Na gisteren Heusden, vestingstadje uit de middeleeuwen en tachtigjarige oorlog, te hebben bezocht, wandelden we vanochtend door den Kampina. Een mooi natuurgebied, momenteel met vele kleuren groen. Hier en daar een ven. En soms een weiland vol met bloemen, kruiden en wat vetweiders. De regen van gisteren en vannacht deed de veenstroompjes stromen. Een enkele roodbruin van ijzer, de meeste gitzwart van het veen.
En daarmee was ik terug bij een bijeenkomst die we vrijdagochtend hadden bij het Innovatienetwerk over de veenweide. Na de natuurlijke afwatering in het gebied tot ongeveer het jaar 1400, hebben we 600 jaar bemaling gehad. De zorg over de kosten van de inklinking en de CO2 emissie doen waterschappen nu besluiten om peilen te verhogen en hier en daar drasland te creeren, dat dan ongeschikt is voor zuivelproductie. Een zoektocht dus naar alternatieve mogelijkheden (bedrijfssystemen) om de kosten van het grondbeheer te betalen. Zuivel brengt per ha nog het nodige op (ook al verdwijnen veel bedrijven door schaalvergroting), maar natuur kost geld. Vetweiderij (rundvlees), of toch nog zuivel met andere koeien (blaarkoppen) zijn een paar van die mogelijkheden. In deze bijeenkomst was er een voorstel voor rietplantages voor energie. Verkoopt mogelijk beter als de Weerribben bij Gouda. Over de economische haalbaarheid leek me het laatste woord nog niet gezegd.
We waren het er in die bijeenkomst ook over eens dat er veel te weinig mechanismes zijn om geld uit de stad te gebruiken voor investering in het landelijk gebied. Het veenweide slagenlandschap is een internationaal uniek gebied (waarom staat dat niet op de Unesco heritage lijst?) dat via een rechte lijn doorklinkt tot in de kunst. Maar wie we er voor kunnen laten betalen is nog onduidelijk. Urbane en rurale ruimtelijke planning zijn werelden apart, zo concludeerde prof. Adri van den Brink dan ook afgelopen donderdag op een Professionele Gesprek over transities in Wageningen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten