Pagina's

zondag 28 mei 2006

Farmall, IJsland and all that

De jaarlijkse toertocht van de Moerkapelse trekkervrienden, die gisteren bij ons voorbij trok, was weer een nostalgisch genoegen. Naar schatting zo'n 30 oude tractoren, opgepoetst en een enkeling met een oude kunstmeststrooier reden in file met een reporter van TV West door het verstedelijkte landschap. De boeren versie van Keep them Rolling: Oude Porches, Alis Chalmers, Fordsons en natuurlijk de Farmall. Dat blijft mijn persoonlijke favoriet, maar dat komt natuurlijk omdat ik die als zesjarig jongetje mocht besturen bij het strobalen opladen in een warme augustusmaand op Tholen. En of dat niet leuk genoeg was kreeg ik aan het eind van de middag ook nog een van de eerste rijksdaalders, die tot kort daarvoor alleen als muntbiljet in omloop waren. Overigens spraken we altijd van far-mall, pas een paar jaar geleden drong het tot me door dat McCormick een multi-purpose tractor voor ogen had met de farm-all.
Uit economisch oogpunt inspireert de trekkertocht tot twee inzichten. Allereerst is het interessant om eens even stil te staan hoe hier nostalgie en wellicht conservatisme bijdraagt aan het instandhouden van een (industrieel) cultureel erfgoed dat schaars dreigt te worden. Er zijn mensen die een forse tijdsinspanning doen om iets wat zij belangrijk vinden, levend te houden en door te geven. Dat is wellicht niet meer als een hobby, maar soms ontwikkelen zulke activiteiten zich tot een commerciele business: handel in onderdelen, commerciele bladen, optredens bij jaarmarkten etc. Momenteel kijkt een groepje studenten in Wageningen op mijn verzoek naar de motieven en omstandigheden waar hobby's overgaan in meer commerciele activiteiten en zo bijdragen aan het behoud van cultureel erfgoed en innovatie.
Een tweede inzicht is dat het weer eens opvalt hoe in pakweg 40 jaar tijd de schaalvergroting, ook in tractoren, heeft toegeslagen. En dat niet alleen omdat er ook nog een grote nieuwe John Deere betrokken was bij de trekkertocht (als sleepdienst?). Het is die schaalvergroting die er voor zorgt dat een man steeds meer hectares kan bewerken en meer mensen kan voeden. Hogere arbeidsproductiviteit heet dat in het jargon. En dus wordt het leger op het platteland.
Dat verschijnsel doet zich overigens ook in andere sectoren voor. Ik was deze week een paar dagen op IJsland om met collega's te praten over visserij-onderzoek. Mooi lava landschap overigens, veel licht, en lage temperatuur hoewel IJsland een warmte overschot heeft in de vorm van warm water waar electriciteit mee wordt gewonnen voor aluminium smelterijen. We kregen daar een expose over het IJslandse systeem van visquota waarmee succesvol voorkomen wordt dat de zee wordt leeg gevist. Toen het stelsel zo'n twintig jaar geleden werd ingesteld had het grootste visserijbedrijf 4% van de nationale vangst. Dat leidde tot de regel dat niemand meer dan 12% van het quotum mag verwerven - uit mededingingsperspectief mijn inziens overigens een laag percentage. Opvallend overigens dat iedereen via de website van de regulator alle quota, quota-transacties en de aanvoer van vis per visserijbedrijf zo ongeveer real time kan volgen. Transparantie die tot betrouwbaarheid (via onderlinge controle) en geloofwaardigheid leidt.
We bezochten het aan de beurs genoteerde bedrijf HB Grandi dat inmiddels tegen die grens oploopt. Voor verdere groei moet men dus vis bijkopen of naar het buitenland expanderen of het zoeken in meer toegevoegde waarde of integratie met volgende schakels (visverwerking doet men overigens al sinds jaar en dag). Hoe groter hoe goedkoper dus, zodat we hogere inkomens realiseren en tijd krijgen om aan oude tractoren te sleutelen.

Succesvol veranderen

De landbouw verandert. Voor succesvol veranderen zijn er vijf zaken noodzakelijk: visie, vaardigheden, prikkels, middelen en een plan. Ontbreekt een van deze vijf dan lukt het niet. In een rapport dat collega Gerben Splinter c.s. een paar maanden geleden publiceerde staat een mooi schemaatje dat de toestand benoemt als een van de zaken ontbreekt:
  • zonder visie treedt verwarring op
  • zonder vaardigheden ontstaat ongerustheid
  • zonder prikkels ontstaat weerstand
  • zonder middelen is er frustatie
  • en zonder plan komt men in een tredmolen terecht.

bron: G. Splinter, R. Derkx, N. Jukema en G. Peppleman: Zorgen dat, LEI, december 2005

vrijdag 26 mei 2006

Huur een deskundige

Waren boeren vroeger handige mensen die bijna alles zelf deden, ook zij zijn al jaren afhankelijk van deskundigen: het mechanisatiebedrijf, de accountant, de makelaar. Het kiezen van de goede deskundige is verre van eenvoudig vanwege twee risico's: ze smeren je teveel diensten aan ('overtreated' : "uw tractor is aan een nieuwe accu toe") of ze rekenen een te hoge prijs ('overcharged'). En dat allemaal omdat de klant de dienstverlener niet kan beoordelen.
Met gezond verstand zijn daar wel een paar oplossingen voor: je kunt als ondeskundige zien of er een nieuwe accu in je tractor zit, of je kunt vragen of je de vervangen accu of remschijven meekrijgt. Je weet dan in ieder geval welke behandeling je hebt gehad en wat je daarvoor betaalt, maar nog niet altijd of die behandeling terrecht was. Omdat je als klant weet aan welke prikkels de dienstverlener bloot staat, kun je je op die manier dus deels indekken.
Om dezelfde reden kiezen veel mensen niet voor de garage of makelaar die adverteert met de goedkoopste prijzen voor eenvoudige klusjes zoals de APK keuring als ze mogelijk een omvangrijker onderhoudsdienst nodig hebben, omdat ze weten dat ze maar zelden zo gelukkig zullen zijn die prijs te betalen. Je vermoedt al snel dat de winst dan op de ingewikkelder klussen wordt gemaakt. Veel mensen zullen dus kiezen voor de dienstverleners die de ingewikkelde diensten goedkoop aanbieden. In een concurrerende markt leidt dat er toe dat men te lage prijzen rekent voor ingewikkelde diensten en te hoge voor eenvoudige klusjes. Zodat er weer gespecialiseerde bedrijven ontstaan die alleen banden of uitlaten vervangen.
Het kan zelfs leiden tot een vlak tarief voor alle diensten. Bij makelaars komt dat wel voor, wat er dan weer toe kan leiden dat ze bij huizen die ze voor derden verkopen veel sneller tot zaken komen dan bij huizen die ze zelf bezitten. Het voordeel van adverteren met zo'n vlak tarief per uur is dat de uitvoerder geen belang meer heeft bij ingewikkelde en grote klussen, of juist bij kleintjes. Garages hebben dus ook belang bij een uniform uurtarief.
Overigens werkt dat alles alleen als de markt in evenwicht is en iedereen een baan heeft: dan heeft de taxi-chauffeur geen groter belang bij lange dan bij korte ritten, en er dus geen belang bij een omweg te nemen als hij weet dat jij de stad niet kent. Als er weinig vraag is naar taxi-ritjes dan is dat gevaar er wel. Maar ook daar is soms met gezond verstand nog wat aan te doen: ga naar de taxichauffeur of de garage die het het drukst heeft, die heeft het minste belang bij aansmeergedrag /overbehandeling. Dat voordeel is misschien groter dan dat een lagere prijs krijgt van iemand met weinig werk. Maar het blijft een inschatting en het kan dus zinvol zijn om geld te besteden aan informatie vooraf (offertes).

Gebaseerd op The Economist, Economics focus, 15 april 2006, die zich baseert op een paper van Dulleck and Kerschbamer: On doctors, mechanics and computer specialists: the economics of credence goods, Journal of economic literature, march 2006

donderdag 25 mei 2006

Lijstje: Bellen blazen

Hoge grondstofprijzen, dalende aandelen - het roept de vraag op hoe het mogelijk is dat beleggers gedurende een langere periode een 'te hoge' waarde toekennen aan aandelen of grondstoffen en door te kopen meewerken aan een verdere stijging. Onder de titel 'Bellen blazen' geeft Frans Tempelaar in het Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, editie april 2006, een lijstje gedragskenmerken die volgens de 'behavioral finance' dit kunnen verklaren:
  • we oordelen vaak op basis van (vermeende) patronen (heuristics) zodat we geneigd zijn toekomstverwachtingen te baseren op gepercipieerde patronen uit het recente verleden
  • daar komt bij deat we geneigd zijn patronen te zien, ook als zijn die er in werkelijkheid niet; we houden nu eenmaal niet van toeval (randomness) en zoeken naar representativiteit.
  • zelfoverschatting door we een te positief beeld hebben van onze eigen capaciteiten. Daarbij is er een confirmation bias: goede resultaten uit het verleden worden toegeschreven aan de eigen bekwaamheid, slechte resultaten aan pech of falen van anderen
  • overmatig optimisme: we hebben een te rooskleurig beeld van de verwachtingen in de toekomst
  • we vermijden toekomstige spijt (regret avoidance) en zijn daarmee zijn we bang om toekomstige koersstijgingen mis te lopen
  • het house money effect, ontleend aan het casino, zorgt dat als er winst is behaald, de risico-bereidheid toeneemt. Gevoelsmatig is niet meer het eigen geld in geding, maar gewonnen geld 'van het huis'.
  • Kuddegedrag (herding) treedt op omdat we ons laten leiden door het gedrag dat we bij anderen waarnemen, niet op basis van eigen analyse.
  • Er is een neiging tot conservatisme (voortkomend uit de heuristiek anchoring and adjustment) die er toe leidt dat we een al gevestigd oordeel (zoals een waargenomen patroon) moeilijk aanpassen. Het duur tussen een poosje voor nieuwe afwijkende informatie effect heeft.

woensdag 24 mei 2006

lijstje: motieven om te sparen

Vandaag kreeg ik een leuk bedrag terug van de Belastingdienst naar aanleiding van mijn aangifte 2005. Leve de hypotheekrente aftrek, waar ik ruimschoots van profiteer maar wat eigenlijk aan herziening toe is. Dit alles is een goede aanleiding voor een lijstje 'Motieven voor individuen om te sparen':

