Eerder deze maand citeerde ik dat er na de ramp van 1953 98 boeren uit Zeeland naar de NOP vertrokken. En dat er in 1947 voor Walchteren meer grond beschikbaar was dan er gegadigden waren. Ach Lieve Tijd meldt dat bij de eerste verpachting in de NOP in 1947 er 118 gezinnen uit Walcheren naar de NOP kwamen.
De sociologen van de directie hadden al eerder bepaald dat er Zeeuwen naar de polder moesten: "Sociologisch onderzoek deed vermoeden dat de ervaren en bezadigde Zeeuwen een gunstige uitstraling zouden hebben op hun buren in het nieuwe gebied.". Daarmee waren ze beter af dan de bewoners van het naast de NOP gelegen en door de aanleg in zijn visserij ook gedupeerde Kuinre. De sociograaf van de Directie (een dienst van het rijk !!) concludeerde dat die ongeschikt waren. Hij constateerde psychisch verval. Een andere medewerker constateerde :"Kuinre is achterlijk, door welke oorzaken dan ook". En dan waren er nog de Friezen. Die stelden een commissie onder leiding van Anne Vondeling (die nog even Minister van Landbouw na Sicco Mansholt zou worden en een gebouw van het LEI opende, maar bekender werd als Tweede Kamervoorzitter) die in 1941 een rapport uitbracht met de claim dat er een enclave voor de Friezen in de NOP moest komen. De helft van de polder moest voor Friezen en Groningers zijn en dan kon de polder wel bij Friesland gevoegd. Daar voelde de Directie niets voor.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten