Pagina's

maandag 31 augustus 2009

The invisible handset

Zeventig procent van de Chinese boeren heeft een mobieltje. Dat is een goede bedrijfsinvestering. Op het internationale landbouweconomencongres in Beijing, ruim een week geleden, hield Robert Jensen (UCLA) een key note over informatie, efficiency en welvaart door opkomst van de ICT.
Hij bestudeerde onder andere vismarkten in India, waarbij er eerst geen telefoon was, en daarna het ene na het andere dorp de beschikking kreeg over een mobieltje.
De introductie van zo'n handy (zoals de Duitsers dat noemen) leidde onmiddelijk tot minder prijsfluctuaties. Er was sprake van 20 tot 40% efficiency winst, en vissers behaalden 6 to 8% meer inkomen, elke dag weer. Er werd ook minder onverkochte vis in zee teruggegooid.
De telefoon leidt ook tot arbitrage en minder monopsonie. Lang niet iedereen hoeft er een telefoon voor te hebben, zodra er een paar zijn worden ze uitgeleend en als een paar vissers hun vis naar een andere markt sturen heeft dat al effect op de prijzen van iedereen.

De markt met de invisible hand werkt dus beter door meer informatie. Jensen noemde de handy dan ook de invisible handset. Overigens benadrukte hij dat het bij de ICT vooral om de I en de C gaat en juist niet om de T. Met internet of de aloude beursberichten op de radio bereik je hetzelfde effect als met elkaar te bellen.

Robert Jensen: information, efficiency and welfare in agricultural markets, IAAE Congres 2009

zondag 30 augustus 2009

Chinees agritourisme

Het reclamebord bij de ingang van het bedrijf liet aan duidelijkheid niets te wensen over: "People who are weary of the noisy cities and the reinforced concrete imprisonment can come here to enjoy the natural scenery, pick all kinds of fruit and return to the world of nature".
Wie denkt dat agritourisme iets westers is, heeft het mis: ook China heeft multifunctionele boeren. De congres-excursie nam ons mee naar een dorp zo'n 40 km ten noorden van Beijing, richting de Grote Muur, in een heuvelachtig gebied met meren en bossen. Het dorp heeft een behoorlijk gemeenschappelijk fruitbedrijf met een 'pick your own' zelfpluk-activiteit, rondleidingen en je kunt er jagen. Ook het dorpshuis met bibliotheekje, eerste hulp post ("hospitaal") en computerruimte, naast de markthal mocht zich in de belangstelling verheugen. Het dorp biedt ook overnachtingen bij boerenhuishoudens. Wij lieten het bij een kopje thee.
De eigenaar nodigde ons uit nog eens te komen logeren en zijn boerderij van 200 vierkante meter te komen bekijken. Dat leek een goed plan maar bij het traditionele Noord-Chinese diner elders in het dorp kregen sommige congresgangers toch wat bedenkingen. Wellicht door het kipgerecht waarin ook de hele kop werd geserveerd. En er was geklaag dat de soep op het eind van het diner werd geserveerd. Maar dat was geklaag als van een kip zonder kop want die volgorde is normaal in Noord China, zo las ik later in de reisgids.

zaterdag 29 augustus 2009

Chinese landbouw

Een landbouweconomencongres in Beijing is een goede reden je eens even in de Chinese landbouw te verdiepen. China huist 20% van de wereldbevolking, maar heeft maar 9% van de landbouwgrond (en maar 6,5% van het zoetwater, hoe ze dat uitrekenen is me overigens een raadsel). In Europa en Latijns-Amerika is dat net andersom - dat kan nog interessante geo-politieke gevolgen hebben en het betekent dat we nog heel lang voedsel voor industriele producten kunnen ruilen.

Die percentages maken wel duidelijk waarom het kunnen voeden van de eigen bevolking altijd een van de grootste staatsveiligheidsissues van China is geweest. Een overheid werd er op afgerekend.
Na de door Mao veroorzaakte grote hongersnood rond 1960 zijn er dan ook hervormingen doorgevoerd om tot een "moderne landbouw met chinese karakteristieken" te komen. Dat is in 5 stappen gebeurd:
  1. invoering van een pachtsysteem voor grond: boeren kunnen nu hun grond pachten (leasen) van de commune
  2. vervangen van vaste overheidsprijzen door marktprijzen (er zijn overigens nog mogelijkheden om verder te integreren met wereldmarkten)
  3. de introductie van plattelandsondernemingen in de industrie om de in de landbouw overtollige arbeid (verborgen werkeloosheid) op te vangen.
  4. verlagen van de belastingen op de landbouw (wat ook goed was voor het draagvlak van de overheid op het platteland)
  5. investering in onderwijs en lokale democratie.

Door deze serie maatregelen heeft er een sterke stijging van de welvaart op het platteland plaats gevonden, zij het minder sterk dan in de Oost-Chinese exportindustrie. En de voedselproductie is na de hongersnood sterk toegenomen: de echte grote sprong voorwaarts.

Effect van de welvaart is dat de 221 miljoen boerenhuishoudingen nu allemaal in de markteconomie meedoen. 87% beschikt over een kleuren-tv. 70% beschikt over een mobiele telefoon. De publieke voorzieningen lopen nog wat achter: minder dan 50% heeft waterleiding en nog geen 13% een eigen w.c. In een Chinees dorp zie je dan ook op bushalte afstand een groot openbaar toilet.

Kleinschalig

De obsessie met voedselproductie betekent dat iedereen met een paar honderd vierkante meter als boer wordt geteld, en het gemiddelde boerenhuishouden "beboert" dan ook minder dan een halve ha. Schaalvergroting is volgens de Chinezen dan ook hard nodig, maar dat lukt niet erg. Er zijn 200 mln migranten (waarvan 20 mln boer, als ik de cijfers goed begrijp), maar die laten bij vertrek naar Oost-China de groentetuin over aan de acherblijvende (groot)ouders als appeltje voor de dorst of pensioenvoorziening, en verkopen het niet aan de buurman. De kleine schaal leidt er volgens de Chinezen ook toe dat er teweinig 'countervailing power' is, en de winst in de keten naar de retail gaat. Ze zijn dan ook erg geinteresseerd in onze concepten voor supply chains.

Armoedebestrijding op het platteland blijft dan ook een belangrijk thema in het Chineze beleid. Tot 1985 ging dat via bovenstaande hervormingen. Daarna is een specifiek programma opgezet voor 600 "armoede hot spots". De armoede grens is ruim 100 euro per jaar (!), en die wordt langzaam opgetrokken. Er is een soort bijstand voor wie minder verdient, en dat betrof in 2007 zo'n 15 mln. gezinnen.

Het geheel overziend, begin ik steeds beter te begrijpen waarom de Chinezen niet te beroerd zijn land in Afrika op te kopen. Waren ze net tot de WTO toegetreden, blijkt die zich vooral op toegang tot markten te richten en op het moment dat de prijzen stijgen stellen allerlei landen een exportverbod in. Als je dan veel geld hebt in Amerikaanse dollar-staatsobligaties, dan wordt het niet onaantrekkelijk om in andermans land te beleggen. Wellicht kun je daar dan helpen zo de productie op te voeren en heb je bij een volgende prijzenexplosie een vinger in de pap om de aanvoer van voedsel door te laten gaan.

vrijdag 28 augustus 2009

R&D voor de landbouw in de 3e wereld

Een van de interessantere key notes op het internationale landbouweconomen congres van vorige week in Beijing kwam van Prabhu Pingali. Een man van naam, ex-FAO en nu deputy director, Agriculture Development bij de Bill en Melinda Gates Foundation.
Hij behandelde de investeringen in R&D voor hogere productie. Met de groene revolutie is dat heel succesvol geweest. Er was een duidelijke vraag naar hoog-opbrengende varieteiten voor de kleinschalige landbouw. De markt regelde dat niet en internationale instituten (de zgn CGIAR instituten) concentreerden zich op die taak. Wat in het ene land werd uitgevonden werd ook in een ander land toegepast: er was een internationale spill over, en daarom was het zinvol die instituten internationaal te financieren. Nationale instituten zorgden voor de laatste locale aanpassingen.
Veel minder succesvol was dit systeem als het ging om milieu aspecten (resource management) en bij gewassen in marginale productie-omgevingen. En ook al niet in kleine en tropische gewassen. Daar werden de landen maar aan hun lot overgelaten: de locale omstandigheden waren hier vaak doorslaggevend en dat maakte goede internationaal gecoordineerde veredeling niet zo zinvol.

Toekomstbeeld
Voor de toekomst is er een herijking nodig. In de veredelde CGIAR gewassen is het nu big business en zijn de internationale zaadveredelaars nu actief genoeg; daar kan de overheid zich wel terugtrekken. Publiek-private samenwerking lijkt niet zo zinvol.
Vervolgens lopen de belangen van landen uiteen: de westerse landen willen veredeling op kwaliteit en milieuaspecten. De opkomende landen willen de productiviteit in stand houden en de concurrentiepositie verbeteren. En de armste landen willen wel eens een doorbraak maken met de opbrengsten per ha.
Wat betreft de ontwikkelingshulp constateerde de spreker dat die de neiging heeft meer land gericht te zijn dan naar internationale organisaties. Dat gaat ten koste van de mondiale prioriteitsstelling waardoor schaalgrootte effecten in het onderzoek en spillover effecten verloren dreigen te gaan.
Wellicht, zo suggereerde Pingali, moeten er internationale fondsen blijven maar moeten die meer de resultaten van voorgesteld onderzoek kopen: wie een cassave weet te kweken die meer dan x kg per ha opbrengt of meer dan y% zetmeel heeft, krijgt Z miljoen dollar.

Zie: P. Pingali: Global agricultural R&D and the changing aid structure. IAAE Congres 2009

donderdag 27 augustus 2009

Philips voorziet voedselprinter

Voordat me gisteren een mooi diner werd aangeboden (in ruil voor mijn visie over hoe we in 2030 dankzij Wageningen genoeg eten hebben) zat ik in een discussie over de eiwittransitie. Als er al eiwit tekort komt zal de markt het wel helpen oplossen (misschien moeten we daar eens op studeren), maar het zou natuurlijk ook kunnen helpen als je de hamburger door de soyaburger kunt vervangen.
Net zoals je nu al objecten kunt "printen" (die machines werken door steeds weer een dun laagje van plastics toe te voegen), zou je misschien wel een vleesvervanger uit plantaardig materiaal kunnen printen, bedacht iemand. Wat mij betreft doen we het dan thuis, net als de broodmachine - zo opperde ik. Het idee vond ingang.

Voedselprinter
Vandaag kom ik er achter dat het idee weinig orgineel is: uit een heel andere hoek attendeerde een collega (waarvoor dank) me op het feit dat Philips zijn licht laten heeft schijnen over hoe we in 2030 eten. De gloeilampenfabriek uit het Zuiden des lands voorziet een voedselprinter. En een gezondsheidspil en een eigen ecosysteem: een mini-agropark van groenten, fruit en vissen dat het aquarium vervangt. Meer daarover op hun site met you tube videootje.

Op de foto Chinese pinda's en morgen hervat ik de reeks China blogs.

woensdag 26 augustus 2009

armoede en productiviteit

Een van de onderwerpen op het internationale congres van landbouwecomen, vorige week in Beijing (zie de blog van gisteren) was de ontwikkeling van de voedselproduktie in relatie tot de armoede op het platteland in de derde wereld.
Er is een zekere 'yield gap': de oogsten zijn niet wat ze kunnen zijn, en als ze dat wel waren, dan konden we misschien de wereld van 9 miljard mensen in 2050 wel voeden. We weten maar slecht waarom die yield gap er is: gebrek aan water, aan meststof, aan management??
In Noord Amerika stijgt de productiviteit minder snel dan in het verleden. Sommigen zeggen dat dat vooral door het rekenen in percentages komt: als de stijging 100 kg per jaar is, is dat procentueel steeds minder. Die verklaring helpt overigens niet als de bevolking met een hoger percentage stijgt. Anderen wijzen op het klimaat, gebrek aan investeringen in R&D, milieubeleid, het uitgewerkt zijn van de groene revolutie en nog een hele rij mogelijke oorzaken.
Maar in de meeste andere regios is er nog wel degelijk sprake van groei van de totale factorproductiviteit, ofwel de kostprijzen dalen nog. Soms omdat er minder arbeid wordt ingezet (schaalvergroting), soms door de import van nieuwe technologie (oost-Europa, China), of er wordt meer grond in gezet (Indonesie, Brazilie).

Ruilvoet
Productiviteit is vooral een gevolg van een verbeterde ruilvoet (de opbrengstprijzen dalen minder snel dan de inputprijzen) zodat er geinvesteerd wordt. Soms betekent een verslechtering dat er schaalgroottevoordelen optreden. In toenemende mate komt de productiviteitsstijging niet meer uit het onderzoek van de overheidsinstellingen maar via de GMO zaden van de private sector.
IAAE Voorzitter prof. David Colman ging dieper in op de ruilvoet (de terms of trade) en vond dat die minder hard verslechterde dan meningeen denkt. Hij drong ook aan op vergelijking van de landbouw met de dienstensector, in plaats van met de industrie zoals we traditioneel doen.
Juist op het platteland is er ook een grote dienstensector (de handel, de kapper, de arts) omdat de industrie vaak ontbreekt. Ook in die sector is er veel armoede; het is waar dat wereldwijd de meeste armoede op het platteland voorkomt, maar dat is ook vaak in de lokale dienstensector en zeker niet alleen in de landbouw.

En Alain de Janvry, een van de auteurs van het World Development Rapport, gaf een lijstje van 5 aspecten dat de huidige landbouw en voedselproblemen in de derde wereld karakteriseren:
  1. toenemende voedselonzekerheid en honger
  2. aanhoudende stagnatie in de landbouw ten zuiden van de Sahara
  3. de armoede in deze wereld zit vooral op het platteland
  4. toenemende inkomensverschillen tussen stad en platteland
  5. toenemende schaarste aan natuurlijke hulpbronnen door uitputting en te gering aanbod van milieudiensten

Wie de papers wil lezen kan terecht op AgEcon Search.

dinsdag 25 augustus 2009

Afgelopen week zat ik in China voor het driejaarlijkse internationale landbouweconomen-congres. Het was een genoeglijke reis. In het weekend van 40 jaar Woodstock vloog ik naar Beijing (v/h Peking) en de KLM was zo aardig om de reis te veraangenamen met muziek van dat legendarische concert in de modderige weilanden van melkveehouder Max Yasgur, die daarmee New Yorks meest bekende boer allertijden werd en een markt openbrak voor de verhuur van weilanden als evenemententerrein. Maar dat terzijde.
De bladen rapporteren sterke groeicijfers voor de Aziatische economieen en ook de stewardess meldde dat ze blij was dat het vliegtuig (een grote Boeing 747) weer eens helemaal vol zat. Twee uur later ging er nog een. Ik was voor het eerst in China (Hong Kong daargelaten) dus beoordelen kan ik het niet, maar het maakte in ieder geval een actieve, drukke indruk. Maar dat doet elke miljoenenstad, zeker in landen met een snelle ontwikkeling.
Het is even wennen aan de prijzen in zo'n land. Arbeid kost er niets: de 30 kilometer van het vliegveld naar het hotel (naast het olympisch stadion, de hotels uit 2008 zijn er nu voor de conferentiemarkt) kostte 7 euro. Voor mijn eerste kop goede westerse koffie in het hotel betaalde ik bijna hetzelfde, maar voor een menu op dezelfde plek maar het dubbele: ingredienten kunnen duur zijn, arbeid is dat niet.
De miljoenenstad zelf is niet altijd een pretje met de smog, de (soms klamme) warmte en de drukte, maar maakt een buitengewone efficiente indruk. Heel schoon en veilig ook, totaal anders dan qua omvang en inkomen vergelijkbare steden als Cairo of Mexico City. Rond het oude centrum met de hutongs (de oude wijkjes die helemaal zijn volgebouwd op wat nauwe straatjes na) heel veel hoogbouw. De straten zijn zeer schoon. overal zie je mensen vegen. Een combinatie van een sterke overheid (verblijfsvergunningen voorkomen grote slums) en hele lage lonen, zo lijkt me. Veel straten hebben een naam in ons schrift, wel zo makkelijk voor de orientatie.

Enfin komende dagen is hier de ruimte voor wat inzichten en indrukken van het congres, door de vice-minister van landbouw in zijn openingswoorden aangeduid als the Olympics of the Agricultural Economists.....

maandag 24 augustus 2009

De nieuwe boer is een stadsmens

Onlangs kreeg ik de augustus editie van het beleggingsblad Safe, huisorgaan van Robeco, in handen: het bevat een aardig dossier over stadslandbouw.
De nieuwe boer is een stadsmens, zo constateert het blad. Een redelijk compleet verhaal met aandacht voor Rotterdam, Den Haag, Amsterdam, Agromere en de Amerikaanse ex-basketballer en urban farming guru Will Allen. En natuurlijk gardener-in-chief Michelle Obama, wier voorbeeld gevolgd is door Queen Elizabeth. Wat ik even gemist had is dat trendguru Li Edelkoort (ex Design Academy) begin dit jaar haar trends 2010-2050 de titel Farm of the Future heeft meegegeven. Ze voorziet een revoluitonaire terugkeer naar de natuur en de boerderij, het zou gaan om een avant- gardistische overlevingsstrategie.
Als dat survival aspect maar geen selffullfilling prophesy wordt, blijkbaar heerst er veel onzekerheid. Fun, zeer verse spullen, geestelijke gezondheid, educatie van de jeugd en sociale binding in een minder verrommelde omgeving lijken de belangrijkse voordelen te zijn die geinterviewden noemen.
Verticale landbouw (zie ook een recent artikel op de NY Times website) moet kunnen en torenflats halen de slechtvalk terug in de stad: die houdt van kale rotspunten. Jazeker, ook de natuur komt naar de stad: van de mensen in het westen van ons land woont zo'n 80% in de stad, van de diersoorten komt ook 75% (1200 van de 1500) in de stad voor. En zo is er straks steeds minder reden voor de stadsmens om nog naar het platteland te gaan.
Enfin, wie uit de populaire pers een artikel wil citeren dat het allemaal zo'n beetje beschrijft heeft een goeie aan: M. Ippel: Boeren in de stad in: Safe augustus/September 2009, p. 38 - 48

zondag 23 augustus 2009

lijstje: beeldbepalende reclames

Tot slot van de mini-serie Beeldbepalend, de reclames die Holland in Beeld in beeld bracht:

  1. Blue band margarine, de 1923 campagne van Han Coppens voor Unilever. De naam margarine komt van het Griekse margarites, parel

  2. Berkel's patent: de wijzerplaat op ware grootte, 1930

  3. Onze groote rivieren - en andere Verkade albums - door dr. Jac P. Thijsse, illustraties Jan Voerman jr. Naast de Verkade koekjes en chocolaatjes werd zo ook de natuur aan de man gebracht.

  4. Rapsodie in Kleur, een campagne uit 1932 van de Kon. Kweekerij "Moerheim" vh B. Ruijs N.V., die later opging in de firma Turkenburg uit Bodegaven. Bonne Ruijs introduceerde in 1894 de eerste een geillustreerde catalogus voor vaste planten in Nederland, een paar jaar later ook in de vreemde talen.

  5. Heineken's. Het meest getapt. Een campagne van Eppo Doeve uit 1948 toen Freddy nog maar beperkte invloed had, want die vond het niets. Maar effectief was het wel. Let op de 's achter Heineken. Net als bij de Golden Earrings verdween de s in de loop der tijd.

  6. Vakmanschap is Meesterschap. Dat geldt ook voor Paul Huf die fraai ambachtswerk voor Grolsch fotografeerde. Vanaf 1963, later kwam er een barok muziekje van Clous van Mechelen (alias van Jan Vos) bij.

  7. De Gruyter, ooit de grote concurrent voor Albert Heijn. Ging ondanks een mooie campagne uit 1965 ten onder omdat het te lang vasthield aan de promotie van het eigen huismerk, met 10% korting. De klant wilde de nieuwerwetse A-merken. Het kan verkeren. De strategie kwam 50 jaar te vroeg.

  8. Rang is alleen Rang als er Rang op staat. Een fraaie campagne uit 1968 voor Tonnema Sneek (van KING faam) in Yellow Submarine Swinging London stijl met tekst van PRAD's Dimitri Frenkel Frank. Nou ja, de tekst was er al sinds de jaren 30 dus de bijdrage van Frenkel Frank aan de zuurtjes promotie moet niet worden overschat

  9. Wees wijs met de Waddenzee: wie kent het logo niet?. De vereniging is uit 1965 om de verkeersdam naar Ameland te voorkomen, en de vissers hebben het geweten.

  10. Glaasje op laat je rijden voor het Verbond voor veilig verkeer uit 1969. De slogan is uit 1966 en Willem van Kooten/Joost den Draaijer schreef er voor Sjakie Schram nog een carnevalshit over. In 1974 kwam de overheid tot beleid, en nam de slagzin over.

  11. Liever naakt dan namaak. Zuiver scheerwol. Een idee van de in Amsterdam belande Amerikaan Morton Kirschner voor het Internationaal Wol Secretariaat uit 1969. Phil Bloom had net op de VPRO t.v. haar krant laten zaken. De slagzin is een reclameklassieker van Jim Prins, legendarisch copywriter

  12. King Corn: Dag mam - ik ga bij Japie wonen. Die zijn moeder heeft lekker King Corn. Ook de bedenker van de slagzin, Donald Lopez Cardozo (die met Jim Prins en Morton Kirschner de campagne bedacht), gaf ooit toe dat het brood niet te vreten was, de vertederende Japie bezorgde Meneba enkele gouden jaren, van pakweg 1970 tot 1978. Toen herstelde de warme bakker zich door zich ook als warm te profileren.

  13. Verstandig met energie, het aardbolkaarsje voor EZ uit 1974, omdat het volgens Joop nooit meer zou worden zoals het geweest was.

  14. Schat staat de Bokma koud, ook al van Jim Prins cs. uit 1975, nadat Piet Bokma een jaar ervoor de zaak aan Heineken had verkocht om het merk echt groot te maken.

  15. Paturain, da's pas fijn. Werd door Ogilvy & Mather bedacht voor Bongrain, de maker van Boursin, die als tweede kaasje op de markt zijn Franse merk Tartare wilde vermarkten. In goed overleg met Albert Heijn. Andre van Duijn bleek te duur, en zo kwam Rijk de Gooijer in beeld, die op de set spontaan tegen de echte franse boer zei: 'ga toch zitten, jochie'. Soms heb je geen copywriter nodig.

  16. Era. Net zo slank zijn als je dochter. Bedacht door Lintas, de reclameclub van Unilever.
  17. Petje Pitamientje prees vanaf 1983 Calve Pindakaas aan: niks vitamienen, gewoon lekker - de argumenten voor moeder (koopster) en kind (gebruiker).

  18. Cora van Mora begon in 1986 als bijfiguur naast meneer de Man in de STER-spotjes voor Marcel Mourmans Maastricht (de MMMs), een bedrijf dat als cafetaria startte.

  19. Mogen we even uitleggen waarom de kiwi de kiwi heet? Vroeg AH met deze en andere titels in pagina-grote advertenties in 1989 aan Nederland. Veel geruststellende informatie over het bruine harige balletje, dat past in de serie Sherry en andere producten die Albert ons bijbracht.

  20. Vier uur Cup-a-soup. Dat zouden meer mensen moeten doen. Ontwerper Cor den Boer zag in 1999 in dat de poedersoep van Unilever's Knorr helemaal niet zo'n bijzondere soep is, maar dat het de kunst is om enkele archtypetjes ons te laten leren dat bij een bepaald moment iets hoort dat op soep lijkt.

Zie: Toon Lauwen: Holland in Beeld, Thoth, 2007

zaterdag 22 augustus 2009

lijstje: beeldbepalende merken

Holland in Beeld (zie blog van gisteren) geeft ook een overzicht van beeldbepalende merken, waaronder vele uit de voedings- en genotsmiddelenindustrie. Zie ook hier het geheugenvannederland

  1. Droste: de beroemde bus met de verpleegser uit 1904 die het Droste effect creeerde - hoewel: Stoomfabriek Martinus van der Hagen uit Zoetermeer, later Nutricia, had ook al een verpleegster met een Droste-effect

  2. Kwatta: een anoniem ontwerp uit 1914 waarop "aller oogen zijn gericht op". Nooit geweten dat de fabriek, in 1883 opgericht door ene P. de Bondt en vernoemd naar een cacaoplantage in Suriname, aanvankelijk alleen aan het leger leverde. Vandaar de soldaatjes: voor vijf kreeg je een gratis reep.

  3. Kon. P. Sluis Pluimvee en Vogelvoedersfabrieken werd in 1870 opgericht door Piet Sluis en in 1980 opgekocht door het Felix Bonzo concern. In 1926 liet het door Ph. Schreurs een fraai logo ontwerpen met een schreefloze letter en een contrasterende naturalistische hanekop.
  4. King staat voor Kwaliteit In Niets Geevenaard, want onderwijzer Nico de Vries raadde zijn vader, directeur eigenaar van Tonnema en Cie te Sneek, in 1922 aan alle merken maar samen te voegentot KING. De man op de verpakking is dr. P. van Hamel-Roos, apotheker en analist te Amsterdam die tekende voor de kwaliteitscontrole
  5. Droste introduceerde in 1935 naast de verpleegster nog een nieuw logo, gebaseerd op de pastilles, een ontwerp van de Parijse kunstenaar A.M. Cassandre
  6. Flipje van de Jamfabriek de Betuwe, als bijfiguur in een stripboekje als rodebessenmannetje begonnen. Opvallend veel bekende stripfiguren (Heer Bommel in Tom Poes, etc) beginnen als bijfiguur.
  7. Van Houten, ook zo'n merk dat al jaren uit de reclame is verdwenen en toch een hoge naamsbekendheid heeft.
  8. Joy, een frisdrankmerk van N.V. Joh. Koster's Handelsmaatschappij. Het merk werd bedacht via een prijsvraag onder het personeel - we schrijven 1946
  9. Joris Driepinter - in 1964 ging de M-brigade campagne van het Nederlands Zuivelbureau ten onder aan eigen success: 500.000 kinder verwachtten om de haverklap nieuwe speldjes, sleutelhangers, liniaaltjes etc. De onvolprezen Dimitri Frenkel Frank bedacht Joris Driepinter
  10. Grolsch - doet al in beugelflessen sinds de start als De Klok in Groenlo in 1897
  11. Caballero, de stoere sigaret van de jaren 60
  12. Exota met zijn knalharde kleuren (donkerbruine champagnepils) in ranke beugelflessen van Van Tuijn's Limonadefabrieken en Distilleerderijen uit Dongen. Het was marktleider in limonadegazeuses. Tot in 1971 VARA's ombudsman Marcel van Dam zich er mee ging bemoeien, met een getruct filmpje. In 1998 besloot de Hoge Raad tot bijna 4 miljoen euro schadevergoeding
  13. AH's melkchocoladeletter met een ontwerp van Joep Bergmans en Ton Cate Bergmans uit 1969: de goedheiligman is nog slechts een abstracte krul
  14. Dirk: plastic tasjes zijn al uit 1953 (!) en worden zo'n 20 keer hergebruikt, met per gebruik 10 oogcontacten. En dus moet je ze goed ontwerpen. Zoals Eugene Roorda deed voor Dirk van den Broek.

vrijdag 21 augustus 2009

lijstje: beeldbepalende affiches

Nederlandse beelmakers behoren tot de internationale finefleur. Dat bracht Toon Lauwen er toe om een fraai boek voor de uitgeverij Toth te maken met het beste beelmateriaal uit dit land over de periode 1895 - 2008. Een commerciele titel want het verscheen in 2007 als "Holland in beeld". Veel van het beeldmateriaal is ook te vinden op het geheugenvannederland.nl

We wisten al dat de marketing in Nederland zijn opgang heeft gemaakt via de voedingsmiddelenindustrie. Ook Holland in Beeld bevat veel werk gerelateerd aan de voedingsmiddelenindustrie. Komende dagen wat lijstjes, te beginnen met een lijstje Affiches van oud naar nieuw:
  1. Delftsche Slaolie van Jan Toorop voor de Nederlandse Oliefabriek Delft (de NOF, ook bekend van de veekoeken), uit 1895 in art nouveau - de nieuwe kunst
  2. Sigaren van W.G. Boele sr uit Kampen - ooit waren er 110 sigarenfabriekjes in de stad; een ontwerp uit 1897 of daaromtrent van C.A. Lion Cachet
  3. Miss Blanche, Virginia Cigarettes, een ontwerp van de Hongaar Vilmos Huszar uit 1926. Hij ontwierp ook het logo van de kunstenaarsbeweging De Stijl. Opdrachtgever was de Rotterdamse onderneming Victoria Cigarette Company, en de dochter van de Turkse directeur heette Blanche. Weten we dat ook weer.
  4. Van Nelle's Dit Roode Pakje, een ontwerp uit 1933 van Jacques Jongert voor de Erven de Weduwe
  5. Heineken heeft heel veel bijgedragen aan de beeldcultuur. Lauwen selecteerde een affiche van Frans Mettes uit 1951
  6. Het beroemde PSP affiche uit 1971 "PSP Ontwapenend" met de koe en het naakt staat in het Nederlandse collectieve geweten. Wat een stageaire met een voor Sextant gemaakte foto al niet kan bereiken
  7. En om het rijtje van 7 affiches vol te maken: Interpolis.Glashelder was een campagne van de Designpolitie in 2003.

donderdag 20 augustus 2009

Lijstje: gratis

Gratis is nooit weg. Volgens economen bestaat er niet zo iets als een gratis lunch ("there is no such thing as a free lunch"). Dat weerhield Chris Anderson, die eerder een succesvol boek schreef over het concept van de long tail, er niet van een heel boek aan te wijden omdat we in dit internettijdperk aan gratis gewend zouden raken. En dus kon The Economist niet om een bespreking heen. Anderson onderscheidt vier business modellen waarin consumenten wat gratis krijgen, die overigens ook al voor het internet en de computers werden toegepast:
  1. cross subsidies (geef de telefoon of het mesheft weg en verdien aan de belminuten of de scheermesjes)
  2. advertenties betalen (zoals bij de krant of op de TV)
  3. freemium: een klein deel van de klanten betaalt voor een premium versie, de rest krijgt een goedkopere variant gratis. Hier schieten me inderdaad vooral software voorbeelden door het hoofd.
  4. niet-monetaire markten waarin mensen gemotiveerd worden door wat anders (status, hobby) om een goed te (helpen) produceren (wikipedia, open source software)

Chris Anderson: Free - the future of a radical price. Boekbespreking "The economics of free" in the Economist, 18.7.2009

woensdag 19 augustus 2009

Ruraal, bestaat het nog?

In het boek dat ik hier gisteren besprak staat ook een column van Jonathan Rigg met de fraaie titel “Where in the world is the rural”. Hij constateert zoals zo velen dat het onderscheid tussen platteland en stad aan het verdwijnen is. New urban classes are colonizing the country side. De laatste alinea van zijn column gaat over Thailand en is te mooi om niet in zijn geheel te citeren:

“It is not unusual to find rural households in Thailand where land is no longer worked; where the thread of farming knowledge between the generations has been broken; where young man and women live away from home but entrust their children to their grandparents; where sons and daughters are registered as resident in one place but live in another; where villages surrounded by rice lands are supported and sustained by income from factory work; and where the buffalo is memory. There is a deep sense that the pace and character of change in the Asian countryside is such that scholars are playing theoretical and explanatory catch-up, while governments are attempting to manage a process that they do not fully appreciate, rarely understand and, often, do not particularly like.”

Jonathan Rigg “Where in the world is the rural” in: A. Amin and M. O'Neill: Thinking about almost everything, Durham University / Profile books, 2009

dinsdag 18 augustus 2009

Thinking about almost everyting

is de titel van een boekje dat de Universiteit van Durham eerder dit jaar uitgaf. Durham is een toonaangevende Engelse universiteit en liet tal van medewerkers een column van een paar pagina’s schrijven met iets uit hun vakgebied. En zo lezen we over archeologie, sterrenkunde, het poolijs, taalkunde, tolerantie als religieuse methodiek om geen water in de wijn behoeven te doen, de Beeldenstorm als extremisme om twijfelaars te dwingen tot keuze en nog tal van andere verschijnselen. Een paar bijdragen ligt ik er uit.