  1. Life-cycle hypthesis. Geintroduceerd door de bekende Italiaanse econoom Franco Modigliani. Gaat er vanuit dat mensen hun inkomen glad strijken over hun leven: er wordt weinig gespaard als je jong bent, meer op middelbare leeftijd bij goede inkomens en er wordt ontspaard als men met pensioen is. Meest invloedrijke theorie van dit rijtje.
  2. Voorzichtigheidsbeginsel: mensen sparen niet voor hun oude dag maar voor een regenachtige dag, voor als het tegen zit. Men spaart dus relatief meer bij fluctuerende inkomens en als het lastig of duur is om te lenen.
  3. Erflater-beginsel (bequest theory of thrift): mensen sparen omdat ze wat na willen laten aan hun kinderen en maken hun geld dus niet op als ze oud zijn. Hetzij omdat ze van ze houden, hetzij omdat ze ze om willen kopen om hen te verzorgen (economen zijn nogal wantrouwend over altruisme).
  4. Compenseren van de overheid: mensen sparen meer als de overheid het niet doet, omdat ze later hogere belastingen (voor bijvoorbeeld pensioenverplichtingen) verwachten. Rationele verwachtingen die bekend staan als de ‘Ricardian equivalence’.

    Uit: Zindy Minton Beddoes: The great thrift shift, Survey of The Economist, 24 september 2005, pagina 8

maandag 22 mei 2006

na de flatrate

Vandaag even reclame voor eigen werk: op de deurmat viel dit weekend het blad EuroChoices met daarin een editorial van mijn hand waarin ik pleit voor gedegen onderzoek naar nieuwe vormen van voedselbeleid en landschapbeleid, die in mijn ogen zullen voortkomen uit het huidige landbouwbeleid. En voor de korte termijn is dan de vraag of dat beleid makkelijker realiseerbaar is vanuit een Gemeenschappelijk Landbouw Beleid met subsidies op basis van historische aanspraken of op basis van een voor iedereen gelijk bedrag per ha ('flatrate' of 'vlakpremie'). Leuk om te merken dat er adhesie is voor die zienswijze.

zondag 21 mei 2006

reflectie uit kampina op veenweide- en ruimtelijke transities

Na gisteren Heusden, vestingstadje uit de middeleeuwen en tachtigjarige oorlog, te hebben bezocht, wandelden we vanochtend door den Kampina. Een mooi natuurgebied, momenteel met vele kleuren groen. Hier en daar een ven. En soms een weiland vol met bloemen, kruiden en wat vetweiders. De regen van gisteren en vannacht deed de veenstroompjes stromen. Een enkele roodbruin van ijzer, de meeste gitzwart van het veen.
En daarmee was ik terug bij een bijeenkomst die we vrijdagochtend hadden bij het Innovatienetwerk over de veenweide. Na de natuurlijke afwatering in het gebied tot ongeveer het jaar 1400, hebben we 600 jaar bemaling gehad. De zorg over de kosten van de inklinking en de CO2 emissie doen waterschappen nu besluiten om peilen te verhogen en hier en daar drasland te creeren, dat dan ongeschikt is voor zuivelproductie. Een zoektocht dus naar alternatieve mogelijkheden (bedrijfssystemen) om de kosten van het grondbeheer te betalen. Zuivel brengt per ha nog het nodige op (ook al verdwijnen veel bedrijven door schaalvergroting), maar natuur kost geld. Vetweiderij (rundvlees), of toch nog zuivel met andere koeien (blaarkoppen) zijn een paar van die mogelijkheden. In deze bijeenkomst was er een voorstel voor rietplantages voor energie. Verkoopt mogelijk beter als de Weerribben bij Gouda. Over de economische haalbaarheid leek me het laatste woord nog niet gezegd.
We waren het er in die bijeenkomst ook over eens dat er veel te weinig mechanismes zijn om geld uit de stad te gebruiken voor investering in het landelijk gebied. Het veenweide slagenlandschap is een internationaal uniek gebied (waarom staat dat niet op de Unesco heritage lijst?) dat via een rechte lijn doorklinkt tot in de kunst. Maar wie we er voor kunnen laten betalen is nog onduidelijk. Urbane en rurale ruimtelijke planning zijn werelden apart, zo concludeerde prof. Adri van den Brink dan ook afgelopen donderdag op een Professionele Gesprek over transities in Wageningen.

dinsdag 16 mei 2006

lijstje: 7 stappen van marktwerking

Marktwerking is populair. Bij het opruimen van een kast kwam ik een publicatie van LEI collega Frank Bunte tegen, waarin op basis van de literatuur een zevenstappenplan wordt gepresenteerd om de rol van de overheid versus die van de markt af te wegen:

  1. is er een vorm van marktfalen
  2. geeft het marktfalen aanleiding tot publiek beleid
  3. is er al bestaand beleid en hoe functioneert dat
  4. welke vormen van nieuw beleid zijn mogelijk
  5. welke oude of nieuwe maatregelen passen het best bij de beleidsdoelstellingen
  6. hoe kan het voorgestelde beleid het best ingepast worden in bestaand beleid
  7. met welke criteria kan het beleid te zijner tijd worden beoordeeld

Toepassing daarvan op bijvoorbeeld het landbouwbeleid stemt tot nadenken.

