Pagina's

vrijdag 30 april 2010

Deltavereniging i.o.

Het bezoek van de Majesteit en Markiezin van Veere aan Zeeland op deze verregende Koninginnedag lijkt me een prima aanleiding om een ieder die warme gevoelens koestert bij de enige echte Europese delta, te wijzen op een nieuw initiatief: De Deltavereniging i.o.

De Zuidwestelijke delta is het groenblauwe hart in een hoefijzer van steden (Brugge, Gent, Antwerpen, Brabantse steden, Drechtsteden, Rotterdam), dat komende jaren grote veranderingen ondergaat in kader van tal van ontwikkelingen, waaronder voorbereidingen op de klimaatverandering. De essentie en historie van de delta, die veelal schuil gaat achter de deltawerken, zou daarbij een belangrijke inspiratiebron kunnen zijn voor een succesvolle toekomstige ontwikkeling. Zodat het karakter van het gebied behouden blijft in de aanpassing aan de eisen van de tijd. En vinexisering met terechte lokale tegenstand voorkomen wordt.

Dat zou althans zo ongeveer mijn beeld zijn bij de missie van de Deltavereniging. Aan die missie wordt nog gewerkt. Wie zijn betrokkenheid bij de ZW Delta wil inzetten, en mee wil op zoek naar de essentie van de Delta, meldt zich aan bij de groep op LinkedIn.

Green growth in de praktijk.

Na de huidige midlife crisis van de 5e industriele (ICT) golf komt er ruimte voor groene groei. Green Growth zoals de OECD dat noemt. Waarin, zo is mijn taxatie, ICT gebruikt gaat worden om problemen met duurzaamheid op te lossen. Met nieuwe arrangementen en partners.
In onze bijeenkomst gisteren (zie ook de blog van gisteren) kwamen aan tafel een paar mooie voorbeelden naar boven van wat er al gaande is. Neem het duurzamere Ben&Jerry's ijs dat de Postcodeloterij aan winnende postcodegebieden aanbiedt. Is vooral een reclameactie, maar ook een marketing van duurzaamheid, met nieuwe spelers (Postcodeloterij in plaats van de overheid) en arrangementen. Iets dergelijks wordt nu ook voor bloemen opgezet. Een logistieke uitdaging van jewelste (je moet wat klaar hebben staan als de notaris trekt) die alleen met up to date ICT mogelijk is.
Chipcards worden ingezet om nieuwe generaties consumenten in de bloemenwinkels te krijgen in de hoop op herhalingsaankopen. Blijkbaar aantrekkelijk genoeg voor grotere innovatieve spelers, die dan toch ook het collectieve belang (waar dat nog georganiseerd is) weten mee te koppelen.
Resteert de vraag of we genoeg aandacht besteden aan het ontwikkelen en communiceren van dit soort innovatieve business modellen. Die zijn voor duurzaame ontwikkeling misschien wel net zo belangrijk als een minder verontreinigend bestrijdingsmiddel. In ieder geval moet er veel meer met ICT in de keten en richting klant worden gedaan, zo concludeerden we.

donderdag 29 april 2010

Op excursie in de paprika.

Vanmiddag vergaderden we in Harmelen, op locatie bij een mooi paprika-bedrijf. Interessant om weer eens even in zo'n bedrijf rond te lopen. Een innovatieve business die er heel anders uit zien dan bij de start net na de Tweede Wereldoorlog. De huidige eigenaar vertelde dat zijn vader toen nog moeite had de komkommers af te zetten: hij teelde net als in zijn geboortedorp Loosduinen groene komkommers - een product voor de Engelse markt. Amsterdam en Utrecht wilden daar niet aan, die werden als onrijp gezien, vergeleken met de toen nog populaire gele komkommer. Blijkbaar hadden we toen nog volop regionaal koopgedrag.
Ik begreep ook dat er specialisatie is tussen paprika's op de grootste bedrijven en dat komkommers wat meer op kleinere bedrijven met meer gezinsarbeid worden geteeld omdat de teelt daarvan minder planbaar is, en die wel eens ineens in het weekend geplukt moeten worden.
Om in Harmelen te komen moet je door Vleuten of langs de Leidsche Rijn. Leek me wat lastig bereikbaar maar goed water en vakantiekrachten uit de Vinexwijk maken weer wat goed. Verder werd me duidelijk dat je dit soort bedrijven eigenlijk niet meer op dezelfde plek kunt vernieuwen: dan mis je snel een half jaar of een jaar omzet, je kunt beter verkopen aan bv. een bloementeler en nieuw bouwen.
Tuinbouw is ook projectontwikkeling geworden en in het kader van belangenbehartiging en institutionele innovatie filosofeerden we verder waarom dat ook niet met projectontwikkelaars op oude haventerreinen zou kunnen. Een boeiende middag die met een gezellig diner werd besloten.

woensdag 28 april 2010

competing gesprek

't Geprek van vandaag vond plaats in het gelijknamige restaurant in Wageningen (dat bij mijn weten geen relaties heeft met de gelijknamige TV zender) en ging over competing claims. Niet die tussen eten, praten en Deplhi-formulieren, maar over de competing claims in de echte wereld.
Voor economen altijd een lastig onderwerp want die weten al heel lang dat je je geld maar 1 keer kunt uitgeven (op de amerikaanse huizenbezitters en de Grieken na, maar op de lange termijn moet het toch geen twee keer zijn). Dus wat maakt het feit dat je grond voor food, feed, flowers, fuel en nog wat F's kunt gebruiken nu zo bijzonder? Het gaat vanzelf naar de meest biedende. Dat die biedprijs bepaald wordt door een schaarste op een hoger niveau / elders in de wereld is ook niet bijzonder.
Ik denk dat het bijzondere meestal zit in political economy waarbij de ene partij beter in de onderhandelingen is vertegenwoordigd dan de ander, macht (en kennis is ook macht) een grote rol speelt en er equity problemen ontstaan: voor sommige partijen is de uitkomst onevenredig unfair (wat ook geen erg economisch begrip is, zo realiseer ik me). Enfin, dat moet maar verder worden geproblematiseerd.
Ik leerde dat het begrip in Wageningen gespreksonderwerp is geworden vanuit de multifunctionele landbouw waarin functies worden gecombineerd als oplossing omdat ze in feite sterk concurreren (competing).

dinsdag 27 april 2010

Chatham House Rule

Vandaag vergaderde ik in het oude Haagse Raadhuis, vlak bij het LEI (normaal kijk ik op de tuin uit) met een interessant internationaal gezelschap over het issue Schaarste en Transitie.
Een conferentie onder de Chatham House Rule. Een handige regel voor bijeenkomsten achter gesloten deuren van werkplaatsen, ateliers, keukentafelgesprekken en andere communities of practice.: je spreekt af dat de informatie die je krijgt wel gebruikt mag worden, maar dat je niet de naam van de informant of de plek waar je het gehoord hebt, noch de namen van andere aanwezigen, onthult.
Dat maakt het mogelijk dat iedereen vrij is om op persoonlijke titel, off the record, te praten, om zorgen te delen, zonder zich zorgen te maken over achterban problemen en officiele standpunten. Je kunt (anoniem) worden geciteerd, maar niet worden ontslagen.
In 1927 in Londen uitgevonden bij het Britse Clingendael om nuttige diplomatieke roddel mogelijk te maken, zoals iemand me uitlegde. Daar houden we het dus voor vandaag maar bij.

maandag 26 april 2010

Link naar Ziezo.biz

En een keer raden waar mijn vaste column op Ziezo.biz deze keer over gaat.

zondag 25 april 2010

Link naar AgD

Het Agrarisch Dagblad publiceerde donderdag op zijn website en daarna in de krant een opiniebijdrage van Henk van Latesteijn en mij die een ingekorte versie is van het Essay in het FD. Hier de link naar het AgD.

natuurrampen en economische organisatie

Interessante boekbespreking in de NRC van dit weekend. Historicus Bas van Bavel publiceerde Manors and Markets - Economy and Society in the Low Countries 500 - 1600. Er blijkt een debat te zijn in welke mate natuurrampen zorgen voor forse veranderingen in de economische organisatie. Zo zien Engelse historici de Middeleeuwse pestepidemie als oorzak van de veranderde verhouding tussen landadel en boeren (daar waren er na de zwarte dood een stuk minder van) met als gevolg de opkomst van pacht en markten. Ook de horigheid vond de dood.
Maar op het Contintent, in Nederland, Vlaanderen en Frankrijk veranderde dit systeem al eerder, terwijl er geen schaarste aan arbeid was, maar de bevolkingsaantallen juist zeer hoog.
Zo is ook de uitbarsting van de IJslandse vulkaan Laki in 1783 niet de oorzaak van de Franse Revolutie. Maar mogelijk wel een tipping point, die de druppel in de volle emmer van slechte situatie op het platteland was, zo stelt de recensie (gelukkig beweerde ik vrijdag in Goes nog hetzelfde).
De phytophtera-uitbraak in de 19e eeuw is ook een mooi voorbeeld: alleen in Ierland en Vlaanderen leidde het tot hongersnood op het platteland, dat was uitgebuit door de Engelse resp. de stedelijke elite in Vlaanderen. Elders was de ziekte niet minder maar de veerkracht groter.
Leerzaam is de Vlaamse case: een landbouw zeer goed geintegreerd in internationale markten, met graanmarkten in Antwerpen en Gent in de buurt. En boeren sterk gespecialiseerd in die markten. En toch ging het fout. Blijkbaar ontbrak het aan een tegenwicht in de publieke sfeer (sociale verzekeringen) waardoor een groot risico niet kon worden opgevangen en de steden het plattteland lieten verkommeren.

Dirk Vlasbloem: Plagen en revoluties, in NRC 24.4.2010

watergolf

De eerste BBQ van het seizoen zit er op, met voortreffelijk weer. We troffen elkaar op uitnodiging van een agroindustrieel bedrijf dat voedselresten upcyclet in Best. Daar heeft de zandwinning een hartvormig meer opgeleverd dat nu voor recreatie wordt ingezet.
Populair bij bedrijfsuitjes, samenwerkingstrainingen en vrijgezellenfeestjes, zo kreeg ik de indruk.
Is het recreatieterrein zelf al een voorbeeld van multifunctioneel grondgebruik in de tijd, dat geldt nog sterker voor een nieuwe variant van de golfsport die ik er ontdekte: naast boerengolf is er nu ook watergolf - vanaf de kant met drijfende golfballen. Grondschaarste leidt tot innovatie.
En files ook want Eindhoven heeft een voortreffelijke randweg ontworpen die doorgaand snelwegverkeer scheidt van bestemmingsverkeer.
(Op de foto overigens de Oder)

zaterdag 24 april 2010

Voorjaar in Zeeland

Het mooie voorjaarsweer was gisteren ideaal voor een tochtje naar Goes. Heen door het Brabantse deel van de Zuidwestelijke Delta, terug via de eilanden. De (fruit)bomen staan in bloei, net als de bollenvelden. Nu ook in mooi roze, rood en paars bij Heerle, tussen Wouw en Bergen op Zoom.
Doel van mijn reisje was een discussiebijeenkomst in de Werkplaats voor de ZW Delta in het oude stadhuis van Goes. Ik mocht er een inleiding houden met scenario's voor 2050 in de landbouw. De discussie leverde ook mij een aantal nuttige inzichten op.
Zoals het feit dat we makkelijk uitgaan van functie volgt peil of functie volgt veiligheid: eerst de grote infrastructuur, dan de invulling. Bij benadering is dat vermoedelijk best een goede regel die kosten en baten van de diverse opties benadert, maar ze kan ook tot gemakzucht leiden die ten koste gaat van de innovatie (in bv. de landbouw) en de robuustheid van het gehele systeem (inclusief de ketenpartijen).
Een andere is dat de landbouw vaak een kortere horizon heeft dan de grote infrastructuur: veel investeringen zijn na 30 jaar wel afgeschreven, grote infra gaat langer mee. Landbouwgrond verandert met zijn lage waarde vaker van gebruik dan dure bouwgrond in het centrum van de stad.
Dat alles kan bijdragen aan het gevoel van de olifant en de porceleinkast. Het is dus nuttig, zo betoogde ik, lange termijn scenario's wat gedegener met elkaar te onderzoeken en de micro-macro dilemma's te modelleren; enerzijds moet er gezamenlijk geinvesteerd worden in arrangementen als zoet water voorziening of fritesfabrieken of regio-branding of streekproducten-merken en anderzijds is er concurrentie om grond en om zoet water. Als mensen hun eigen belangen in dat spel niet goed begrijpen of voor een ander gaan denken wordt het snel suboptimaal of veel werk voor de rechterlijke macht.
Met deze inzichten togen we weer huiswaarts. Langs de bollenvelden van Flakkee, een onbedoeld maar mooi gevolg van de Deltawerken en de komst van zoet water. De regeninstallaties stonden dan ook al weer volop te draaien, want zoals een teler me vertelde: het is alweer droog dus de bollen en de spruitenplanten moeten wel water. Gezien de stand van de rivieren in het voorjaar lijkt me dat voorlopig ook nog wel gegarandeerd, zeker als we geen 40 liter zoet water gebruiken om 1 liter zout bij de Brienenoordbrug vandaan te houden (zoals ik pas ergens las). Maar daar moet Delft maar aan rekenen.

donderdag 22 april 2010

zin en onzin van GDP

In het blad The Broker schetst de Braziliaanse hoogleraar Da Veiga de historie van het nadenken over de indicator GDP als maat voor de kwaliteit van leven. Dat in het kader van het Stiglitz rapport dat daar voor Sarkozy over nagedacht heeft.
Mooi overzicht met als conclusie dat GDP weinig zegt over huishoudinkomen (het is een productiemaatstaf) en dat er daarnaast zoiets is als Quality of Life, die om meerdere andere indicatoren vraagt. En duurzaamheid of sustainable income is weer heel wat anders.
Enfin, dat GDP een indicator is met gebreken leerde ik al van mijn eerste economieleraar op de middelbare school. Hij raadde aan dat arbeiders zouden scheiden, maar wel bleven samenwonen en aan het eind van de week hun loonzakje (dat had je toen nog) zouden afdragen. Ofwel maak van de echtgenote een huishoudster en het GDP verdubbelt. Sprak de feministische medestudentes ook altijd erg aan.

Jose Eli da Veiga: How to measure well being - cutting to the core In The Broker  issue 19 April 2010

woensdag 21 april 2010

park supermarkt

Als reactie op het FD Essay (zie foto en blog van zondag), kreeg ik van een collega een link naar een mooi YouTube fimpje. Park Supermarkt is een ontwerp van architecten voor metropolitane landbouw. Mooi filmpje met een geweldige intro op muziek van -vermoed ik- Satie.
Het zet tot denken aan: of we ooit rijist in de Alblasserwaard zullen telen. En wat er logisch is aan het feit of je een landschap moet inrichten als een supermarkt. Lijkt me net zo logisch als het inrichten van een textielfabriek (spinnen, kleuren, weven) op de wijze waarop C&A zijn afdelingen met kinderkleding en herenkostuums inricht. Toch maar even kijken.

dinsdag 20 april 2010

Midlife crisis van de 5e Kondratieff

We leven in de midlife crisis van de 5e industriele revolutie, zo betoogde ik al eens in een paper in het boek waarvan hiernaast de cover is afgebeeld. Op basis van een boek van Carlota Perez.
Zij heeft onlangs in Den Haag bij een bijeenkomst van de AWT een lezing gegeven over de gevolgen die zij uit haar theorie en de huidige crisis trekt voor innovatie en de financiering ervan. Het paper staat nu online bij AWT en beveel ik van harte aan. 
Zelfs al moet ik nog zien of haar suggestie van een breakdown van de wereldhandel door hogere energiekosten op korte termijn waarheid wordt. Arbeid in China of India is namelijk wel heel erg goedkoop. Ik zie het eerder instorten door geopolitiek (niet te hopen) - of door de fall out van een vulkaan.
Enfin, we gaan het er vrijdagmiddag in Goes maar eens over hebben in relatie tot de Zuidwestelijke delta: de ICT in de landbouw komt er aan en waarom ook niet rond water op perceels- en plantniveau? In 1950 werden velen nog in beslag genomen door de fokkerij van het Belgische trekpaard, maar de toekomst was aan de trekker en de combine....

maandag 19 april 2010

Structural Change in Berlijn

De trein richitng Schiphol (Airport) bracht me in een ruim half uur naar het EAAE Seminar in Berlijn, afgelopen donderdagochtend. Dat kan als je opstapt in Eberswalde, een stadje in het noordoosten van Duitsland. Elke ochtend om kwart voor acht stopt daar de internationale trein uit Stettin, op weg naar Schiphol. En zonder vertekende uitspraak wordt elke minuut in Duits en Engels omgeroepen dat er 5 minuten vertraging is. Wel zo handig als je een dagje op het plateau van Barnim, bij Moglin, hebt gewandeld en daarna weer aan het werk wil.


De vice-president van de universiteit opende het seminar met een verwijzing naar datzelfde Moglin. De uni bestaat 200 jaar en de eerste grote Duitse landbouweconoom Albrecht Thaer, die in Moglin een proefbedrijf met summer school had, hoorde bij de eerste hoogleraren. Een van de Von Humboldts hervormde later het univeristeitsmodel dat wereldwijd werd doorgevoerd, hetgeen hem ook de naamgever van deze universiteit maakt. De universiteit kende dus de nodige structurele veranderingen. maar is van veranderingen in en na de jaren dertig nooit in zijn oude glorie hersteld. zoals de vice-presiendent vaststelde.

De eerste presentatie op het seminar was van Christopher Weiss die inging op beleidsevaluatie en een pleidooi hield om niet alleen te kijken naar verschillen tussen groepen die onder een overheidsprogramma vallen en zij die dat niet doen. Minstens zo interessant zijn de verschillen in effecten binnen de groep die onder het beleid valt (het pakt niet voor iedereen gelijk uit en intersant is ook de groep die net wel of niet met een vrijwillig programma mee doet) en de effecten op de groep die niet onder het programma valt maar er wel effecten van ondervindt, bv.via de markt-effecten (in de grondmarkt).

Structural change
Overigens is er de vraag wat 'structural change' is. Velen denken aan veranderingen in de strucuur van bv. de landbouw. Als het aantal bedrijven daalt, zeggen we dat de structuur verandert. We leggen dan de nadruk op structuur van de bedrijfstak. Maar als het vrij normaal is als het aantal bedrijven daalt, is er dan echt structurele verandering? Als de markt voor wijn toeneemt omdat de bevolking groeit, is er dan een structurele marktverandering? Of is die er pas als consumenten om wat voor reden dan ook en masse overstappen op bier? Dan begint structurele verandering te lijken op de definitie van nieuws: nieuws is pas nieuws als er wat onverwachst gebeurt, de oude patronen niet meer doorlopen. Structurele verandering is pas structurele verandering de situatie die je beschrijft voor de verandering een ander verhaal oplevert dan na de veandering. In absolute of relatieve termen.

In zijn key note sloot Thomas Heckelei aan bij het gangbare begrip van structurele verandering: de daling van het aantal bedrijven en het steeds groter worden van de resterende bedrijven. Hij gaf een mooi overzicht van tal van typen modellen en typeerde de in de mode komende Agent Based Modelling als 'exiting'. Alfons Balmann promoveerde er al in 1997 op en gaf met anderen een paper. In markten, zo werd gesteld, is prijsdifferentiatie nodig om het systeem efficient te maken: denk aan vliegtickets - je krijgt de kist efficient vol als je niet iedereen dezelfde prijs vraagt. Ze keken naar prijsdifferentiatie op de grondmarkt, die helpt aan schaalvergroting.
En de Zwitsers bouwen SWISSland, een toepassing van agent based modelling op bedrijfsdata. Met alleen de locale grondmarkt als interactie tussen de agenten. Dat werd wat mager gevonden, dan kun je ook wel traditioneel simuleren, zo werd in de discussie gesteld.

Er waren trouwens meer papers over de grondmarkt, een essentiele markt als het om structuur gaat. Een studie uit West-Duitsland leidde tot het inzicht dat naarmate de regio heterogener is, er meer mogelijkheden voor groei voor de groten zijn. En het is de exit-rate die de groei van grotere bedrijven bepaald als de heterogeniteit laag is. In werkelijkheid lijkt er op veel plaatsen een verdwijnende middenklasse te zijn. Ook grote bedrijven houden er soms wel mee op, maar worden dan vaak in zijn geheel door een nieuwe eigenaar voortgezet, zodat niet zozeer het bedrijf als wel de eigenaar verdwijnt.

Beleid
Interessant is natuurlijk de vraag of het beleid invloed heeft op de concentratie. Een studie over Frankrijk concludeerde dat het structuurbeleid (incl. quota) en de 2e pijler van het GLB (met name LFA en agro-milieubetalingen) de relatieve concentratie bevorderen, d.w.z. de ongelijkheid doen toenemen. Waarom bleef wat onduidelijk. Een studie over drie deelstaten in het oosten van Duitsland constateerde dat modulatie vanuit werkgelegenheidsoogpunt geen voordelen heeft. En dat door de decoupling maar liefst 15% van de banen in de landbouw verloren is gegaan. Dat is niet best voor de leefbaarheid van het platteland (zie foto).
Tot slot was er nog een mooi overzicht van innovatie-literatuur in een paper over de adoptie van melkrobots: er staan er intussen 6000 in NW Europa, maar er is opvallend weinig onderzoek gedaan naar wie er waarom eentje koopt.
Maar toen was het seminar al aardig leeg gestroomd, mensen op weg naar treinen die niet-vliegende vliegtuigen moesten vervangen. We leven under the vulcano.

zondag 18 april 2010

Het FD Essay

Wie niet zelf het Financieel Dagblad leest, moet dat morgen maar even op zijn werk doen: Henk van Latesteijn en ik schreven het Essay van dit weekend, waarin we betogen dat de agro sector moet blijven innoveren, dat de overheid daaraan moet blijven bijdragen, dat we de experimenten zeker niet als de doodstrijd van een onduurzaamcluster moeten zien en dat we Nederland internationaal moeten positioneren als het Agrolab.NL

zaterdag 17 april 2010

De economie van de Zuiderzee

Dat de Noordzee moeilijk te bezeilen is, wist ik. Maar het gold ook voor de Zuiderzee. Het is altijd raadselachtig geweest dat er zoveel steden aan de rand van dit meer tot bloei konden komen ondanks de moeilijke toegankelijkheid, zo leer ik uit een boekbespreking in de NRC van een week geleden van Roelof van Gelder. Buitenlanders verbaasden zich over de gevaren van deze binnenzee en over het vakmanschap waarmee de Hollanders hier tussen ondiepten hun weg konden vinden.
Oorzaak: de gunstige economische ligging. De stadjes en steden lagen op een kruising van waterwegen, tussen Holland en Friesland, via de Waddenzee naar de Oostzee, via de IJssel en de Amstel met het Duitse en Hollandse achterland. Lang ging het goed met diepere vaargeulen en ondiepe schepen. Tot de verzandingen toesloegen (misschien door erosie bij de kap van de Duitse wouden - kjp?). Amsterdam moest scheepskamelen inzetten om niet te lang voor pampus te liggen.
Zo zie je maar weer: als de economische krachten sterk zijn zet het aan tot innovatie en vakmanschap.

De recensie ging over een mooi en duur cartografisch boek: Erik Walsmit et al: Spiegel van de Zuiderzee. Op de foto het stadhuis van Medemblik uit 1940

Pisany-Ferry over China

Jean Pisani-Ferry, de directeur van de Brusselse denktank Bruegel, liet zich 8 april in de NRC interviewen over de relatie EU-China. Een aantal citaten is zeer de moeite waard in het kader van het denken over geopolitieke verhoudingen. Aangezien dat in het denken over schaarste en transitie een rol speelt, leg ik ze maar even vast:

Amerika en China zijn beide traditionele machten: sterke staten die streven naar hegemonie. Europa is een postmoderne macht. Voor ons betekent global governance dat je overlegt, afspraken maakt, macht deelt. Dit zit in onze genen. Wij herkennen de ambities van de VS en China niet. Willen dat spel ook niet spelen als zij. Ook economisch zijn China en Amerika communicerende vaten. China spaart, Amerika spendeert. China exporteert, Amerika importeert. Hun verhoudingen moeten worden rechtgetrokken. De vraag is: moet China meer spenderen of Amerika meer sparen. De EU staat aan de kant, omdat import en export redelijk in balans zijn.

Binnen Europa zie je enorme verschillen en voeren Frankrijk en Duitsland dezelfde discussie als China en Amerika.

De G20 strookt met de Europese hang naar multilaterale politieke afstemming. Tegelijkertijd is de G20 een paradijs voor grote staten. Europa zou daar met 1 man moeten zitten om invloed te hebben. Dat lukt niet.

Je kunt internationaal alleen meespelen als je als blok optreedt. Zolang er economisch muren om Europa stonden, in de jaren 60 en 70, en we intern integreerden, werden we paradoxaal genoeg meer als blok gezien als nu. Nu zijn die economische buitengrenzen weggevallen door de globalisering. Dus hebben we meer politieke integratie nodig om onze aparte identiteit te behouden. Nu erodeert ons economische en politieke gewicht en worden we steeds minder als blok gezien. Op handelsterrein spreekt Europa met 1 stem. Dat dwingt respect af. Maar op buitenlandse politiek of energiebeleid niet.

Regeringen zijn ten onrechte bang dat meer Europa impopulair is bij burgers. Uit peilingen blijkt dat burgers pragmatisch zijn en begrijpen dat sommige dingen internationaal geregeld moeten worden.

China is onzeker en niet erg actief. China heeft legioenen ambtenaren maar weinigen zijn getraind om het multilaterale spel te spelen. Ze spreken hun talen slecht, zijn bang voor gezichtsverlies en wachten altijd op instructies van hogere niveaus.

Caroline de Gruyter: Europa herkent machtsambities VS en China niet. in NRC 8.4.2010

vrijdag 16 april 2010

wat is nu eigenlijk duurzaamheid?

Wat nu precies duurzame ontwikkeling betekent, zowel in theorie als in de praktijk, is een kwellende vraag, want het ruime appel eraan heeft nou niet bepaald geleid tot coherente interpretaties. Het is algemeen geaccepteerd dat duurzame ontwikkeling het bij elkaar brengen is van sociale, economische en ecologische aspecten in planning, gekoppeld aan de toepassing van voorzichtigheid. Het gaat ook om eerlijke verdeling over mensen en tussen generaties. Maar over de gedetailleerde principes die nodig zijn om dit toe te passen bestaat veel onenigheid.
Aldus Matthew Cashmore in zijn bijdrage aan het boek dat ik hier afgelopen dagen besprak. Na een analyse die op bovenstaande inleiding concludeert hij: The difficulties associated with producing an authoritative operational definition of sustainable development represent a significant barrier to making sustainability more than just a rhetorical vision of almost universal appeal. The most intractable problem in defining sustainability principles is that they involve fundamental moral and political choices, and are, therefore, context dependent.
Toch ziet Cashmore kans vier categorien resultaten  te definieren van duurzame ontwikkeling: Learning outcomes, Governance outcomes, Attitudinal and value changes, and Developmental outcomes.

Vier soorten definities
Ook Peter Hardi (die gezien de titel van zijn paper vermoedelijk meer met The Beatles heeft dan met de Rolling Stones) verkent het begrip duurzame ontwikkeling, in wat mij betreft de meest leerzame bijdrage aan het boek is. "Unfortunately, there are several hundreds of different definitions and interpretations of sustainalble development worldwide". Hij clustert ze in vier groepen:
  •  Duurzame ontwikkeling als een zaak van levensstijl of consumptie. Dit gaat terug op de Brundtland definitie (development that meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs) uit 1987. Dat vertaalt zich in een politiek proces om levensstijlen te veranderen  en een wetenschappelijk proces om de grenzen aan de groei van eindige hulpbronnen te begrijpen. Politiek gaat het dus om moral obligations en equity. Wetenschappelijk gaat het in de economie over welfare economics, in de natuurwetenschappen over systeemtheorie en thermodynamica. Volgens de ecologische interpretatie is duurzaamheid de veerkracht van het systeem: kan het zijn dynamische capaciteit behouden om op veranderingen te reageren en zich aan te passen. Het debat in deze groep van definities is al snel ideologisch, zo stelt Hardi vast.
  • Duurzame ontwikkeling als een ontwikkelingsproces in de vorm van een transitie, het liefst op weg naar een speifiek gedefinieerd doel. Het gaat om multi-scale, multi-domain en multi-temporal transitions that include social, economic and technological transitions. De nadruk ligt dus op ontwikkeling in duurzame ontwikkeling.
  • Duurzame ontwikkeling als een economisch concept, gerelateerd aan het in stand houden van kapitaal. Waarbij het om natuurlijk, menselijk en sociaal kapitaal gaat. Hardi doet dat niet maar ik zou hier eerst gewezen hebben op het feit dat het afwezig zijn /  afwezig maken van negatieve externe effecten (met een ruime systeem definitie) de eerste lakmoesproef is. Wat bij juiste prijsstelling ook instandhouding van het kapitaal betekent. Hardi wijst er op dat het waarderen van kaptiaal lang lastig is geweest. En dat de economische interpretatie van duurzame ontwikkeling heeft geleid tot een nieuwe definitie van welvaart: inclusive wealth. Inclusive op twee manieren: inclusief alles wat er toe doet in economische ontwikkeling dus ook waardeveranderingen van kaptiaalvoorraden (in constante prijzen), en inclusive het belang van toekomstige generaties.
  • Duurzame ontwikkeling in de context van ontwikkelingsprogramma's. Dan doet veelal ook de korte termijn er erg toe, om de grootste nood te lenigen, en komt men tot operationele definities als "effectiviteit van institutionele ontwikkeling" (Worldbank) en "develop sustainable communities in which people wish to live and can prosper".
Een paper dat ik eigenlijk eerder had willen lezen, wat altijd een goede test is of het zijn tijd en geld waard is.

Matthew Cashmore: The contribution of environmental assessment to sustainable development - toward a richer conceptual understanding
Peter Hardi: The long and winding road of sustainable development evaluation.
Beide in: Clive George en Colin Kirkpatrick: Impact assessment and sustainble development, Edgar Elgar, 2007

donderdag 15 april 2010

Lijstje: cross cutting aspects of sustainable development

Zeven aspecten die het evalueren van duurzame ontwikkeling zo lastig maken:
  1. -inter generational effects: hoe sterk hechten we aan effecten op zeer lange termijn, hoe voorzien we ze?
  2. (de-) coupling: is welvaartsgroei mogelijk zonder negatieve effecten op het natuurlijk kapitaal?
  3. adaptability: in welke mate kunnen systemen zich aanpassen aan externe invloeden?
  4. (Ir-)reversibility: in welke mate zijn ontwikkelingen terug te draaien: als je nu inpoldert, kun je dan over 100 jaar weer ontpolderen en omgekeerd?
  5. distributional effects: hoe pakt een maatregel uit op allerlei groepen mensen, ook ver weg
  6. global dimension: wereldwijde effecten, hoe krijg je ze in beeld, hoe ruil je ze af.
  7. spatial scale: wat is de omvang van de effecten op verschillende schaalniveaus.
Althans volgens M. van Herwijnen en W. de Ridder In Clive George and Colin Kirkpatrick: Impact assessment and sustainable development, Edgar Elgar, 2007

lijstje: beleidsprocessen

Een lijstje beleidsprocessen, in volgorde van doorkomst:
  1. recognition of a problem
  2. investigating the nature of a problem and identifying conflicting assumptions with respect to the problem situation
  3. identification of possible solutions to allieavate, mitigate or resolve the problem
  4. analysis of policy proposals (ex ante)
  5. selection of a policy option
  6. implementation of the selected policy option
  7. evaluation of the selected and implemented policy option (ex post)
  8. discontinuation of poorly performing or unnecessary policy options
Voor een beschrijving, zie tabel 10.1 in: Marjan van Herwijnen en Wouter de Ridder: The selection of suitable tools for sustainability impact assessment. In Clive George and Colin Kirkpatrick: Impact assessment and sustainable development, Edgar Elgar, 2007

woensdag 14 april 2010

CGE

CGE modellen zijn Computable General Equilibrium, ofwel Uitrekenbare Algemene Evenwichtsmodellen.  Ze worden veel gebruikt om handelsbeleid en andere economische beleidsinterventies door te rekeken. Je kunt dan bijvoorbeeld zien wat het effect is van het instellen van een hoge bioenergieprijs: boeren gaan het meer telen, grond wordt duurder, de winst wordt besteed aan tractoren en als winst uitbetaald en in de kledingwinkel gespendeerd, er worden minder aardappelen geteeld, die worden duurder, er wordt meer vlees geimporteerd en bos gekapt etc. Allemaal uit te rekenen met een CGE, als je de goede data er in stopt.
Serban Scrieciu vraagt zich af wat je met die modellen kunt in het kader van impact analyses van duurzame ontwikkeling. Een zeer nuttige vraag, die allereerst leidt tot het weer eens op een rijtje zetten van voor- en nadelen van CGE's. Een van de nadelen is dat ze relatief weinig aandacht besteden aan heterogeniteit (je kunt maar een beperkt aantal typen gewassen, typen consumenten, bedrijftypen in zo'n model kwijt). Daarmee doen ze ook weinig aan innovatie die vaak uit niches komt.
En dan is er natuurlijk het probleem van het kwantificeren van duurzame ontwikkeling. Bij biodiversiteit en landschap is dat lastig. Maar moeten we het wel proberen want je kunt je geld maar een keer uitgeven, of aan de blauwvinvis of aan de Amazone.
Conclusie van de auteur: However at the very least, the use of other techniques should be considered in conjunction or in parallel with CGE modelling tools, and the latter should not be seen as holding supremacy over other assessment methods, particularly when informing policy decision makers on the potential sustainability impacts.
Lijkt me een berekende en algemeen evenwichtige conclusie.

Serban Scrieciu: How useful are computable general equilibrium models for sustainable impact assessment?  In Clive George and Colin Kirkpatrick: Impact assessment and sustainable development, Edgar Elgar, 2007

dinsdag 13 april 2010

regionale governance

Wie nog een definitie zoekt voor goed regionaal bestuur in het kader van duurzame ontwikkeling heeft misschien wat aan de volgende:
'Good regional governance' is the durable implementation of social institutions including all stakeholders of a pre-given territory in a common decision-making process to assure rational decisions for those opportunities that are [a] optimizing common goal-attainment; [b] minimizing negative side-effects; [c] perfectly reflecting all stakeholder interests and [d] implementable in the most effective and efficient way.
Alleen al deze beschrijving geeft aan dat het niet makkelijk is.

Uit: Wolfgang Meyer and Sebastian Elbe: Evaluation of regional network governance: capacity building for steering sustainable development in:In Clive George and Colin Kirkpatrick: Impact assessment and sustainable development, Edgar Elgar, 2007

maandag 12 april 2010

Ria en Rio


De ideeen over het managen van duurzame ontwikkeling gaan terug op een conferentie in Rio de Janeiro, de VN Top over de Aarde, in 1992. In het boek over RIA (zie de blog van gisteren) beschrijft Martin Janicke dat het Rio model niet zozeer een machts-aanpak is, maar een vrijwillig proces van innovatie en leren in beleid op basis van een kennis-intensieve strategie. En dat dit komt omdat de conferentie werd gedomineerd door kleine landen als Nederland, Zweden en Denemarken, en niet de VS.
Hij beschrijft ook dat er een nadeel aan deze aanpak zit. Het is allemaal wel erg vrijwillig en gaat vaak fout in een succesvolle invoering omdat de institutionele krachten te weinig aandacht krijgen. De belangrijkste uitdaging blijft dan om met machtige (powerful) weerstand om te gaan.
Grappig, want dat constateerden we in het transitieonderzoek in Wageningen als ook in een NWO Energieprogramma ook al eens.

De auteur concludeert ook nog dat er een behoorlijk hoge (positieve) samenhang is tussen heldere, strenge milieuwetgeving en concurrentiekracht. Zodat het wel meevalt met een race to the bottom. En hij geeft een mooi figuurtje voor de beleidscyclus. Een van de betere papers dus in dit boek

Martin Janicke: Evaluation for Sustainable development: the Rio model of governance. In Clive George and Colin Kirkpatrick: Impact assessment and sustainable development, Edgar Elgar, 2007

Lijstje: Functies van RIA

Impact Assessment heeft vier functies:
  1. Analyse functie: er komt informatie beschikbaar om een beslissing gefundeerd te nemen
  2. Transparantie functie: het besluitvormingsproces wordt transparanter
  3. Participatie functie: door consultatie, ook om informatie te vergaren, wordt participate van stakeholders ondersteund.
  4. Integratie functie: diverse doelen van beleid kunnen beter worden geintegreerd en afgewogen.
Klaus Jacob, Julia Hertin and Axel Volkery: Considering environmental aspects in integrated impact assessment: lessons learned and challenges ahead. In Clive George and Colin Kirkpatrick: Impact assessment and sustainable development, Edgar Elgar, 2007

zondag 11 april 2010

impact assessment

Het is verstandig om beslissingen af te wegen op hun gevolgen. Bij de overheid hoort men dat ook te doen, en dat heet dan 'impact assessment'. De vraag is dan hoe je zo'n effect-beoordeling doet vanuit het oogpunt van duurzame ontwikkeling.
Ik las er net een boek van Clive George en Colin Kirkpatrick over: Impact Assessment and Sustainable Development (Edgar Elgar, 2007). Het is een verzameling papers waar de gerenomeerde uitgever 70 engelse ponden voor vraagt, en eerlijk gezegd vond ik ex-post het dat niet helemaal waard. Sommige papers komen overduidelijk uit een project en ontstijgen niveau van een interessant project rapport niet erg. Zo worden we getracteerd op gevalsbeschrijvingen uit Nederland, Belgie, Frankrijk, Slowakije en Slovenie, zonder heel veel verantwoording waarom nu juist die landen interessant zijn.
Dat neemt niet weg dat er ook heel waardevol materiaal in het boek staat en ik er een paar inzichten aan over gehouden heb. Komende dagen lees je welke.

RIA
Om te beginnen een definitie van het doel van Regulatory Impact Assessment: 'to explain tge objectives of the regulatory proposal, the risks to be addressed and the options for delivering the objectives, In doing so it should make transparent the expected costs and benefits of the options for the differnt bodies involved, and how compliance with regulatory options would be secured and enforced". Het draagt daarmee bij aan de outcome en aan het process.
Er zijn een paar algemene principes:
  • het vraagt om vaardigheden bij de overheid
  • er moeten goede consultatieprocessen worden opgezet, ook om informatie van betrokkenen buiten de overheid te verkrijgen
  • het moet een expliciete doelstelling van goed overheidsbeleid zijn om RIA toe te passen, anders verzandt het. In de EU is dat overigens het geval.
Gebaseerd op Clive George and Colin Kirkpatrick: Impact assessment and sustainable development - an introduction in: Clive George and Colin Kirkpatrick: Impact assessment and sustainable development, Edgar Elgar, 2007

zaterdag 10 april 2010

CAP logs

De hervorming van het landbouwbeleid blijft aanzetten tot discussie. Zo is er nu ook vanuit de milieuhoek een website / weblog: CAP2020; ongetwijfeld met een wat minder liberale insteek dan degene die hiernaast al in een lijstje links staan.
Op CAPReform zwengelt de (mij) bekende Franse liberale landbouweconoom (ja die zijn er) Jean Christophe Bureau de discussie aan over de relatie tussen inkomenssteun en grondprijzen. Dit naar aanleiding van de recente Scenar2020 studie, die inschat dat de grondprijzen zo'n 30% hoger liggen dan in een geliberaliseerde situatie. De kritiek is dat dit in het model gestopt zou zijn en dat het effect minder is: er zijn weinig prijsverschillen tussen grond met en zonder steun en in vrijwel alle landen betalen boeren niet meer dan 2 a 3 keer de waarde van het recht. Maar eerder signaleerde de minstens zo bekende Vlaamse landbouweconoom Jo Swinnen wel effecten op grondprijzen, tot meer dan 60% in Zweden en Finland en bovenal op pachtprijzen.

vrijdag 9 april 2010

Geen geld op zijn Zwitsers

Wie een stukje van mijn hand wil lezen, klickt hier voor een column op Ziezo.biz over de verbouwing van het Zwitserse landbouwbeleid.

woensdag 7 april 2010

eat skippy

Less meat or less carbon (zie de blog eerder deze week) vraagt om innovatie. In Australie breekt het inzicht door dat je moet switchen naar kangeroevlees, zo meldt de NRC vanavond. Die hebben een heel andere spijsvertering en stoten geen methaan en nauwelijks andere gassen uit. Ze zijn ook anderszin minder milieu- en natuurvervuilend, o.a. qua waterverbruik en vertrappen van de natuur. Er kunnen er nog wel een paar miljoen bij, zeker als je de koeien in droogtegevoelige gebieden (dat lijkt me bijna het hele land) er uit gooit. Sommigen zien nog wel een dierwelzijnsprobleempje omdat ze moeten worden bejaagd, je kunt ze niet in een feedlot houden. Kortom: kies voor kangeroebiefstuk.

dinsdag 6 april 2010

het beste gaat de grens over

Het zijn vaak de beste product-kwaliteiten die geexporteerd worden. De mooiste bloemen krijgen het predicaat Exportkwaliteit. Dat lijkt misschien wel logisch: als bloemen of groenten onderweg in kwaliteit teruglopen (bederven), dan krijgt iedereen van Bleiswijk tot Berlijn dezelfde kwaliteit op tafel.
Het kan ook zijn dat de koopkracht in Muchen hoger is dan in Monster, en dat om die reden de beste kwaliteit de grens over gaat. Toch zijn dat maar matige verklaringen. Neem nu de uien-export. Ik weet niet of het nog zo is, maar vroeger sorteerden we die thuis in de klassen 1 en 2, die gingen voor export als ze van de keurmeester dat stempel kregen. En dan had je klasse 2 NL - voor de Nederlandse markt.
Economen noemen dat shipping the good apples out, ofwel het Alchian-Allen effect, dat de verklaring in de transportkosten zoekt. Het is evenduur een matige kg uien als een perfecte kg uien naar Munchen te verschepen. Dat betekent dat de prijsverhoudingen in de exportmarkt anders zijn dan bij de producent: als een goede kg uien hier bv. 2 keer zo veel kost dan een matige kg, is dat in Munchen bv. nog maar 1,5 keer zoveel. Waarmee er meer vraag is naar goede partijen en de matige zich als te duur uit de markt prijzen.

Vlees
In een paper in de ERAE halen enkele collega-economen dit effect van stal om zich te buigen over de export van vlees uit Zuid-Amerika naar Europa. Er wordt vooral  rundvlees van [zeer] goede kwaliteit geimporteerd, zoals je dus mag verwachten. Dat is des te meer logisch omdat 60% van het Europese aanbod bestaat uit bijproducten van de melkproductie, veelal dus niet de beste kwaliteiten. Maar deze situatie maakt het ook lastig voor zoogkoeienbedrijven en rundvleesproducenten om zich op kwaliteit te onderscheiden. En die bedrijven zitten nu net in de marginale gebieden van de EU, waar bebossing veelal het meest voor de hand liggende alternatief is.

Maria Priscilla Ramos, Jean-Christophe Bureau and Luca Salvatici: Trade composition effects of the EU tariff structure: beef imports from Mercosur in: ERAE 37-1, 2010

maandag 5 april 2010

Investeringsmodellen

Oost van de Elbe beginnen de Aziatische steppen, zo schijnt de Westduitse kanselier Konrad Adenauer ooit gezegd te hebben. Daar ging de suggestie vanuit dat het in het Oosten allemaal wat minder goed geregeld is.
In ieder geval klopt dat voor de kapitaalmarkt in de landbouw. In een paper in de laatste editie van de European Review of Agricultural Economics tonen enkele Duitse collega's met bedrijfsdata aan dat Oost-Duitse boeren duidelijk hogere transactiekosten in de kaptiaalmarkt hebben dan Wessies.
Het artikel is ook voor Nederlands beleid van groot belang. In hun model integreren de onderzoekers twee verschillende redenen waarom boeren minder investeren dan je uit hoofde van de winstgevendheid mag verwachten. De eerste is dat de kapitaalmarkt niet goed werkt: geldschieters hebben niet goed zicht op de rendementen van de boer in kwestie (een zgn. agency-probleem) en lenen gaat gepaard met meer transactiekosten dan interne financiering. Dit leidt tot minder beschikbare financieringsmiddelen dan optimaal, en tot een pikorde van financeringsbronnen (eerst uit de winst, dan pas van de bank).
De tweede is dat investeringen niet terug te draaien zijn. In een onzekere wereld betekent dit dat het zinvol kan zijn de investering een poosje uit te stellen tot de kosten en opbrengsten van de investering zekerder zijn. De optie om uit te stellen is geld waard, vandaar dat deze theorie de reele optietheorie wordt genoemd.
De auteurs tonen via het integreren van beide aspecten in 1 model aan dat beide effecten belangrijk zijn, en concluderen dat als je het tweede vergeet, je te gemakkelijk suggereert dat de kapitaalmarkt en het banksysteem voor verbetering vatbaar zijn. En dat kan dan weer veel te snel leiden tot het idee dat de overheid moet ingrijpen via investeringssubsidies, belastingfaciliteiten etc. Terwijl het verstandiger (en goedkoper) is om ondernemers duidelijkheid te geven rond toekomstig beleid.
Ook in Nederland wordt er veel gepraat over een 'valley of death' waarbij boeren niet investeren in nieuwe, meer duurzame stallen. Een van de suggesties in die discussie is dat er een gebrek is aan risico-kapitaal. Maar het zou dus voor veehouders ook wel eens rationeel kunnen zijn om even te wachten en te zien of het inderdaad zo'n slimme investering is. En het risico op een inkrimping van de veestapel of duurdere mestafzet of andere technologievoorschriftten is geweken. Dat los je op met duidelijkheid te geven.

Silke Huttel, Oliver Musshoff and Martin Odening: Investment reluctance: irreversibility or imperfect capital markets in: ERAE 37(1) 2010

zondag 4 april 2010

Less meat or less carbon?

In februari hield de OECD een vergadering onder bovenstaande kop, alsof het een absolute trade off is, vlees of emissie van CO2. Tilburgs hoogleraar Food, Farming en Agribusiness  Siem Korver doet er in de nieuwste uitgave van het blad Cooperatie verslag van.
Hij citeert een berekening dat bij ongewijzigde trends (overigens een zeldzaamheid in de samenleving), in 2050 de veehouderij verantwoordelijk is voor 50% van de CO2 uitstoot (en dan hebben we methaan nog).
Eerder deze week zaten we er beroepshalve met een groepje mensen over te praten en toen doemde het horrorscenario op dat zo'n situatie waarin de veehouderij voor een zeer groot deel van de klimaatgassen verantwoordelijk is, tot verkeerde ingrepen leidt. Bijvoorbeeld command-and-control regels die technieken voorschrijven of consumptie verbieden omdat miljoenen boeren lastig met economische instrumenten als cap-and-trade in CO2 emissierechten te reguleren zijn. Maar waarmee innovatie niet bevorderd wordt.
En nog erger: het idee dat kip en varken efficienter zijn en minder klimaatgassen uitstoten (wat waar is wat betreft de vleesproductie) en dat er daardoor prikkels ontstaan om de graslanden om te ploegen. Dat laatste is nu juist niet slim want dan komen er veel gassen uit de bodem vrij. Omploegen van de pampa's kan tot veel erosie en uitstoot leiden. Kengetallen moet je dus goed berekenen, inclusief ontbossing en omploegen. Zeker als je ze gebruikt in de politiek of in handelsystemen.

Siem Korver: Less meat or less carbon. In Cooperatie maart 2010

zaterdag 3 april 2010

laborantje

Laborantje.nl is een blog van een student chemie die schrijft over slimmer werken in wetenschappelijke communities en laboratoria. Ik kreeg de link via Yammer van een collega die een workshop verrijkte publicaties had bijgewoond, en geef het maar even door omdat het er interessant uitziet.
Blijft de vraag waarom het op stille zaterdag erg druk was met lezers op deze blog.

vrijdag 2 april 2010

duurzaam paaslam

Wel voor diervriendelijk produceren zijn, en toch in de supermarkt de kiloknaller vlees inslaan, is voor sommigen het symbool van onduurzaam gedrag. Aangezien de Engelse supermarkten als redelijk duurzaam bekend zijn kon ik het niet nalaten de Daily Mail van 1 april (geen grap) even te scannen op de paasaanbiedingen van de Engelse supermarkten. Hypothese: er wordt misschien met paaseitjes gestunt, maar niet met vlees. Zie hier de oogst:

ASDA: Fine wines for less this Easter (3 flessen goede wijn voor 15 pond) als ook bier in de aanbieding. En pudding. In alle drie gevallen een aparte pagina vol. Maar ook een hele pagina met varkensrollade voor de halve prijs. En kabeljauw.
Sainsbury's: goede wijnen, type chablis, voor de halve prijs (5 a 6 pond) en vis (zalm en garnalen) voor de halve prijs
Marks & Spencer: Beef, Lamb and Pork (outside bred, dat wel) half price (een pagina grote advertentie met een smakelijke roast op de foto)
Waistrose: paginagroot Delia's Roast Chicken, hele kip, halve prijs.
Lidl: naast andere producten ook lamsbout, gehakt, zalm en een kg kip.
Tesco: fijne vleeswaren schotel in de aanbieding
CrownCarveries: Roast beef
Aldi: nauwelijks vlees, maar wel een three bird roast aanbiedinkje.

Conclusie: vrijwel elke Engelse supermarkt stunt deze recessie Paasdagen met vlees, Sainsbury's uitgezonderd. Hypothese ontkracht. Nader onderzoek zou zich kunnen richten op de trends in de tijd (neemt stunten met vlees af, gemeten in percentage vierkante cm aandacht in advertenties of de mate van korting) en een vergelijking tussen landen. Dan weten we of Engeland niet duurzamer is dan wij, of dat ook in een wat duurzamere markt er met vlees wordt gestunt. Studenten die nog een scriptieonderwerp zoeken, kopen dus een set kranten op.

donderdag 1 april 2010

uniforme winkelstraten

Op weg naar Londen las ik de Volkskrant in vernieuwd tabloid formaat. Mijn oog werd niet zo zeer getrokken door het verhaal dat de fairtradehandel (zie blog van gisteren) niet onder de recessie lijdt, noch over de bio-hamburgers van de amsterdamse Burgemeester snackbars ('Patatje Bionaise'), maar door een verhaal over uniforme winkelcentra.
De winkelcentra van steden zijn niet meer te onderscheiden, overal dezelfde ketens en weinig zelfstandige winkeliers meer. Ook in vergelijking met het buitenland.
Corio, uitbater van winkelcentra, trekt aan de bel en geeft de Nederlandse wetgever de schuld: een van de functies van zo'n manager van een complex is om de waarde te optimaliseren door een aantrekkelijk aanbod. Dat kan o.a. door de huurprijzen te varieren en die laag te houden voor een uniek snoepwinkeltje. Daar heeft ook de naastgelegen C&A wat aan, want samen trek je meer klanten naar de shopping mall. En dus betaalt C&A net wat meer. Dat lukt in Nederland niet goed vanwege twee clausules in de huurwetgeving: de huurprijsherziening waarin winkels in hetzelfde gebied recht hebben op dezelfde huurprijs en de indeplaatsstelling die een huurder het recht geeft zijn huurcontract door te verkopen aan een opvolger zonder toestemming van de verhuurder. Als je dus een snoepwinkeltje een speciaal contract geeft met een lage huurprijs, staat de C&A ook voor de deur en de snoepwinkelier verkoopt naar verloop van tijd zijn huurrecht aan Jamin om zo te cashen. Veelal is het zijn pensioenvoorziening zodat de brancheorganisatie ook tegen verandering is.
In de NRC van gisteravond staat het verhaal ook, zelfs wat uitgebreider. Blijkbaar is er een persconferentie geweest. Daarin suggereert een vastgoedadvocaat een work-around: hanteer dezelfde huur maar geen de kleine winkel die je graag wil hebben dan een andere tegemoetkoming, bv. in verbouwingskosten. Afschaffen die huurwetgeving zou ik zeggen, een ondernemer heeft adviseurs en kan wel wat minder beschermt. En in de Volkskrant leggen een paar ondernemers uit dat ze nog zelfstandige zijn omdat ze hun eigen pand bezitten (ook als pensioenvoorziening) en de kosten daarvan niet rekenen.

Waarom dit zo'n interessante case is? Allereerst toegepaste institutionele economie: wetgeving en contracten hebben duidelijk effect op hoe de wereld eruit ziet. Ten tweede: we praten veel over kosten en opbrengsten, maar onroerendgoed- en kapitaalsontwikkeling zijn minstens zo belangrijk. Volgens mij onderschatten we dat ook in de landbouw, ik zou daar tal van voorbeelden van kunnen geven. En ten derde: niet alleen bij boeren maar ook bij zelfstandige winkeliers is gedrag te verklaren omdat ze de opportunity cost van hun pand niet hoeven te rekenen als ze dat als hun pensioenvoorziening zien.

De Volkskrant 1.4.2010: unieke winkeltjes verdwijnen uit de stad
NRC-Handelsblad 31.3.2001: zelfstandigen terug in winkelcentrum