De mens moet het hebben van organiseren
Chris Scarr legt in zijn bijdrage uit dat de mens een tropisch dier is (denk aan neef aap), waarvan de populatie enorm is toegenomen in de afgelopen 10.000 jaar. Die periode was niet alleen veel warmer maar het klimaat was ook veel stabieler dan in de voorgaande millenia waarin soms warmere en koudere periodes elkaar veel sneller afwisselden. Sommigen, zoals T.J. Wilkinson in zijn bijdrage over de archeologie van de klimaatsverandering, denken dat de uitstoot van CO2 en methaan door de ontginning en landbouw al ver voor de industriële revolutie het uitblijven van een nieuwe ijstijd heeft bevorderd en aan het stabielere klimaat heeft bijgedragen.
Dit is de in 2003 geformuleerde Ruddiman hypothese die stelt dat de CO2 cyclus zo’n 8.000 jaar geleden begon af te wijken van wat er verwacht mocht worden op basis van voorgaande perioden tussen ijstijden. En zo’n 5.000 jaar geleden begon de bijdrage van methaan, ongeveer gelijk met de opkomst van de steden en de groei van de bevolking. Het was ook de periode van een enorme ontbossing van bv. West Europa.
Hoe dan ook, het feit dat het tropische dier mens in Europa vooral in een van de koudere periodes van de laatste ijstijd sterk in aantal is toegenomen, geeft aan dat niet de (darwinistische) aanpassing aan de fysieke omstandigheden de mens zo succesvol heeft gemaakt maar culturele aanpassing door kundigheden. Dat ging bij de Maya’s en op Paaseiland overigens wel mis..

Samenwerken
Die culturele aanpassing komt wellicht ook doordat de mens een geboren samenwerker is. Tim Blackman legt in de bundel uit dat niet de ‘selfish gene” de evolutie drijft, maar volgens sociale wetenschappers vooral de ‘cooperative gene’. Cooperation, paradoxically, is a selfish strategy. En conflicten komen vaak voort uit het idee dat er sprake is van een zero-sum situtatie, waarbij vergeten worden een complexiteitsniveau hoger te kijken naar een non-zero-sum.

Morgen meer uit:
Ash Amin and Michael O’Neill: Thinking about almost everything, Profile books, 2009.

maandag 17 augustus 2009

verzamelsteden

Wat was er eerder: de landbouw of de stad. De gangbare theorie is dat de uitvinding van de landbouw de ontwikkeling van steden mogelijk maakte. Maar laatst vertelde iemand uit kringen van de stadslandbouw me dat het best mogelijk is dat er al een stad was met landbouw binnen de grenzen.
Nu blijkt het nog sterker te zijn: er waren al steden voordat de landbouw was uitgevonden. Bij de Dode Zee (in een opgraving met de naam Dhra) zijn oude graansilo's gevonden, vernuftige bouwsels, van 11.000 jaar oud waarin wilde gerst en wilde haver werd bewaard. Pas 1.000 jaar later zou graan gedomesticeerd worden.
De eerste steden in het Midden Oosten zijn zo'n 15.000 jaar oud maar daarna werd het klimaat droger en moesten de steden weer opgegeven worden voor een nomadisch bestaan. Zo'n 11.500 jaar geleden begon men opnieuw steden te bouwen.
Vermoedelijk is men dus eerst gaan verzamelen en bewaren, vervolgens wilde zaden gaan zaaien en daarna de meest productieve planten gaan uitkiezen om opnieuw te zaaien gevolgd door evolutie en veredeling die de akkerbouw deden ontstaan.
The Economist 27.6.2009 The earliest granaries

zondag 16 augustus 2009

Windscherm onderzoek

Monitoring en evaluatie zijn "in" in deze tijd van accountability. Soms zijn de omstandigheden daarvoor lastig, zoals in ontwikkelingslanden. FAO en Wereldbank deden dan ook een "how to" boekje verschijnen over het monitoren van resultaten van landbouw en plattelandsontwikkeling in "less-than-ideal conditions".
Het boekje bevat een lijst van 86 indicatoren, waarvan 19 zeer belangrijke, om te zien hoe het met beleid gaat. Full disclosure: ik sta in het voorwoord omdat ik een eerdere versie met westerse ogen van commentaar voorzag. Beschouwingen over reflexive monitoring haalden het boekje overigens niet.
Wat ik er zelf uit leerde is de term "windscreen survey": een onderzoek dat niet op data is gebaseerd maar op de indrukken van iemand die met de Landrover rondrijdt en kijkt of bv. de oogst er goed voor staat. De auteurs stellen dat het nauwelijks meer is dan journalistiek (niets mis met goede journalistiek lijkt me), maar soms wel een zeer nuttige bron van informatie.
In west-europa doen de aardappelhandelaren die in juli en augustus eens even gaan kijken hoe de oogst in Belgie en Frankrijk er -ook met het oog op de prijsontwikkeling- voorstaat volgens mij ook niets anders. Hoewel die misschien nog wel eens een bos opgraven.

FAO, Worldbank and Global Donor Platform for Rural Development: Tracking results in agriculture and rural development in less-than-ideal conditions - a sourcebook of indicators for monitoring and evaluation.

GLB decentraliseren

Al eens eerder heb ik hier gesteld dat je het toekomstig landbouwbeleid, dat boeren betalingen doet voor maatschappelijke diensten, misschien beter kunt regionaliseren. De kiezer in Litauwen heeft geen idee wat de behoefte is aan dergelijke diensten in de omgeving van Lissabon. We kunnen zelf wel bepalen wat we met de Hoekse Waard willen, daar is geen EU beleid voor nodig, zolang wij maar niet de concurrentie vervalsen - is dan de redenering.
Dat inzicht is onderbouwd met een economische analyse in een Deens paper: als het nut dat inwoners in verschillende landen aan bepaalde maatschappelijke diensten uit de landbouw toekennen, verschilt dan is regionaliseren efficienter. Het is best denkbaar dat je voor landschapsonderhoud de akkerbouw in het ene gebied subsidie geeft en in het andere een belasting oplegt (omdat ze het te intensief gebruiken).
Het paper constateert dat het GLB nog altijd is gebaseerd op het idee van 1 markt, 1 beleid en 1 model van landbouw, maar dat dit voor positieve externe effecten niet opgaat. Ze pleiten dan ook voor co-financiering als oplossing, dan kunnen regio's of landen zelf de keuzes fine-tunen.

Karsten Kyed, Niels Kaergard, Henrik Zobbe and Maria Skovager Ostergaard: Land use, multifunctionality and the common agricultural policy in; in: Food Economics Volume 5 number 2, 2008

zaterdag 15 augustus 2009

dik in de literatuur

Voor mijn werk zijn reviewartikelen erg handig. Waar een original paper in een wetenschappelijk blad vaak erg op 1 aspect inzoemt (en in sommige gevallen meer het karakter heeft van een oefening in toegepaste wiskunde dan dat het over economie gaat), geeft een review artikel een mooi overzicht van de theorie en wat er al zo aan empirische bevindingen is gerapporteerd.
Food Economics 2008-2 (het blad loopt blijkbaar wat achter) is net uit en bevat een review artikel over onze bereidheid om voor veilig vlees te betalen. Het gaat daarbij om tal van zgn 'veilige' karakteristieken, van biologisch tot non-GMO, hormonen, bestraling, traceerbaarheid, antibiotica en zelfs dierenwelzijn. De bereidheid een 'mark-up' te betalen is vaak tientallen procenten, maar de karakteristieken en meetmethodes lopen sterk uiteen, zodat de conclusies op meta-niveau beperkt zijn.

Obesitas
Het blad gaf ook meteen de special issue 2008-3+4 uit over consumptie, voeding en gezondheid. Met een review artikel van het Deense LEI (FOI) over obesitas. Economen hebben op allerlei wijzen al geprobeerd daar iets zinnigs van te zeggen. Zo zijn er de neo-klassieke economen die er op wijzen dat we door technologische verandering minder zijn gaan bewegen, meer verdienen en het (junk)voedsel steeds goedkoper wordt ten opzichte van gezond eten. Vooral energievolle drankjes zijn veel sterker in prijs gedaald dan ander voedsel. En wat goedkoper wordt wordt meer gekocht, en de hogere opportunity cost van onze tijd (druk druk druk) leidt tot meer aankopen van gemaksvoedsel. Een paar studies, die dan ook nog informatie over gezondheid als variabele meenemen, verklaren de gevonden data alleraardigst.