bron: F. Bunte: Marktwerking, LEI Den Haag, 2004

maandag 15 mei 2006

factuur voor de boer

Vanmiddag werd in Arnhem het nieuwe kantoor van de Gibogroep geopend. Mooi ingericht pand, goede ontvangst. Veel aandacht voor automatisering, XBRL en taxanomie in het officiele deel. Het lijkt erop, zo concludeerden we onder de champagne, dat veel van wat we bedachten in de jaren tachtig over data-uitwisseling en standaardisatie van kengetallen nu toch (eindelijk) werkelijkheid gaat worden. Gibo collega J. herinnerde zich nog een punt dat ikzelf blijkbaar in die tijd al eens heb gemaakt: zolang boeren en tuinders een unieke bedrijfstak zijn die wel goederen levert maar de facturen door de klant / afnemer laat maken, is er reden voor bijzondere aandacht voor de administratieve organisatie van de sector. Want de hoge standaardisatie van facturen maakt elektronische uitwisseling makkelijk. En misschien valt het met de administratieve lasten dus nog wel mee en met de marktgerichtheid nog tegen. Tijd voor een XBRL/Taxanomie project?

zondag 14 mei 2006

Ruimtelijke inrichting te koop

Te koop en andere ideeen over de inrichting van Nederland is een fraai uitgegeven bundel essays van Noelle Aarts, Roel During en Pat van der Jagt uit een Wageningen UR programma Bounderies op Space. In de wereld van de ruimtelijke ordening zijn mooi uitgegeven essays overigens bon ton, en uit een essay van Rudy Rabbinge in dezelfde bundel begrijp ik dat je daar mee uit moet kijken: hij beticht het Ruimtelijk Planbureau (zie ook mijn blog van gisteren) dat het daarin met gratuite verhalen blijft steken en dat het aan creativiteit en inhoudelijke stimulans ontbreekt.
In 1998 constateerde de WRR dat er veel verandert en dat er behoefte is aan nieuw beleid, maar dat de 5 aloude basisprincipes van onze ruimtelijke ordening overeind moeten blijven:
  1. concentratie van verstedelijking, compacte verstedelijking om ruimtelijke kwaliteit van de groene ruimte te behouden
  2. ruimtelijke samenhang, bijeenhouden van stdelijke functies (lastig door groeiende congestie)
  3. ruimtelijke differenitatie (die door sluipende verstedelijking steeds meer verdwijnt)
  4. ruimtelijk hierarchie (die door spreiding van hoogwaardige stedelijke functies steeds meer vermindert: de filmzalen en IKEAs gaan naar de stadsrand)
  5. ruimtelijke rechtvaardigheid (wordt ondermijnd door suburbane ontwikkeling zodat grote steden met de problemen van achterstandswijken blijven zitten)

Het is de vraag of de veranderende krachten niet zo groot zijn en dat een deel van de principes over boord moeten. Deze bundel Te Koop zet je op dat punt af en toe wel aan het denken. Zo beschrijft Guido van Eindhoven een aantal scenario's rond de sturing, waarin aannemelijk wordt gemaakt dat die ook in veel mindere mate bij de overheid en meer bij de markt en burgers(Golfresidentie Dronten als veelgebruikt voorbeeld) zou kunnen liggen. We zijn ook overgegaan in het denken in stakeholders, welke goede mens (a la Socrates) zorgt er nog voor het publieke?

Het echte vakdebat in deze wereld zou wellicht moeten gaan over de term Ruimtelijke planning of ordening niet vervangen moet worden door Ruimte-organisatie of Ruimte-management. De planning lijkt allemaal nog al top down, wellicht met inspraak maar in essentie vanuit consensus over wat er met een gebied moet gebeuren (en anders moet het proces die consensus opleveren). Zo werkt het niet meer en we moeten afruilmechanismes tussen partijen (anders dan uitkopen) veel beter in de vingers weten te krijgen.

zaterdag 13 mei 2006

ruimte voor landelijk wonen groter dan je denkt

Zonder aantasting van het karakter van het platteland is er rond de steden 160.000 ha (waarvan eendeel op oude haven- en industrieterreinen) beschikbaar voor landelijk wonen. Als je dat goed inpast en niet meer dan 1 woning per 2 ha bouwt, is ongeveer de helft van de vraag naar landelijk wonen vervuld. Bij een dichtheid van 1:1 dus de volledige vraag. Dat blijkt uit de studie 'De Landstad' van het Ruimtelijk Planbureau die ik vandaag even doornam. Je mag daaruit dus ook concluderen dat het met het verdwijnen van het platteland in Nederland zeer zal meevallen: in deze opzet wordt het karakter van het gebied niet aangetast en, zoals eerder hier betoogd, er is gewoon geen vraag naar een half miljoen ha aan bouwgrond. Want de rest wil gewoon in een Vinex-wijkje.

