Landsschapsschilders hebben ons geleerd het landschap te zien. Jacob van Ruisdael en Meindert Hobbema, wiens coulisselandschappen met lichte en donkere zones de kijker volstrekt doen vergeten dat hij naar een plat schilderij staat te kijken, hebben veel betekent voor de waardering van het landschap bij kunstkenners.
Maar ze hebben ook schemata opgeleverd van hoe we naar het landschap kijken. De beroemde Engelse landschapsschilder John Constable was tegen de oprichting van de National Gallery in 1824 omdat het ertoe zou leiden dat de makers van de schilderijen het criterium werden voor de perfectie, en niet de natuur zelf.
Ik ontleen die inzichten aan een inleiding van Henk van Os in een tentoontstellingscatalogus van vorig jaar, die ik nu pas onder ogen kreeg. Hij stelt ook dat er geen land ter wereld is waar zo vroeg en zo systematisch de eigen omgeving tot onderwerp van schilderkunst is gemaakt dan Nederland. Dat zal wel komen door de rijkdom van de burghers van de 17e eeuw, vermoed ik. Later kwam de Haagsche School die het landschap complementeerde met het Nederlandse weer.
Waar de Alpen werden ontdekt door kunstenaars van elders, was Nederland voor de Nederlanders. De ontginning van de esthetiek van de Alpen duurde overigens even: Erasmus vond het een hindernis op weg naar Italie en reisde in een dichte koets waarin hij aan Lof der Zotheid werkte. Pieter Breugel keek wel rond, maar schilderde alleen de valleien. Het hooggebergte kwam pas in de 18e eeuw. En dan ontstaan de bergwandelverenigingen.
Dezelfde catalogus bevat een essay van Louise Fresco die nog eens uitlegt dat al dat Nederlandse land cultuurland was: na de laatste ijstijd, 9.000 jaar geleden ontstond er een gematigd, bladverliezend loofbos, dus zonder dennebomen. Zo'n 5.000 jaar geleden begon de mens open plekken in dat bos te maken om weiden en akkers aan te leggen. Er ontstonden parkachtige landschappen, dat soms degradeerde tot grasland of heide door overgebruik, en incidenteel zelfs tot zandverstuivingen. Vruchtbare boslagen werden ook gebruikt om boerenland te verrijken tot de hoog gelegen essen of engen - een typisch Nederlandse vinding. De bijbehorende biodiversiteit is dus een bijproduct van de landbouw.
H. van Os: De ontdekking van Nederland - vier eeuwen landschap verbeeld door Hollandse meesters, NAI uitgevers Rotterdam, 2008
Geen opmerkingen:
Een reactie posten