Dik verslaafd
Interessant is ook de verslavingstheorie die ooit door Gary Becker is uitgeschreven en die eerder is toegepast op alcolhol, drugs en rookwaren. Er is 'rationele verslaving' als het marginale nut van een extra consumptie groter is naarmate er al meer geconsumeerd is in het verleden en als tegelijkertijd er meer van het goed nodig is om hetzelfde nut te ervaren als in het verleden. Als dus het effect van een extra biertje afneemt maar er wel meer behoefte wordt gevoeld als je er al een paar op hebt, ben je rationeel verslaafd. Dat is een tikje controversieel inzicht omdat het eigenlijk betekent dat je tot op zekere hoogte ook tevreden bent met je verslaving.
Gevolg is dat het huidige verbruik dus zowel afhangt van de prijzen in het verleden als die op dit moment als de verwachte prijzen in de toekomst. Daarmee kun je de theorie dus ook testen. Voor snack foods is nu een keer een vrij sterk verslavingseffect aangetoond.
En dan is er nog de moral hazard school: die legt er de nadruk op dat je dikke mens niet zelf voor alle kosten opdraait: dat doet de werkgever en vooral de gezondsheidsfondsen / verzekeringen.

Naast de oorzaak van obesitas is er ook een grote hoeveelheid onderzoek naar de samenhang met sociale klasse: het komt vooral voor in lagere klassen van de bevolking. Die vroeger meer van fysiek werk afhankelijk waren, die minder geld hebben, waardoor er ook minder gezond voedsel (groente en fruit bv.) in de omgeving beschikbaar zijn. En wat is oorzaak en gevolg? In de VS is onderzocht of vooral bij vrouwen gewicht invloed heeft op hun salaris (gecorrigeerd voor andere zaken), maar dat lijkt niet het geval, tenzij het bedrijf ook de gezondheidsverzekering betaalt. In sociale klassen komt ook de netwerktheorie (sociale beinvloeding) om de hoek kijken. En dan is er het aspect van 'nu of in de toekomst': wie niet in zijn scholing investeert, doet dat misschien ook niet in gezondheid (de discount factor verschilt).

De rest van de bevindingen moet je maar lezen in het artikel. Een ieder die bij voedselbeleid is betrokken, of het nu in onderzoek of beleid is, raad ik bij deze het paper aan.

Thea Dam, Jorgen Dejgaard Jensen and Niels Kaergard: Obesity, social inequality and economic rationality: an overview in: Food Economics Volume 5 numbers 3-4, 2008

Morton Raun Morkbak, Tove Christensen and Dorte Gyrd Hanssen: Valuation of food safety in meat - a review of stated preference studies. in: Food Economics Volume 5 number 2, 2008

vrijdag 14 augustus 2009

evolutionaire economie

Het is Darwin jaar en dus las ik een boek met essays over Evolutionaire Economie. Dat heette vroeger de economie van innovaties, wat wel zo duidelijk is. En sommigen gebruiken liever neo-Schumpeteriaanse economie - naar Joseph Schumpeter, de Amerikaanse econoom uit de Oostenrijkse school en van dito huize.
Boeiend aan deze tak van sport is de theorievorming over de nationale innovatiesystemen. Bekende auteurs, naast Chris Freeman (wiens boek Selected Essays ik las), zijn de Deen Lundvall (1992) die aan de wieg stond en Nelson (1993). Hoofdstuk 8 uit het boek geeft een mooi literatuuroverzicht, dat zo een paper of projectvoorstel in kan. Ook hoofdstuk 6 is een goed verhaal met beschrijvingen van landen of regios en de relatie met economische groei.

List
Het denken over dit onderwerp is al ouder dan Darwin en gaat terug op Friederich List, een beetje vergeten Duitse econoom die in 1841 een boek schreef (The national system of political economy) waarin hij betoogde dat Adam Smith de innovatie en het daarvoor benodigde intelecuele kapitaal (intellectual capital) stiefmoederlijk had behandeld. Smith was in zijn ogen typisch de econoom van een handelsland dat over de wereld heerst en dus vrije open markten wil. Maar zo bouw je geen nieuwe industrie op en kom je niet tot ontwikkeling: daarvoor moeten dingen worden geleerd, en (zo zouden we nu zeggen) instituties tussen mensen worden opgebouwd.
List werkte in het industrialiserende Duitsland en keek er dus net wat anders tegen aan. Hij stond dus aan de wieg van het het infant-industry (in-de-kinderschoenen-bedrijfstak) argument dat enige bescherming in de opbouw van een industrie op zijn plaats is. Dat speelt nu weer in de bio-energie en multifunctionele landbouw, en Japan, Singapore, Taiwan en Zuid-Korea en nog wat landen hebben de theorie succesvol toegepast. Als je het slim doet (en de industrie ook weer tijdig onder de tucht van de wereldmarkt stelt en rent-seeking voorkomt) lijkt het dus te werken. Maar het is duidelijk dat List ook zijn sporen heeft nagelaten tot in de huidige industriepolitiek van Duitsland. Van een 'nachtwaker-staat' moest hij niets hebben.

Nederlandse landbouw
En op pagina 34 van het boek komen we ook nog even aan de orde, met een verwijzing naar een TNO studie uit 1982 (Bilderbeek et al.) die ik niet ken en dus nodig eens moet zien te achterhalen. We hebben net een rapport bij de drukker liggen waar ik onderstaande passage graag had geciteerd - soms lees je dingen te laat. Hier alvast dan maar:
"the study of effective national competitive strategies must fully take into account those organisational and social factors, which make the difference between success and failure.
The recognition of the importance of this point does not emerge only from the success story of countries such as Japan. It emerges also from studies in smaller countries such as the Netherlands. One of the most successful sectors of the Dutch economy has been agriculture, in terms of both productivity and trade performance. A recent study by a group of researchers at the TNO (Bilderbeek et al, 1982) has concluded that its performance has been strongly affected by the close coupling mechanisms set up and systematically promoted between the research system, the specialised education system, the information dissemination system, the producers and the market. Taking such social-organisational factors as those identified by the Michigan group of Havelock (1973) and his co-workers on innovation, the TNO study found them all to be highly relevant to the experience of the Dutch agricultural system - openness, proximity (social and geographical), synergy, capacity to absorb external information and so on."

Industriele revoluties
Verder in het boek ook verschillede papers over de Kondratieff golven, waarover ik al eerder schreef, inclusief een paper van een paar jaar geleden dat een harde landing van de ICT economie suggereerde.

Christopher Freeman: Systems of innovation - selected essays in evolutionary economics. Edward Elgar, 2008

donderdag 13 augustus 2009

camping hause

Het lijkt weer goed te gaan met de economie: uit Duitsland en Frankrijk wordt weer een lichte groei gemeld, met dank aan de autoslooppremies die overal zijn ingesteld. Hier krimpt de economie overigens nog wel. Enfin, de effectenbeurs wist het blijkbaar al langer, want we zitten weer in een echte camping rally.

Ik moet het overigens nog zien en reken toch op een W-recessie (2 dieptepunten achter elkaar), want de grote werkeloosheid komt pas van de herfst. Maar misschien wordt het toch meer 1893 dan 1929. Laten we het hopen.
En dat brengt me nog bij een leuk grapje van een Californische briefschrijver in the Economist van afgelopen zaterdag. De beste man is maar ingenieur geworden omdat hem 50 jaar geleden werd uitgelegd dat economie makkelijker lijkt dan het is: de examenvragen zijn namelijk wel elk jaar gelijk, maar de goede antwoorden zijn steeds anders. Economen zijn het zelden eens.

woensdag 12 augustus 2009

fosfaat piek

Aan het stenen tijdperk is geen einde gekomen omdat de stenen op waren, maar met het olietijdperk loopt het misschien anders. Volgens sommigen zitten we nu al op de piek van de winning.
Onder deskundigen, ook in het Wageningse, doet al een tijd het alarmerende verhaal de ronde dat het echte probleem niet de olie is (zonne-energie, dat je beter licht-energie zou kunnen noemen, zo legde iemand me gister uit, komt er aan); fosfaat zou het echte probleem zijn.
Daar zou in 2030 de winning op een piek zijn, de VS (m.n. Florida van de kaart hiernaast) is er in 2040 doorheen en wereldwijd is het over 75 a 100 jaar op. En een vervanger is niet in beeld.
In publieksbladen is dit alarmerende verhaal nog weinig bekend, maar het blad The Broker doet deze maand een verdienstelijke poging. Een overzichtelijk verhaal, hoewel ik het wat vreemd vindt om ook dit al als pleidooi aan te grijpen om het EU landbouwbeleid te hervormen (zou de verstoring van de fosfaatmarkt echt zo groot zijn door het systeem van directe betalingen dat we in de akkerbouw al jaren hebben??). Eerst maar eens studeren op substitutie, zoeken van nieuwe mijnen (in zee??) en recycling (worden de fosfaatverzadigde gronden misschien nog eens een troefkaart??).

