenigen. Die druk viel weg, interne tegenstellingen kregen de ruimte. Het tweede omslagpunt valt samen met de financiële crisis van 2007/2008 waarin banken moesten worden gered en de economie stagneerde. De overheid werd gezien als incompetent in het zorgen voor een economie die werkt en voordelen voor een ieder biedt.
Her derde omslagpunt naar nog meer polarisatie, rond 2016, stelt de auteurs voor meer uitdagingen. Mogelijk ligt de verklaring in de opkomst van de sociale media, het bekritiseren van de elite en die te zien als niet meer effectief en het feit dat politici en hun supporters die media inzetten als megafoon om die gevoelens te versterken. "Compromise requires debate. Yet the media, whose business drives on conflict, rumour,caricatures and conspiracies gleefully orhestrates a shouting match".
De Nobelprijs economie ging dit jaar naar Daron Acemoglu, Simon Johnson (beide MIT) en James Robinson (Chicago). Institutioneel economen die onderzoek doen naar de vraag wat de rol is van instituties in ontwikkeling. Bekend voorbeeld: Noord- en Zuid Korea waren voor de scheiding op de 49e breedtegraad een uniform land, en nu is de een een puinhoop, de ander welvarend. Goed overheidsbeleid doet er toe.
Dat is een inzicht waar al eerder nobelprijzen voor werden toegekend. Maar de vraag bleef of het niet zo is dat welvaart lijkt tot democratie en goede instituties, of is het toch zo dat goede instituties de welvaart brengen. De winnaars vonden slimme methoden om te bewijzen dat het laatste het geval is. Je kunt onderscheid maken tussen inclusive en extractive instituties. In koloniën met relatief veel bevolking was het voor de kolonisator aantrekkelijk die bevolking tot slaaf te maken en aan het werk te zetten in de mijnbouw of plantages om er aan te verdienen. Met als gevolg ook hoge sterftecijfers. In relatief lege gebieden was er eerder een ontginningsmodel (Amerika, Canada, Australië) waar bevolking werd aangetrokken en een deel van de welvaart kreeg die via privaat bezit en vrije markten werd gealloceerd. Er lijken me uitzonderingen (samenhangend met de slavenhandel, zoals Suriname en Zuiden van de VS), maar a la. En sommige critici van de theorie wijzen op feit dat de Europeanen naar lege gebieden ook kennis en handelscontacten meebrachten. Het zijn m.i. ook typisch volksverhuizingen over dezelfde breedtegraad met dezelfde landbouwtechnologie. Over de lengtegraad is lastiger.
De winnaars stelden ook dat landen konden blijven steken in de extractieve instituties waarin een kleine elite zich verrijkte met behulp van de laag beloonde arbeid of slaagemaakten. Er kon wel met revolutie worden gedreigd (hoewel soms ook moeilijk) Maar als de rijken een andere verdeling toezegden, was dat niet zondermeer geloofwaardig. Er was immers geen (democratiesche) controle of hun toezegging of gedrag. Elk moment konden ze daar weer mee stoppen. Alleen als een revolutie die checks en balances introduceerd, verandert de situatie en neemt de voortdurende onrust af. Dat was volgens de onderzoekers precies wat er in West-Europa gebeurde, m.n. in de vroege 19e eeuw.
Bron: The Economist 19.10.2024 Nations fail, academics succeed.
The Economist van 16 oktober stond stil bij het 40 jarig jubileum van de spreadsheet software Excel. Maar ze waren bij Microsoft helemaal niet de eerste De eerste was VisiCalc (visible calculator), dat in 1979 ontwikkeld werd door een student van Harvard Business School, Dan Bricklin. En al snel waren er concurrenten op de markt. Ik herinner me SuperCalc en Symphony.
Die laatste zag ik op de Efficiency Beurs in de RAI ergen begin jaren 80 en ik stelde voor die in te voeren voor de prognoses van inkomens, die op grote vellen papier werden gemaakt. Het werd een succes, maar kostte wel moeite, je komt zaken tegen waar je niet aangedacht had. Zoals het feit dat de chef die de berekeningen en aannames daarin controleerde, met rekenmachine in de hand, liever papier had. Niet vanwege zijn leeftijd, maar dan kon hij zien waar er veel gegumd was - een teken van onzekerheid van de onderzoeker, en mogelijk naar het resultaat toerekenen om de vierkantscontroles kloppend te krijgen. Dat zag je niet in een spreadsheet-print.
Enfin daarna nam Lotus1-2-3 de markt over waarna in 1985 Excel op de markt kwam. Het was sneller omdat het bij nieuwe invoer niet alle cellen herberekende, maar alleen degene die van de nieuwe invoer afhankelijk waren. En het had een goede grafische interface. En zal natuurlijk al snel in de Microsoft suite die integreert met de tekstverwerker (wordprocessor zeiden we toen).
Nu zijn er inmiddels wereldkampioenschappen Excel (waar anders dan in Las Vegas) en krijgen de aloude software-programmeurs in talen als Fortran en Cobol soms gelijk: het is makkelijk fouten maken als je spreadsheets gebruikt voor databasebeheer of te ingewikkelde zaken. Er zijn door de jaren heen de nodige (financiele) missers geweest die aan spreadsheets werden geweten. En inmiddels is spreadsheet-management ook in een kwaad daglicht komen te staan. Desalniettemin is de bijdrage van de spreadsheet aan de nationale welvaart groot geweest en zal nog wel even doorgaan.