de internet-overheid - heeft nog een weg te gaan

Boeren, burgers en buitenlui klagen van tijd tot tijd over administratieve lasten en de bureaucratie van de overheid. Een beetje buiten het doel van deze weblog, maar ik kan niet nalaten er uit persoonlijke ervaringen even aan mee te doen - dat lucht in ieder geval op.
Ik liet vorige week in Brussel me beroven van paspoort en autopapieren. Niet slim, maar goed. Nu had ik niet meteen verwacht dat op basis van het Vlaamse procesverbaal en de gekoppelde justitie- en immigratiebestanden ik een mailtje van mijn eigen gemeente Zevenhuizen zou krijgen met de vraag of ik een nieuw paspoort wil en of mijn oude gedigitaliseerde pasfoto nog up to date is. Zo'n oplossing zal nog wel eeen paar jaar duren.
Dus nam ik gisteren zelf maar even het initiatief om langs de gemeente te gaan. Dan blijkt dat een in het Nederlands opgesteld Belgisch proces verbaal geen enkele betekenis heeft. Of ik met een formulier in de hand in Waddinxveen, het volgende dorp, aangifte wil gaan doen bij de politie. Dat kan niet per internet, hoewel er ook geen reden is live te verschijnen. De politie-mevrouw die mij verder netjes helpt, wijst me er op dat ik onder Nieuwerkerk val, en heeft geen behoefte het Belgische proces-verbaal een blik waardig te keuren. Overigens is het computer-systeem van de politie ook nog aan verbetering toe: mijn geboorteplaats Brouwerhaven wil het systeem niet accepteren, je moet maar weten dat dit vijftig jaar later de gemeente Schouwen-Duiveland is en dat krijgt te mevrouw niet ingevoerd omdat ze het koppelstreepje vergeet. Het systeem komt blijkbaar niet zelf op met gemeentes op basis van Scho...
Terug met het Nederlandse proces-verbaal komt het goed met mijn aanvraag. Over een week kan ik het afhalen, wel in eigen persoon overigens en een keer in de week een avondopenstellinkje.
En met het kentekenbewijs is het al niet veel beter gesteld. Ook hier geen internetformulier (of via internet bij de RDW aan te vragen formulier) maar een formulier dat met een genummerde acceptgiro te verkrijgen is op het postkantoor. Niet op het service-steunpunt in ons dorp, maar alleen in echte postkantoren. Wel raadt het formulier telebankieren aan, waarmee me het nut van het genummerde formulier steeds meer ontgaat.
En nu maar hopen dat de verzekering nog wat met dat proces-verbaal doet. En om er nog een draai voor deze weblog aan te geven: empirisch is weer eens gedemonstreerd dat zeker ook dorpen (zelfs die bij grote steden) en het milieu belang hebben bij goede internet-toegankelijkheid.

dinsdag 9 mei 2006

Het zout komt

De Eemlandhoeve is een boerderij-vergaderzaal-winkel bij Bunschoten en een concept op zich. Ik was er vandaag en er is veel over te melden, maar ik wilde het even hebben over verzilting, want daar hadden we het terplekke over.
Hogere waterstanden en dalende gronden doen de kans op verzilting van ons grondwater toenemen, zo wordt door sommige deskundigen beweert. En zoet water wordt schaarser en meer gewenst dan brak water, dus lijkt er een probleem te gaan ontstaan, zeker voor de plantenteelt. Verzilting kun je bestrijden (dat doen we al eeuwen), maar je zou ook kunnen overwegen er mee te leven, of zelfs er voordeel uit te halen. Dat is weer eens een andere kijk op de zaak.
Maar erg realistisch is die kijk niet, zo kreeg ik de indruk. Er is ook in de toekomst behoefte aan landbouw en ook in Nederland zal landbouw blijven, er is geld te verdienen met meer zout-tolerante gewassen in gebieden waar verkeerd is beregend, maar de introductie van de zouttolerante tulp of een zoutminnend Bintje lijkt nog ver weg. Mijn taxatie is dat er nog genoeg met die gewone variant van die producten verdiend wordt om verzilting te bestrijden of de teelt naar een ander deel van Europa te verplaatsen. En dat de eerste 50.000 ha verzilte grond aantrekkelijk zijn als drasland in een natuurbestemming (met een beetje toerisme).
De fout die hier namelijk al snel gemaakt wordt, is dat een transitie-idee op verzilting wordt geplakt, terwijl wanneer je de problematiek vanuit het gebied of de productie analyseert (waar het over tientallen jaren in een langzaam tempo aan de orde komt), er goedkopere bestaande oplossingen worden verkozen. Met andere woorden het huidige systeem dreigt niet echt vast te lopen. Dat was bij bv. ruimte voor de rivier wel het geval. Ook is het alternatief niet buitengewoon profijtelijk. Maar goed, het is ook een kenmerk van transities dat sommigen te lang in het oude systeem blijven geloven.
Dat neemt niet weg dat zo'n project leuke en op het eerste gezicht realistische innovaties oplevert voor bv. het kweken van tong of het bedrijven van zeebouw: oogst en mogelijk ook teelt van zeewier voor allerlei ingredienten. Daar moeten nog wat ondernemers en financiers voor worden gezocht.

maandag 8 mei 2006

Het schrikdraad van de Zwarte Boer

De Zwarte Boer is een cafe-restaurant in de bossen bij Staverden. Neem bij Harderwijk de provinciale weg naar Apeldoorn, sla links af naar Leuvenum en Staverden en na een paar kilometer heb je links het landgoed Het Roode Koper (passanten op het terras soms toegestaan, maar gisteren even niet) en rechts de Zwarte Boer, dat net als twintig jaar geleden nog steeds op zondag gesloten is. Principes zijn mooi, en overtuigend als ze geld kosten.
Net voor de Zwarte Boer gaat er rechtsaf een fietspad naar Drie en daarlangs loopt langs een paar honderd meter een interessant schrikdraad. Eerst dacht ik dat het een ruiterpad was dat voor de verandering met schrikdraad van het fietspad was gescheiden. Maar paarden lopen liever niet over in het gras weggewerkte open betonplaten van 30 cm breed. Het was dan ook een pad om koeien naar hun weiland te laten lopen. En zo vergroot de plaatselijke melkveehouder dus zijn huiskavel: bij uitbreiding van het bedrijf (aankoop van de grond van de buurman en meer koeien) is ook een grotere kavel bij de melkstal nodig wil je koeien buiten laten lopen. Heb je die niet, dan moet je opstallen en het voer met een machine maaien en naar de stal brengen. Experimenten met mobiel in de wei melken zijn in het verleden op niets uitgelopen. En opstallen doet de koe uit de wei verdwijnen, en is niet zondermeer goedkoper.
Het pad met het schrikdraad liet me zien dat soms met goedkope en eenvoudige methoden die het landschap niet aantasten, een probleem als dat van een kleine huiskavel is op te lossen. En dat het boeren temidden van natuurschoon niet meteen een handicap is. Al was het maar omdat er ook nog ruimte is voor een cafe waar je op zondag koffie kunt drinken.
Overigens zagen de weilanden met bloeiende paardebloemen en koekoeksbloemen er fraai uit (voor dat laat maaien mag er van mij wel een natuurvergoeding worden betaald). En als burgers als ik dan toch nog wat over het landschap mogen zeggen: een paar varkensstallen type jaren zeventig bij o.a. landgoedboerderijen hadden wat mij betreft niet gebouwd hoeven te worden, en zeker niet in deze anonieme stijl. Het gemak waarmee die varkenshuisvesting is neergezet in een tijd dat je voor een extra woning in het gebied al geen vergunning meer kreeg, blijft verbazingwekkend. De ammoniak emissie is bovendien, zo stelden we vast, niet gering op een mooie zomerse dag. Verder blijf ik veel Holstein Friesian koeien vel over been vinden, het ziet er mij te hongerig uit. Ze mogen dan meer melk geven, als we dan toch subsidies geven laten we dan de ouderwetse FriesHollandse koe maar wat bevoordelen. Want aan Afrikaanse honger willen we op ons fietstochtje eigenlijk niet herinnerd worden - zeker als er in de buurt geen appeltaart te krijgen is.

zondag 7 mei 2006

De schaapskooi van het Speulderbos en de EU

Het Speulderbos lag er vandaag prachtig bij: mooie oude bomen, soms uiterst grillig omdat de rechte bomen vroeger eerst werden geoogst, met fris groen blad waar het zonlicht doorheen filtert. We fietsten rond Drie, dat volgens een ANWB gidsje al in 855 werd beschreven. Maar de bewoning op de Ermelose heide is veel ouder: de grafheuvels die je er ziet zijn tot 5000 jaar oud, en hebben ook de tanks van het Nederlandse leger overleeft. Er is ook weer een echte schaapskudde met moderne herder. En zijn nieuwbakken schapendrift (de schuur) is gedoteerd met EU subsidie. De schapen zelf profiteren vermoedelijk ook van EU beleid, maar dat vermeldde het bord niet.
Met S., communicatiedeskundige, leidde het tot een korte discussie of de EU hier nou slim aandoet, zo'n bord en subsidie voor zo'n project. Aan de ene kant zien we zo eens dat de gewone man ook wat aan de EU heeft en krijgt de EU een gezicht. Anderzijds kom je nu overal in Europa van die borden tegen, waarbij je je gaat afvragen of dat nu een efficiente wijze van ons belastinggeld rondpompen is: kan Ermelo of desnoods Gelderland die schaapskooi zelf eigenlijk niet betalen?
We besloten dat de laatste visie de overhand begint te krijgen - in ieder geval bij Nederlanders die momenteel bovengemiddeld kritisch zijn op de EU, zo bleek dit weekend uit de Eurobarometer van de Commissie.

zaterdag 6 mei 2006

Lijstje: plaatsen van agrarische herinnering

De Franse historicus Pierre Nora kwam in de jaren tachtig met het begrip 'les lieux de memoire': symbolen van het cultureel erfgoed van een natie. Inmiddels loopt er in Nederland een boekserie 'plaatsen van herinnering'. En de NRC besteedt in zijn Magazin aandacht aan het 50 jarige Nagele. Vandaar vandaag 14 Plaatsen uit de moderne Nederlandse landbouwgeschiedenis:

1. Brussel
Zonder twijfel de plaats waar de meeste en de meest verstrekkende besluiten voor de Nederlandse agrarische sector worden genomen. Dankzij Stresa en niet zonder gevolgen voor de klassering van Rotterdam. Zie ook: Den Haag.

2. Jorwerd
Dorp bij Leeuwarden dat Geert Mak in 1996 een bestseller opleverde met het meer nostalgische dan theologische 'Hoe God uit Jorwerd verdween' en dat bij het grote publiek de ogen opende voor het feit dat ook op het platteland de modernisering weinig bij het oude laat. Een prima basis dus voor romantische ideeën over hoe vroeger geluk nog heel gewoon was - en droeg zo indirect bij tot meningsvorming over de moderne veehouderij, hetgeen in de daaropvolgende dierziekte crises van pas kwam.

3. Hollandseveld
Dorp in Overijssel dat met terugwerkende kracht best in moderne romantische plattelandsbeelden zou kunnen passen, ware het niet dat er in 1963 een veldslag werd uitgevochten tussen ordehandhavers en boeren die de verplichte Landbouwschapsheffing weigerden te betalen. De sympathiserende Boerenpartij zou in de opstandige jaren zestig en nog ver daarna in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn. Leider 'Boer' Koekoek, die Hendrik heette en al plat praatte toen Normaal nog niet bestond, deed weinig goeds voor het boeren-imago en het dierenwelzijn, maar bracht samen met Vader Abraham wel een carnavalskraker op zijn naam.

4. Rotterdam
Zonder de haven en het 'gat' van Rotterdam zou de (intensieve) veehouderij nooit de omvang hebben gekregen die in de jaren tachtig werd bereikt - met alle gevolgen voor de betalingsbalans en het milieu. Het 'gat' ontstond toen in het Europese landbouwbeleid de graanprijs kunstmatig hoog werd gesteld, maar graanvervangers zoals tapioca en sojaschroot vrij van heffing mochten worden ingevoerd. Waarna de import tot grote hoogten steeg, veel kleine boeren en sommige bouwvakkers zowel de stallenbouw als de varkenshouderij ter hand namen en de Franse graanboeren consequent gingen klagen over 'het gat van Rotterdam'.

5. Flevohof, Biddinghuizen
Doe- en themapark in Flevoland dat als visitekaartje voor de moderne landbouw moest dienen. Kinderen konden er leren dat melk niet uit de fabriek komt. Te weinig romantiek en 'boertjes van buuten' en ook al geen spektakel. Echte attractieparken trokken dus meer burgers en het park raakte aan lager wal. Popfestival Lowlands en de achtbanen van Six Flags bleken betere publiekstrekkers ter plekke. Duurde desalniettemin opvallend lang voordat de landbouw zelf leerde dat we in een belevingseconomie leven waarin kostprijzen niet zaligmakend zijn.

6. Stresa
Italiaanse badplaats aan het Lagio Maggiore waar in 1958 het Europese Landbouwbeleid in elkaar werd gesleuteld. Creëerde exportmogelijkheden voor de Nederlandse landbouw, de redding voor het nationale landbouwbeleid en vijftig jaar gesteggel en vele marathonzittingen in Brussel over hoe het verder moet met de Europese landbouw.

7. Stadion Galgenwaard, Utrecht
Toen in 1974 de akkerbouw en veehouderij ten hoop liepen tegen het landbouwbeleid en de tuinbouw tegen het ontbreken daarvan in tijden van hogere energieprijzen, kozen actieleiders niet voor het Haagse Malieveld maar voor het stadion van FC Utrecht als demonstratielocatie. De effecten op lange termijn waren bescheiden, maar op voetbaltribunes zou de rust nog decennia lang ver te zoeken zijn. De echte winnaars zijn vaak de actievoerders, die na verloop van tijd met hun bewezen talenten nog wel eens op het pluche willen belanden. In dit geval het meest duidelijk geïllustreerd door David Luteijn. Tuinbouw-aanvoerder was Klaas Olieman, bij toeval bewoon ik nu het uit de kluiten gewassen huis dat hij een paar jaar daarvoor bouwde.

8. Odilliapeel
Dorp in de Peel dat zich met de varkenshouderij aan de armoede onttrok, met dank aan Rotterdam (zie aldaar). Overigens zijn hele wijken van Rotterdam gebouwd voor zuiderlingen die na de oorlog de armoede van het platteland verruilden voor werk in de haven. En inmiddels wonen in die wijken al weer andere allochtonen. Odilliapeel dankt zijn bekendheid aan minister van Landbouw, Gerrit Braks. Vergelijkbare en alternatieve nummer 8: Deurne, het dorp dat met Slagerij J. van der Ven model stond voor het Brabantse Jorwerd in de klassieker 'het Dorp' van Wim Sonneveld.

9. Den Haag
Veelal overgewaardeerde locatie waar het gaat om beleid voor de agrarische sector. Zetel van het Ministerie van Landbouw (onder wisselende namen), het Landbouwschap en vele, vele andere organisaties. Zie liever: Brussel.

10. Wageningen
Sinds ruim een eeuw bron van vele modernismes in de agrarische sector. Duurde enige tijd tot het ontwerp-denken van de ruilverkavelingen had plaats gemaakt voor trends uit natuur, romantiek en belevingseconomie. Tevens hofleverancier van bestuurders en ministers, zelfs als ze er niet hebben gestudeerd. Dorp aan de rivier met inmiddels mondiale ambities.

11. Kootwijkerbroek
Bijna het Hollandseveld uit de mond- en klauwzeer epidemie van 2001. Dorp keerde zich aanvankelijk tegen ruiming. De in 2003 uitgebroken vogelpest betekende opnieuw ruiming. En nu ook voor veel hobbydieren - een nieuw verschijnsel in de problematiek van de landbouw in de ommelanden van de stad.

12. Oostvaardersplassen
Stuk van Zuidelijk Flevoland dat na inpoldering in 1968 niet direct in cultuur werd gebracht maar gereserveerd was voor zware industrie, waar het in de jaren zeventig niet zo mee vlotte. De spontaan ontstane natuur bracht Nederland tot het niet aan het buitenland uit te leggen idee dat je natuur ook kunt ontwerpen en maken. Sinds die tijd sporen actiegroepen op elk potentieel industrieterrein naar rode-lijst soorten en brengt de overheid jaarlijks heel wat landbouwgrond 'in natuur'.

13. Assen
Bij veel boeren bekend als de plek van formulieren en aangiftes. In dit geval vooral van de mineralenboekhouding waarmee de overheid de nadelen van het gat van Rotterdam dacht te dichten, tot Brussel daar een stokje voor stak. Een superieur concept dat te laat werd ingevoerd en het buitenland lastig uit te leggen was. In hoogtijdagen werkten er 900 mensen (1 op elke 100 boeren) bij het zgn. Bureau Heffingen.

14. Nagele
Dorp in de Noordoostpolder uit 1956 dat in niets op het toen nog onbekende, en nog kerkelijke Jorwerd moest lijken. Ontworpen door vertegenwoordigers van het Nieuwe Bouwen, met bekende namen als Aldo van Eyck, Gerrit Rietveld en Mien Ruys, waarmee moderne architectuur, een visie op de samenleving en het moderne platteland werden samengebracht. Voor het grote publiek vooral het dorp van de 'platte daken'. Daarmee icoon van de zakelijkheid waarmee Neerlands nieuwe polders met hun rechte kavels en verre zichten in cultuur werden gebracht, en zoals die ook in menige ruilverkaveling op de ontwerptafel werden bedacht.

Suggesties voor nummer 15 zijn welkom.

donderdag 4 mei 2006

Lijstje: natuurlijke identiteit

Afgelopen dagen was ik naar Brussel voor een hoorzitting in het EU Parlement en een gesprek met een belangrijke klant. Het zal me nog lang bijblijven want op het Zuidstation werd ik beroofd. Het leverde op de late avond een tochtje op met een politieauto met zwaailicht naar het Noordstation waar de inspecteur van dienst proces verbaal opmaakte en ik een database met foto's mocht doorzoeken. Wel even schrikken, zo een week na de MP3 moord op het Centraal Station van Brussel. Schade: een bekliederd pak (dat was de truc) en gestolen paspoort en autopapieren. En een zeer oncomfortabele dag om in besmette kleding te moeten werken.
Veilig terug in eigen land las ik dan ook met genoegen dat de stichting wAarde voor die rare inburgeringscursussen een gratis excursie in de leefomgeving geeft. "De Nederlandse identiteit en het culturele erfgoed zijn niet los te zien van de natuurlijke leefomgeving". In de NRC benoemt directeur Thomas van Slobbe 7 typisch Nederlandse eigenschappen die op boeiende wijze samenhangen met de fysieke omgeving waarin ze tot bloei kwamen:
1. het poldermodel
2. de Nederlandse fietscultuur
3. onze wereldberoemde landschapsschilders
4. de egalitaire Hollandse houding
5. onze nuchterheid
6. onze georganiseerdheid
7. ons rotsvaste geloof in maakbaarheid

dinsdag 2 mei 2006

Jaarverslaggeving Wageningen kan beter

Transparantie en maatschappelijke jaarverslaggeving zijn bon ton. Ook binnen de agrarische sector worden daar steeds meer eisen aangesteld, zeker als het om bedrijven gaat. Wageningen Universiteit zelf kan zich ook nog stukken verbeteren, zo constateert een artikel in het Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie: op een index van 1 - 100 scoort Wageningen 49.4 met zijn jaarverslag over 2002. Dat was wel beter dan het jaar ervoor maar niet best. Onvoldoende zelfs als je het als rapportcijfer interpreteert. Alleen de Open Universiteit deed het slechter. Koploper was Twente met een index van 65.4 en draait daarmee ook internationaal aan de top mee. Universiteiten geven weinig inzicht in kostprijzen, risicomanagement en toekomstige ontwikkelingen.

maandag 1 mei 2006

over twee grote economen

Twee economen die in ieder geval mijn denken sterk beinvloed hebben mogen hier vandaag niet ongenoemd blijven. In volgorde van opkomst op mijn bureau is dat eerst Arnold Heertje die een dezer dagen na 50 jaar weer eens afscheid neemt van de UvA en gelukkig aankondigt nog niet te stoppen. Wie na 1962 in Nederland op de middelbare school economie in zijn vakkenpakket had, moet wel kennis gemaakt hebben met zijn lesboek 'Kern van de economie'. Ik kwam het een maand geleden opnieuw nog bij mijn neefje M. tegen. Veel algemene economie en economische instituties maar daarom niet minder nuttig. De NRC meldde zaterdag dat Heertje als docent ook een groot toneelspeler was - zoon Rauol heeft zijn comedy vaardigheden niet van een vreemde: hij begon ooit een les door te spelen voor koe (!) die zijn poot gebroken had door over een draad te struikelen. Om vervolgens doodernstig aan de studenten te vragen of ze even de gevolgen voor de economie wilden benoemen. Zo leuk kan economie dus zijn.
En dan natuurlijk John Kenneth Galbraith, die dit weekend 97 jaar oud overleed. De kranten staan vol met biografieen en zie verder wikipedia. In de jaren zestig en zeventig maakten veel van zijn boeken indruk. De laatste liberal uit een economische school die het verloren lijkt te hebben van de wiskunde en misschien ook wel van het marktdenken. Wat in de necrografieen onbenoemd blijft is dat deze Canadees ooit begon in het landbouweconomisch onderzoek op een proefboerderij (experimental station) in Ontario. Bij mijn weten was hij vooralsnog een van de laatsten die als econoom begon in de landbouw en tot Nobelprijshoogte steeg in de algemene economie (hoewel die prijs hem helaas nooit is toegekend). Met het minder belangrijk worden van de agrarische sector neemt de kans op dat verschijnsel af, dus ook daar mogen we wel even bij stil staan.
Voor wie een aantal mooie quotes van Galbraith zoekt: http://richardgpettymd.blogs.com/