A. Rosemarin, G. de Bruijne en Ian Caldwell: Peak phosphorus in: The Broker issue 15, august 2009

maandag 10 augustus 2009

speculeren is ook wetenschap


In het hier enige weken geleden besproken boek van Peter Phillips kwam ik zijn bewerking tegen van een schema van de wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn. Die ondercheidt allerlei soorten wetenschap. Waaronder speculatieve wetenschap, een soort Donald Rumsfeld type van "de zaken waarvan we niet weten dat we ze niet weten"

zondag 9 augustus 2009

O, liggen zo uw problemen


Niet bij de pakken neerzitten!

(waarschuwde ze nog net op tijd)

zaterdag 8 augustus 2009

Super en Hyper

Boeren en supermarkten mogen dan bakkeleien over de marge, ze hebben ook veel met elkaar gemeen.
ING bracht gisteren de conclusie naar buiten dat met name de middelgrote bedrijven problemen hebben. De grote supermarkten, met meer dan 1000 m2, draaien een hogere omzet. Ook de kleintjes, met minder dan 400 m2 redden zich wel. Hun klanten zijn zo trouw dat ze niet al teveel met prijzen hoeven te stunten; en de recessie heeft weinig invloed op onze vergeetachtig en we blijven daar dus af en toe langs gaan omdat we bij de grote hypers wat vergeten zijn. Maar juist het tussensegment heeft het moeilijk en met name die van 700-1000 m2 zijn vooral het slachtoffer van de schaalvergroting (als ze niet mee kunnen).
Net als in de agrarische sector dus. Waaruit blijkt dat de landbouw in economisch opzicht helemaal niet zo bijzonder is. Nieuw is het verschijnsel ook niet want in de jaren 70 en 80 ging het ook al over het behoud van wat toen het "middenbedrijf" heette. Wellicht moeten dus middelgrote boeren en de middelgrote supers dus eens met elkaar bedenken hoe zij zich nu zouden kunnen onderscheiden tussen tafellaken en servet.

vrijdag 7 augustus 2009

groot en in trouble, so what?

In aanvullig op mijn blog van gisteren, laat ik mijn licht ook nog maar even schijnen op een andere (onjuiste) stelling die ik van tijd tot tijd beluister: schaalvergroting is niet het juiste spoor want je ziet dat bij een onverwachtse crisis juist nieuwe grote bedrijven in de financiele problemen komen.

Of schaalvergroting het juiste spoor is, is een kwestie van bedrijfsstrategie (multi-functioneel kan ook een hele goede zijn). Maar het feit dat grote bedrijven soms in de problemen komen en kleintjes niet, betekent niet dat schaalvergroting niet doorzet. Mijn verklaring voor het verschijnsel is dat sommige ondernemers de trend naar schaalvergroting en kostprijsverlaging goed inschatten, maar achteraf gezien (altijd makkelijk oordelen) te veel risico nemen in hun eigen bedrijfsfinanciering. De productiekant van die bedrijven en de marge zijn wel op orde, maar er is te weinig buffer in het eigen vermogen (terwijl kleine bedrijven vaak heel veel eigen vermogen hebben en wel tegen een stootje kunnen). Ze zijn dus net even te hard gegroeid of hebben zich van te weinig aandeelhouders verzekerd.
Met als gevolg dat wanneer het tegen zit, het bedrijf gereorganiseerd moet worden of te koop komt. In dat laatste geval zet de schaalvergroting extra hard door want iemand anders kan het dan overnemen tegen aanmerkelijk lagere kapitaalskosten.

Kortom de (technische) ontwikkeling in een bedrijfstak kan best een bepaalde kant op wijzen terwijl de eerste innovatoren er niet al te veel aan verdienen. Dat is niets bijzonders: het gebeurt in de software (er is vermoedelijk meer geld verdiend met Excel dan de voorlopers Supercalc, Symphony en Lotus). En om in de analogie van gisteren rond de cafetaria's te blijven: het eerste McDonalds restaurant in Nederland werd in 1971 in Zaandam gevestigd en medio jaren zeventig probeerde men het nog eens in Amsterdam (bij de Munttoren op de hoek van de Vijzelsstraat en de Reguliersdwarsstraat als ik me goed herinner). Erg hard liep het allemaal niet, naar verluidt omdat men teveel van de (Amerikaanse) toeristen verwachtte. Ahold stapte uit de joint venture. De grote groei (inmiddels zijn er 220 van die restaurants in Nederland) kwam pas in de jaren tachtig en negentig toen men net als in de VS in de nieuwe buitenwijken met kinderen en steeds meer werkende partners nieuwe restaurants neerzette.
Het feit dat het aanvankelijk niet zo hard liep was (alweer: achteraf) geen signaal dat de strategie niet werkte, het was meer dat de eerste implementatie te wensen overliet. Zo eenvoudig is ondernemen namelijk ook weer niet.

donderdag 6 augustus 2009

grote combines revisited

Mijn blog van een weekje geleden over schaalvergroting (die hier al bijval kreeg van Huib) heb ik omgezet naar een column op Ziezo.biz: grote combines maaien niet alleen graan, maar ook boerenbedrijven. De theoretische onderbouwing is de aloude tredmolen (treadmill) theorie van Williard Cochrane.
Voor wie het liever in de klassenstrijd-sfeer trekt, die kan ook Marx en Engels citeren uit het Communistisch Manifest van 1848. "The bourgeoisie cannot exist without constantly revolutionizing the means of production", zo constateerde dit illustere duo over de essentie van het kapitalisme.

De landbouw blijft
Josien Kapma citeerde mijn blog in een leuke GUUS nieuwsbrief over de keten-marge discussie. Terecht deelt ze me in bij de mensen die niet zoveel in regulering zien. Maar ze laat ook een "standaardzin" uit haar toetsenbord vloeien die ik op allerlei plekken (te) vaak tegenkom: reguleren zorgt ervoor dat we dingen blijven produceren die we goedkoper élders kunnen produceren. Je bent uiteindelijk duurder uit.
Zoals je ziet, gaat het me om het woordje elders: dat is een analogie met de scheepsbouw die we hier hebben proberen te steunen, terwijl Zuid-Korea veel goedkoper was. Gedoemd te mislukken (overigens bouwen we nu veel meer schepen, maar dan wel hele luxe of speciale).

Die vergelijking met de scheepsbouw gaat volgens mij niet op: Noordwest Europa (en zeker Nederland) hoort bij de gebieden in de wereld die de meest ideale omstandigheden voor hoogproductieve landbouw hebben. Bovendien is die landbouw sterk gebaseerd op kapitaal (dat hier een lagere beloning accepteert dan in het risicovollere Argentinie of Zuidelijk Afrika) en op kennis (die in mensen zit en die willen niet en masse naar Zuid-Amerika).
Wij hebben dus een van de laagste kostprijzen in de wereld, als je die althans goed berekent en uitgaat van een optimale bedrijfsopzet (zoals het hoort bij kostprijsberekeningen). Probleem is dat de technologie zo snel gaat (en wat we met quoteringen ook nog een poosje buiten de deur hebben gehouden) dat we in de landbouw nu even niet de optimale bedrijfsopzet hebben. (Niet voor niets is de omzet per ondernemer in de tuinbouw vele malen groter dan in de landbouw).

De juiste analogie is dus niet met de scheepsbouw, maar met de cafetarias, bakkers en slagers (die het aflegden tegen McDonalds en andere franchiseketens resp. de supermarkten). Die verdwenen wel, maar de bedrijfstak bleef wel degelijk in het land. We kunnen nog steeds frietjes, brood en worst kopen, en ze worden hier ook nog gefrituurd, gebakken, gedraaid.
Kranten en andere media horen dus te schrijven: Reguleren zorgt ervoor dat we dingen blijven produceren die we goedkoper op een andere manier kunnen produceren. Je bent uiteindelijk duurder uit.
Dat doet ook meer recht aan de boeren zelf, die terecht ook niet het gevoel hebben dat ze het elders allemaal zoveel beter doen.

Op de foto een graanpakhuis langs de Oder, dat niet meer paste bij de huidige graanproductie-systemen en een nieuwe bestemming heeft gevonden als hotel met uitkijk op de rivier en op Polen. Ook bijzonder geschikt voor fietsers dus ga naar Gross Neuendorf.

woensdag 5 augustus 2009

grondprijs

De prijsopdrijvende rol van projectontwikkelaars op de grondmarkt is bekend: grondposities geven een recht om ook een uitbreidingsplan te mogen realiseren en dus is het voor projectontwikkelaars met toegang tot de kapitaalmarkt aantrekkelijk om 'strategische grondposities' te verwerven. Ze kunnen dus veel betalen, waardoor de waarde voor een rode bestemming fors hoger is dan voor een groene. En die betalen ze ook weer niet helemaal uit (omdat ze een risico lopen dat hun positie niet verzilverd kan worden ondanks hun mooie plannen voor de wethouder) zodat ze (via een portfolio-effect) ook nog een stukje van de waardetoename door herbestemming meepakken. Daar is overigens niets mis mee: de wetgeving roept dit systeem op.
In de NRC van zaterdag voert emeritus hoogleraar en bouwmarkt-deskundige Priemus er nog een interessante observatie aan toe: de bouwfraude. Daardoor verdwenen de zekerheden in de sector: onderlinge afspraken konden niet meer. "Om toch enige zekerheden te krijgen, verwierven bouwers massaal grondposities, in feite een nieuw soort monopolie". Waarop de grondprijzen omhoog schoten.
Ook opvallend: waarom veel landen in de crisis extra geld in onderzoek en innovatie steken, en Nederland in de bouw. Ligt volgens de bouw aan slecht lobbyen van NWO en het tweegesprek tussen de bouw en NWO in de NRC van een paar weken geleden waarin dit aan de orde kwam leek er wel een bewijs van. Maar evengoed bleek dat de bouw het dus uitstekend geregeld heeft.

NRC1.8.2009 "Zelfs miljardenhulp kan de bouw niet redden"

dinsdag 4 augustus 2009

vetheffing

Belastingen worden nog wel eens ingezet om gedrag te veranderen, of op zijn minst om de gebruikers op te laten draaien voor de kosten die ze veroorzaken. En daarom hebben we accijnzen op drank en rokertjes, en kansspelbelasting: wie failliet wil gaan in het casino of dood aan de sigaret moet dat zelf weten, maar meerokers en lijders van geweld en gezinsproblemen hebben ongevraagd ook last van genoemd gedrag. Op het terrein van milieu zijn er ook wat van die voorbeelden.
En dus komen er van tijd tot tijd economen op het idee dat een belasting op vet voedsel met weinig voedingswaarde ook nuttig zou kunnen zijn. Dat eten wordt geassocieerd met dikheid. The Economist zette vorige week eens wat literatuur op een rijtje. Ook bij junk food geldt dat anderen er last van hebben, niet alleen in het openbaar vervoer maar ook via de kosten van de medische zorg. Maar een belasting op dikheid is niet zo eenvoudig. En vet eten hoeft niet ongezond te zijn, mits met mate (dat doet denken aan rode wijn) en gecompenseerd door bewegen.
Op korte termijn heeft het ook niet veel effect, hoewel volgens een RAND studie zou dat op lange termijn gunstiger liggen. Ook is er al op gewezen dat de beschikbaarheid in achterstandswijken van vers en gezond voedsel veel meer een probleem is (bevorder de stadslandbouw zou ik zeggen), en dat er wel eens een soort Giffin effect zou kunnen optreden: als vet eten duurder wordt, blijft er minder geld over voor het duurdere gezonde voedsel. Giffin effecten komen zo weinig voor (ze zijn nog maar 1 keer echt econometrisch aangetoond), dat je alleen al daarom het experiment wel eens zou willen zien, maar dat terzijde.
En van drank en roken weten we dat de meest verslaafden het minst gevoelig zijn voor prijseffecten. Wat nog niet wil zeggen dat ze niet voor de kosten hoeven op te draaien, maar het maakt het argument voor een vetheffing minder sterk. Enfin, vooralsnog geldt een lager btw percentage voor (vet) voedsel dan voor de sportschool, dus eigenlijk zitten we nog in een situatie van subsidies.

Gebaseerd op The Economist: Waist banned, 1.8.2009

maandag 3 augustus 2009

flipper

Een familiebijeenkomst bracht me zaterdag in het Dolfinarium in Harderwijk. Dat was bijna 40 jaar geleden, toen zat ik er op school (om misverstanden te vookomen: de middelbare, niet de spionnenschool van de MID). In de tussentijd is het park geevolueerd van een speeltuin met dolfijnen (ooit populair geworden door de TV serie Flipper met het onvergetelijke intro van de Damrakkertjes) naar een zee-attractiepark. Met aan de stadszijde nog altijd de palingstalletjes, een ander cultureel erfgoed van Harderwijk.
De paling is niet onomstreden geraakt door de teruglopende visstand (hoewel dat meer komt door alle verkoop in de supermarkt en in de partysfeer dan aan de boulevard van Harderwijk). Een 'behind de scene-tour' door het Dolfinarium maakte duidelijk dat het attractiepark er veel aan gelegen is zo'n omstreden status te vermijden en om eventuele misverstanden over de dierhouderij op voorhand uit de weg te ruimen: het trainen van de dieren lukt alleen als de dieren het een leuk spel vinden en zich happy voelen. En gezondheid is alles.
Veehouders die nog inspiratie zoeken hoe ze een groep burgers door hun boerderij moeten rondleiden: ga eens in Harderwijk kijken, je hebt er een leuk en leerzame dag aan.

zondag 2 augustus 2009

videographics

Videographics raken in de mode. Niet zo mooi als die van Unilever maar toch een hele effectieve methode om kennis over te brengen zijn de graphics van the Economist.

pruimenoogst

Het is augustus, de pruimenoogst zit erop. Waarom of we al die pruimen tot jam en taart verwerken is voor een econoom natuurlijk de vraag, want ik denk niet dat je veel verdient met alle werk. Je kunt vermoedelijk beter een paar uur elders werken en een doos jam bij AH halen. Heb je nog keuze ook.
Maar misschien is het een probaat vakantieklusje tegen stress. "Een klein beetje natuur is al goed tegen stress. Je hoeft geen uitgestrekte wildernis te zien om rustig te worden, een foto (sic!) van een boom is genoeg". Zo lees ik net in een reflectie van Alterra omgevingspycholoog (boeiende specialisatie) Agnes van de Berg in het blad KennisOnLine.
Die natuur hoeft ook niet mooi te zijn. En de duur van het contact maakt ook al niet uit. Maar het liefst half-open met her en der wat bomen en water. Geldt ongeacht waar mensen zelf wonen. Beetje beschutting en veiligheid, maar ook uitzicht en mysterie.
Ontstresst realiseerde ik me dat ruil en handel niet alleen ontstaan als gevolg van specialisatie. Dat leggen wij economen vaak snel uit: als de een beter is in peren en de ander in pruimen, dan is het handig te specialiseren en te ruilen, daar worden ze beide beter van. Maar ook de ondeelbaarheid van de productie lijkt me een reden om te ruilen: ook bij 1 pruimenboom kom je om in de oogst (als het een goed jaar is). Handig als iemand anders dan een perenboom heeft met een vergelijkbaar probleem.

Zie: KennisOnLine, augustus 2009

zaterdag 1 augustus 2009

slotting allowances

Een tijdje geleden discussieerden we hier over de verhouding retail - voedingsmiddelenindustrie en de gewoonte om geld te betalen om een nieuw product in de schappen te krijgen. Een vaste lezer attendeerde me op een rapport dat nog ouder is, uit 2003 en uit de VS, maar toch interessant. De Federal Trade Commission keek toen naar deze zgn. slotting allowances.
Ze worden vooral betaald, zo lijkt het, om de kosten (en risico's) van de introductie van een nieuw product te delen. De FTC haalt ook twee theorieen [hogere entry kosten resp. een relatieondersteunende praktijk] aan die suggereren dat slotting fees de concurrentie verminderen, maar vond daarvoor geen bewijs.