Op Foodlog is er een leuke discussie over digitalisering en de rol van standaarden in het bepalen van wat duurzaamheid is. Mijn bijdrage:
Vanuit de historische ontwikkeling een volstrekt logische nieuwe stap. Het begon immers bij de kruidenier waar de commodities ("een pondje suiker, een kilo meel") ergens vorige eeuw werden vervangen door merkartikelen (met monopolistische concurrentie als marktvorm). En de verzuilde kruidenier met eigen klanten door de retailers met een merk. Daarmee kregen voedselfabrikanten en retailers belang bij reputatie-management.
Vervolgens kregen we de voedselveiligheidsschandalen (dioxinekippen, antivrieswijn, en bovenal bse) wat leidde tot GlobalGap en zijn tracing en tracking)., gevolgd door het verschijnsel dat we (en de ngo) niet meer alleen de overheid aanspreken op het stellen van eisen aan duurzaamheid van de productie, maar met name ook het grotere bedrijfsleven met zijn merken. Of het nu om kleding uit Bangladesh of China gaat of om Brabantse melk uit Braziliaans veevoer. Dat is wellicht een mooie aanvulling op de lokale omgevingsvergunningen die de neoliberale overheid liever niet inperkt.Issue is dan vooral: wie checkt de standaarden. Als vanouds (net als bij wetgeving) denk ik dan aan de onderzoeksjournalistiek en de wetenschap. En dan doemt dezelfde vraag op als bij de algoritmes van de sociale media: hebben die journalisten en wetenschappers de juiste prikkels en genoeg toegang tot data om hun (correctie)werk te doen? Blijkbaar heeft Dick daar zorgen over.
En misschien een tweede issue: ontstaan er in die dedicated supply chains geen nieuwe afhankelijkheden waardoor bv. boeren of maaltijdbezorgers die geheel volgens recept van de standaard moeten werken nog genoeg autonomie hebben? Ofwel: hoe goed zijn de standaarden in de platform-economie als het gaat om deze arbeidscontractanten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten