dinsdag 24 maart 2020

'k Gaen ik 'n stikje schrieve

Nu we toch in het Zeeuwse familiearchief grasduinen: de beroemdste schrijver/ster uit Meliskerke (Walcheren) is ongetwijfeld Franca Treur. Maar daarvoor hadden we Jan Vader. Die werd eind 19e eeuw geboren uit het liefdeshuwelijk van een boerendochter en wagenmaker. Hij werd door zijn grootouders opgevoed maar kwam later toch in de wagenmakerij in Oostkapelle terecht, en in dat kader heb ik zijn naam wel eens opgevangen. Op latere leeftijd schreef hij romans die geen succes hadden. Maar zijn stukjes over het leven in zijn jeugd des te meer. Niet alleen voor De Wete, het blad van de Heemkundige kring. Meertens (van het Bureau zogezegd) kwam bij hem over de vloer. Hij overleed in 1966.
Later (waarom worden boekjes vaak niet van een fatsoenlijke datum voorzien?) kreeg de Heemkundige Kring Walcheren een aantal schriften met ongepubliceerd werk in handen en maakte er een boekje van met bovenstaande titel. Erg leuk om te lezen, althans voor wie het Zeeuws enigszins machtig is (ik sluit niet uit dat je met Vlaams ook nog een eind komt).

In het stukje Een verre reis dat verhaalt over iemand uit Walcheren die in 1860 voor 2 weken naar Breda ging, blijkt hoe geïsoleerd het eiland toen was en hoe de eilanden zo over elkaar dachten. Zuid-Beveland werd het Goese land genoemd en de bewoners Goese mekkers. Omgekeerd stelden ze in Zuid-Beveland terecht vast dat Walcheren wel het einde van de wereld was: 'achter dat land is er gin land'. Schouwen-Duiveland noemde Walcheren 't land van d'ooge boamen". Noord-Beveland en Tholen deden helemaal niet mee. Het land van de overkant van "den Ont" (zoals de Westerschelde nog werd genoemd) stond bekend als 't land van de Poepen en Walen. Noord=Brabant was eveneens 't Poepeland en Nederland boven de rivieren was "de bovenlanden". De rest van de wereld was 'butenland', of het nu om Westfalen of Japan ging.

Geen opmerkingen: