Malcolm
Rutherford schreef in het boek van Samuels et al dat we hier bespreken, een
mooi hoofdstuk over de amerikaanse institutionele economen tussen de beide
wereldoorlogen. Dat begint zo ongeveer met Veblen, die erg kritisch was over
alle monopolies en tal van instituties die door lobby’s waren beïnvloed. Dat
leidde tot het inzicht dat de instituties vaak achterlopen bij wat er inmiddels
nodig is. De institutionelen wlden ook een goede verbinding met de psychologie
als het ging om consumentengedrag. Dat ging een tijd heel goed en leverde
inspiratie op, tot de psychologen het behavorialisme omarmden, en zich
toelegden op vrij simpele stimuli-respons studies. Verder natuurlijk J.M Clark
met zijn overhead costs, en Ezekiel met zijn agrarische spinneweb (cob-web) model
van prijs cycli. Commons stelde de transactie als eenheid van analyse centraal,
en de vorm van die transactie werd bepaald door variabelen als juridische
aspecten, verplichtingen, bargaining power e.d. Door Keynes, en de succesvolle
fusie van die macro-economie met de wiskunde in de econometrie verdween de
stroming na de tweede wereldoorlog geruime tijd uit beeld.
weblog over de toekomst van de Nederlandse landbouw en het platteland. Gemotiveerd vanuit het werk als econoom, de nevenfuncties als bestuurder en de woonomgeving van de moderator, maar als persoonlijke stellingname geheel buiten de verantwoordelijkheid van mijn werkgevers - zoals het hoort bij een weblog.
Pagina's
▼
zondag 31 juli 2016
zaterdag 30 juli 2016
Keynes en Cambridge
In The History of
Economic Thought zijn we toe aan de tijd van Keynes en zijn kompanen in
Cambridge. Het denken van Keynes hoeft weinig toelichting. Hij had niet zoveel
met de theorieën waaruit het lange termijn evenwicht (de steady state) werd
afgeleid. In the long run we are all dead. In zijn ogen was de lieve vrede meer
gediend met inzichten op de korte termijn. En dan kan er een forse periode van
onderconsumptie zijn, reden om de reële economie en de monetaire gelijktijdig
te modelleren. Door Hicks vertaald in IS=LM. Het noteren waard zijn nog wel een
paar opmerkingen uit het paper van Harcourt en Kerr over de relatie tussen het
economisch en filosofisch gedachtengoed van Keynes.
De eerste is dat
in macro-economie de som meer is dan het geheel der delen. Er is dus een
valkuil van de composition “a lesson largely forgotten as representative agent
models have come to dominate modern analysis”. De tweede is dat er een heel scala aan taalgebruik is in een economische
analyse. Van juridische taal tot formele logica, maar zelfs ook intuitie en
dichtkunst. Alle zijn nuttig en geen heeft een monopolie. “Thruth does not only
come in the guise of a mathematical model”. De derde is dat we moeten
analyseren hoe mensen besluiten onder de niet te vermijden onzekerheid, want
dat is de realiteit.
donderdag 28 juli 2016
oogstramingen
Afgelopen 7 dagen was ik in het Oosten van Duitsland. Bekeek onder andere de koolzaadoogst die naadloos overloopt in de tarweoogst. Net als eerder in Frankrijk ook hier meldingen van slechte opbrengsten, met name in koolzaad. Te koud voorjaar, te nat, te veel schimmels en ziekten.
En nu weer thuis in de pruimenoogst, die is gelukkig kwalitatief en kwantitatief wel van grote kwaliteit.
En nu weer thuis in de pruimenoogst, die is gelukkig kwalitatief en kwantitatief wel van grote kwaliteit.
De stabilisatie in de prijstheorie
Een mooi
overzichtshoofdstuk in het boek van Samuels et al is dat van Roger Backhouse
die laat zien hoe de diverse bijdragen aan de prijstheorie tussen 1920 en 1955
leidde tot een consensus die Samuelson uiteindelijk opschreef. Die was gestoeld
op 5 punten:
·
het
concurrerende evenwicht van vraag en aanbod waarbij de concurrentie inhield dat
mededinging voorkwam dat individuele spelers invloed hadden op de prijs
·
vraag
komt van de consumenten en daar is verder weinig van te zeggen, anders dan een
simpele (ordinale) nutsfunctie. Geen links met psychologie of zo iets.
·
Ook
al gebruikten managers andere vuistregels, bedrijven werden verondersteld winst
te maximaliseren
·
Imperfecties
bestaan (oligopolie etc.) op het moment dat de spelers invloed hebben op de
prijs
·
Welvaartsfuncties
zijn individueel.
Ondanks deze
nuttige synthese overtuigde dat niet iedereen. Knight publiceerde zijn studie
over risk, uncertainty and prices, en maakte duidelijk dat de theorie toch wel
erg veel eisen stelt die je in de praktijk niet herkent. J.M. Clark, een bekend
bedrijfseconoom, kwam met de studie naar overhead costs, die afnemen per
eenheid product bij oplopende productieomvang: hoezo stijgende kosten bij meer
productie? Hayek wees op het feit dat het marktproces informatie genereert en
beschikbaar maakt. Dat werd niet alleen in de socialistische aanpak van de
centrale planner vergeten (de aanleiding voor zijn boek) maar ook in de
karikatuur van de volledige mededinging.
Bain, een
leerling van Chamberlin passeert ook nog de revue in dit hoofdstuk. Hij zette
de marktstructuur om in het structure-conduct-performance paradigma. Machlup
verdedigde de winst maximalisatie door te stellen dat een ondernemer de theorie
niet hoeft te kennen om er aan te voldoen: een chauffeur hoeft ook de
autotechniek niet te begrijpen. Als ze zich, in de woorden van Friedman, maar
“as-if” gedragen.
Met de synthese
van Samuelson werden er nog al wat zaken terzijde geschoven, die later toch
weer interessant bleken te zijn. Consumententheorie die trachtte de vraag te
verklaren, verdween uit beeld. Bovenal werd het idee van mededinging als een
(evolutionair) proces terzijde geschoven voor meer statische modellen. De rol
van de wiskunde zou daarin wel eens een grote rol kunnen hebben gespeeld.
Sommige van de andersdenkende waren minder begaafd in het presenteren van hun
argumenten in algebra. Die wiskunde was goed voor de wetenschappelijke
standing, maar had dus ook een nadeel. Backhouse sluit af met: “For
earlier generations, mathematical models, when they were used, instantiated
economic theory, whereas for the later one, they became the theory.
Perspectives that could not be captured within the mathematical apparatus were
no longer regarded as part of the theoretical core”. woensdag 27 juli 2016
Imperfectie in markten
In het
Interbellum ontstaat er een hele groep economen die vraagtekens zetten bij de
analyse van de perfecte markt van volledige mededinging. Ze zagen in de
praktijk wat anders. Marcuzzo wijdt er in het boek van Samuels et al een hoofdstuk
aan.
Zo was er Sraffa,
die constateerde dat bedrijven maar zelden of nooit hun productie niet
uitbreiden omdat de kosten per eenheid oplopen. Het is het gebrek aan meer
vraag die de groei tegenhoudt. Vervolgens Joan Robinson die de theorie van gemiddelde
en marginale kosten flink uitbuitte in een tool box met oligopolies,
monopolies, monopsonien e.d., en zo met de constatering kwam dat voor een markt
in evenwicht zou moeten gelden dat er geen toe- of uittreders meer zijn en dat
een dubbele eis geldt: niet alleen dat marginale kosten gelijk zijn aan
marginale opbrengsten maar ook de gemiddelde kosten en gemiddelde opbrengsten
gelijk aan elkaar moeten zijn.
Ook Kahn en
Chamberlin deden ieder een duit in het zakje. Chamberlin kwam met de
monopolistische concurrentie: iedere aanbieder is een monopolist van zijn eigen
product dat onderscheidbaar is van andere producten. De mate van concurrentie
hangt dus af van de substitutie-elasticiteiten tussen die producten (zo
herdefinieerde Triffin het). Waar Joan Robinson redeneerde vanuit verschillen
in voorkeuren in de geest van de consument, zag Chamberlin product
heterogeniteit als een concurrentie-wapen van de onderneming.
dinsdag 26 juli 2016
In evenwicht
Het is zo
langzamerhand een goede zomerse vakantiegewoonte om een paar hoofdstukken te
lezen uit The History of Economic Thought van Samuels, Biddle and Davis. De
laatste aflevering ging vorig jaar over de Oostenrijkse school. We pakken de
draad op met het denken over evenwichtsmodellen aan de hand van een hoofdstuk
van Walker.
Dat gaat dus
vooral over Walras en Pareto. Op basis van het marginale nut van de
marktparticipanten laat Walras zien hoe de economie zich beweegt naar een
evenwicht. Er is sprake van een proces van tatonnement, een voortdurende trial
and error aanpassing om tot een algemeen evenwicht te komen waarin de prijzen
gelijk zijn aan de gemiddelde kosten. Overigens was dat niet zo zeer een proces
met een centrale veilingmeester, zoals het wel eens wordt geillustreerd. Pareto
liet zien dat zo’n economie in zijn evenwicht de maximale efficiency en daarmee
maximale inkomen wordt bereikt, het Pareto-optimum. Ook Cassel passeert in dit
hoofdstuk nog de revue, die meer de nadruk legde op monopolies en een vroege
versie van de multiplier –accelerator beweging introduceerde.
maandag 25 juli 2016
What-if
Wat-als vragen
zijn altijd interessant, zeker voor toekomstverkenners. Wat als Trump president
wordt, wat als Duitsland niet één geworden was maar de DDR in 1989 als apart
land zou zijn doorgegaan. The Economist vulde er weer maar eens een special mee
(16 juli, 2016). Ik pik er een paar interessante observaties uit.
In What if
computers wrote the law is er aandacht voor een paper van Anthony J. Casey and
Anthony Nibblet (Chicago en Toronto) die in dat geval een situatie voorzien van
(mijn woorden) extreem smarte regelgeving: micro-devices schrijven de
handelingen in specifieke gevallen voor op basis big data. Denk aan de
instelbare verkeerslichten. Algemene regels en standaarden verdwijnen, ten
faveure van micro devices die op basis van de actuele situatie de wet
voorschrijven.
In What if
economists reformed themselves komt mijn huisblad met wat aanbevelingen voor
“structural reforms” voor economen, die mijn instemming wel zouden hebben.
Zoals het einde van wat Paul Romer noemt “mathiness”. Het overmatig gebruik van
wiskunde vanwege de wiskunde. Algebra is goed om slordigheden in denken te
elimineren, en te kunnen rekenen. Verder kunnen we het weglaten. In samenhang
daarmee: model-mania. Het blad beveelt aan dat elke econoom minstens 1 keer per
dag hardop zegt “my model is a model, not the model”. In het economenonderwijs
zou het “math-camp” aan het begin van de studie beter deels vervangen kunnen
worden door wat stages in de echte wereld: met ondernemers, centrale bankiers
e.d.
Verder een
pleidooi voor big data en voor betere indicatoren, te beginnen bij GDP. En meer
samenwerking met andere social sciences. Bestuurskundigen citeren economen veel
meer dan dat economen bestuurskundigen citeren. Terwijl juist de interactie met
psychologie veel heeft opgeleverd. Nu nog met historici en sociologen zo
suggereert het blad.
In de mengeling
tussen teveel arrogantie van onze beroepsgroep en te weinig concrete adviezen
(one the one hand, on the other, Harry Truman wou een single handed econoom),
komt het blad via Dani Rodrik op het
feit dat er meer vossengedrag nodig is en minder egelgedrag. Die laatste pakt
een idee en past het toe op alle problemen die ze tegenkomen (oprollen). Vossen hebben
geen grote visie maar tal van op het eerste gezicht inconsistente ideeen, die
ze helpen conclusies te trekken in een situatie.
zondag 24 juli 2016
american gothic
Deze week mailde ik met een Amerikaanse collega dat de definitie van een Farm onduidelijk is, en dat iedereen teveel aan American Gothic van Grant Wood denkt. Wat me bracht bij dit lijstje van 15 weetjes over het schilderij.
vrijdag 22 juli 2016
de aardappel als platform
het boek van Kreijveld dat hier afgelopen blogs besprak bevat ook een interessant hoofdstuk van De Vriend en Lammerts van Bueren getiteld "Oude Eigenheimers in de puree?". Geeft een mooi overzicht van wat er speelt bij aardappelveredeling, de nieuwe technieken en hoe de sector is georganiseerd.
Het mondt uit in een discussie of je de digitalisering ook moet zien, of liever gezegd baat zou hebben bij een platform, bv. rond de genetische code (de modelplant). Zou kunnen en goed om het zo eens te bezien. Of hier werkelijk sprake is van platformen c.q. zullen ontstaan (in de betekenis die het boek er aan geeft en die ik in de vorige blog citeerde) weet ik niet zeker. Maar het is nuttig er zo eens over na te denken.
Het mondt uit in een discussie of je de digitalisering ook moet zien, of liever gezegd baat zou hebben bij een platform, bv. rond de genetische code (de modelplant). Zou kunnen en goed om het zo eens te bezien. Of hier werkelijk sprake is van platformen c.q. zullen ontstaan (in de betekenis die het boek er aan geeft en die ik in de vorige blog citeerde) weet ik niet zeker. Maar het is nuttig er zo eens over na te denken.
donderdag 21 juli 2016
platformen
Zoals uit de vorige blog al bleek, lees ik momenteel Maurtis Kreijveld: De Kracht van Platformen - nieuwe strategieën voor innoveren in een digitaliserende wereld (Vakmedianet, 2014). Een platform wordt daarbij gedefinieerd als een gemeenschappelijke basis van technologen, technologische, economische en sociale regels en afspraken (zoals standaarden) waarop meerdere spelers samen kunnen innoveren en aanvullende technologieën, producten of diensten ontwikkelen. (p.39)
Dat maakt het dus meer dan een marktplaats. Voor economen lijken me het ook nested markets: de regels van het platform bepalen het gedrag van de actoren in het platform. Niet helemaal nieuw, als je in platformen denkt zie je ze ineens ook in de oude economie: het landgoed, Schiphol, de veiling - allemaal plaatsen waar partijen bij elkaar worden gebracht die er deels hun eigen zaken doen. Maar die innovatiedynamiek in ecosystemen is wel vernieuwend. Lezen dat boek dus.
Dat maakt het dus meer dan een marktplaats. Voor economen lijken me het ook nested markets: de regels van het platform bepalen het gedrag van de actoren in het platform. Niet helemaal nieuw, als je in platformen denkt zie je ze ineens ook in de oude economie: het landgoed, Schiphol, de veiling - allemaal plaatsen waar partijen bij elkaar worden gebracht die er deels hun eigen zaken doen. Maar die innovatiedynamiek in ecosystemen is wel vernieuwend. Lezen dat boek dus.
dinsdag 19 juli 2016
4 verdienmodellen voor zorg-platformen
Deze blog is grotendeels in het Engels. Eind vorig jaar kreeg ik van Maurits Kreijveld zijn in 2014 bij het Rathenau-instituut gepubliceerde De kracht van Platformen. Een goed boek, dat ik eindelijk aan het uitlezen ben. Voor ons project Richfields maakte ik een notitie, die ik van de interne tool Basecamp maar even kopieer. The book has an interesting chapter on platforms in care and health. The author sees four business models (assuming that advertising is not favoured by consumers using the platform):
1. Direct to consumer: consumers pay for apps or the platform. Especially if the care is close to comfort this may work. Sometime the guilty-$-model works: parents of small children or children with elderly parents are afraid to provide not enough care and are willing to pay for a service / app / platform
2. Coupling: care applications can be linked to a larger contract, e.g. the service payments for housing for the elderly. Or to an insurance contract
3. White label model: the product is sold under the brand of another service. An example are sport schools / training facilities that sell a cervice including measuring of sleep (or in our case: food intake). The sport facility is then the client.
4. Data as a business model: the data gathered in the platform is aggregated and sold to companies or research institutes who get insights in consumer behaviour. A good example is the USA platform PatientsLikeMe: free for patients who can get in contact with each other (social media), exchange experiences, find buddies etc. Pharmaceutical companies and tech companies (like Philips Medical etc) pay. The first experiences learn that insights that come from these big data sets are an important addition to the time consuming clinical trials that are organised with much smaller groups of patients, the author writes (page 111).
1. Direct to consumer: consumers pay for apps or the platform. Especially if the care is close to comfort this may work. Sometime the guilty-$-model works: parents of small children or children with elderly parents are afraid to provide not enough care and are willing to pay for a service / app / platform
2. Coupling: care applications can be linked to a larger contract, e.g. the service payments for housing for the elderly. Or to an insurance contract
3. White label model: the product is sold under the brand of another service. An example are sport schools / training facilities that sell a cervice including measuring of sleep (or in our case: food intake). The sport facility is then the client.
4. Data as a business model: the data gathered in the platform is aggregated and sold to companies or research institutes who get insights in consumer behaviour. A good example is the USA platform PatientsLikeMe: free for patients who can get in contact with each other (social media), exchange experiences, find buddies etc. Pharmaceutical companies and tech companies (like Philips Medical etc) pay. The first experiences learn that insights that come from these big data sets are an important addition to the time consuming clinical trials that are organised with much smaller groups of patients, the author writes (page 111).
maandag 18 juli 2016
Paul Mason - slot
Nog een keer een stukje over het boek van Paul Mason - PostCapitalism. Inmiddels las ik het uit, vandaar. De marxistisch geinspireerde Mason kijkt uit naar het eind van het kapitalisme, en vermoed dat we in een zelfde overgang zitten als van het feudalisme naar het kapitalisme. Die overgang duurde een tijdje, maar werd eigenlijk veroorzaakt doordat het op verplichtingen en macht gebaseerde systeem (de horige boer verricht werk tot aan krijgsdiensten toe voor de landheer, die doet dat voor de koning) niet meer werkte. De pest in de Middeleeuwen maakte arbeid duur, er kwam geld in omloop bij de bevolking, diensten werden afgekocht, bankiersfamilies als de Medici en de Fugger familie (Augsburg) kregen macht over koningen, Conquistadores kregen geld door veroveringen in Amerika, en de drukpers maakte informatie beschikbaar. Einde feudalisme en een nieuw mensbeeld (Renaissance, Verlichting).
Mason zoekt naar een dergelijke overgang naar het post-kapitalisme. Hij trapt niet in de valkuil dat de supercomputers alle berekeningen real time kunnen doen op basis van arbeidswaarde, die de sovjetplanners niet voor elkaar krijgen. Wel ziet hij de klimaatsverandering, demografische last van ons oudjes en de (Afrikaanse0 bevolkingsexplosie als de pest van deze tijd. En het internet and all that als de volgende stap van empowerment van de arbeider, de gewone man.
Al halverwege zijn prettig in de hand liggende Penguin pocket (P. 142) vat hij zijn betoog samen (en ik voeg wat reserves toe):
Today, the main contradition in modern capitalism is between the possibility of free, abundant, socially produced goods, and a system of monopolies, banks and governments struggling to maintain control over power and information. That is, everything is pervaded by a fight between network and hierarchy.
Die stelling heeft mijn instemming, en de network-aanpak kan wel wat steun gebruiken. Ook al zijn bij de punten hierboven kanttekeningen te plaatsen en minstens zo zeer bij de uitwerking tot het fameuze basisinkomen aan toe. Het marxistische arbeidersparadijs lijkt me nog niet zo makkelijk gerealiseerd, maar dat er zaken anders kunnen en moeten is ook wel helder. En dat de neo-liberale hierarchien correctie van de overheid en de communities behoeven, staat ook wel vast. Ondanks dat is sommige passages van Mason dus met een zekere korrel zout heb gelezen, toch een inspirerend boek. Niet voor niets een Sunday Times bestseller.
Mason zoekt naar een dergelijke overgang naar het post-kapitalisme. Hij trapt niet in de valkuil dat de supercomputers alle berekeningen real time kunnen doen op basis van arbeidswaarde, die de sovjetplanners niet voor elkaar krijgen. Wel ziet hij de klimaatsverandering, demografische last van ons oudjes en de (Afrikaanse0 bevolkingsexplosie als de pest van deze tijd. En het internet and all that als de volgende stap van empowerment van de arbeider, de gewone man.
Al halverwege zijn prettig in de hand liggende Penguin pocket (P. 142) vat hij zijn betoog samen (en ik voeg wat reserves toe):
- ict gaat de eigendom waar het kapitalisme op steunt, uithollen
- het prijsmechanisme gaat niet meer werken omdat de marginale kosten van software nul zijn (wel van technisch kopieren, maar nog niet meteen zonder transactiekosten en leerkosten, zo lijkt me)
- omdat steeds meer fysieke goederen van een forse informatiecomponent worden voorzien krijgen ook die last van dat effect en worden meer afhankelijk van imago en merk (een tractor mag dan 30% softwarekosten zijn, dat de prijs richting nul gaat bij grondstofuitputting ???)
- het maakt twee winststromen nodig van de consument / arbeider naar de kapitalist: de kapitalist pakt de arbeider zijn werk in produceren van goederen, diensten en kennis en zijn rente voor het lenen van geld. En daar komt dan nog de co-creatie bij waarin wij consumenten allerlei kennis aan Google, Facebook, TomTom en anderen geven omdat ze ons gedrag aftappen. Positieve externalities die we zo maar aan de kapitalisten geven.
- Omdat informatie de waarde van goederen uitholt (zie eerste twee punten), reageren de kapitalisten op 3 manieren: creëren van monopolies op informatie en vestigen / zwaar verdedigen van intellectual property rights, skating on the edge of chaos, door met de val in prijzen te leren leven (en kosten te verlagen via outsourcen naar lage lonen landen, zzp-constructies e.d. zo stelt Mason elders) en het vangen en exploiteren van de door consumenten aangemaakte data in co-creatie. (maar ja, daar krijgen de consumenten gratis Google search voor...).
- Tegelijkertijd zien we de toename van open source (wiki, Linux, hoewel Android dat ook is, maar daar toch meer een groot-kapitaal industrie, en in alle gevallen is er forse centrale regie - kjp).
Today, the main contradition in modern capitalism is between the possibility of free, abundant, socially produced goods, and a system of monopolies, banks and governments struggling to maintain control over power and information. That is, everything is pervaded by a fight between network and hierarchy.
Die stelling heeft mijn instemming, en de network-aanpak kan wel wat steun gebruiken. Ook al zijn bij de punten hierboven kanttekeningen te plaatsen en minstens zo zeer bij de uitwerking tot het fameuze basisinkomen aan toe. Het marxistische arbeidersparadijs lijkt me nog niet zo makkelijk gerealiseerd, maar dat er zaken anders kunnen en moeten is ook wel helder. En dat de neo-liberale hierarchien correctie van de overheid en de communities behoeven, staat ook wel vast. Ondanks dat is sommige passages van Mason dus met een zekere korrel zout heb gelezen, toch een inspirerend boek. Niet voor niets een Sunday Times bestseller.
zondag 17 juli 2016
Echte professionals en hun managers
vrijdag 15 juli 2016
spinazie en broccoli
haalden gisteravond het journaal. Aanleiding is de werktijdverkorting bij een aantal Limburgse en Brabantse groenteverwerkers, die geconfronteerde worden met een forse terugval in aanvoer door de schade van de regen. Waarbij deze twee producten specifiek genoemd werden als zijnde komende weken en maanden maar beperkt beschikbaar omdat ook in Duitsland veel oogst verloren is gegaan. Geeft weer eens aan dat spreiding van arealen ook nuttig is, en dat local voor local zo zijn grenzen kent. Internationale handel is nodig als in een regio de oogst sterk tegen valt, Zorg dus voor open grenzen, handelsverdragen, een gemeenschappelijke markt.
dinsdag 12 juli 2016
Mason en de klassenstrijd
Ik las dus Paul Mason (zie de blog van donderdag jl). Deel 2 van zijn pocket neemt je mee in de marxistische economie. Dat bevat natuurlijk een bespreking van de arbeidswaardetheorie (labour value) van Karl Marx. Die komt er op neer dat uiteindelijk de waarde van een goed bepaald wordt door de hoeveelheid arbeid. Want kapitaal is vooral arbeid gebruikt in de voorgaande fasen van de productie, en dus een tijdelijke voorraad. (Hoe je dan moet aankijken tegen de waarde van een bos dat groter kan zijn dan de kosten van de arbeid om het hout eruit te halen, laten we maar even buiten beschouwing).
Die theorie is ooit bij het grof vuil van de economie gezet, omdat je er de prijzen in werkelijkheid niet mee kunt verklaren, die hangen van vraag en aanbod af, en daartoe is het marginaal nut in de economie geïntroduceerd: neem ik nog een derde biertje of hou ik 2.50 euro in mijn zak?. Maar je kunt wel volhouden dat de arbeidswaardetheorie van Marx op een dieper niveau werkt: als korte termijn effecten even weg denkt en naar een steady-state situatie gaat, dan is het een zeer verdedigbaar concept.
In de tijd van Marx met alle ellende in de arbeidersghetto's (waar mensen deels graag naar toegingen omdat het op het platteland nog beroerder was, dat zien de Marxisten vaak over het hoofd), had die theorie natuurlijk grote politieke betekenis. De arbeidersklasse organiseerde zich rond de fabriek en er waren belangrijke sociale processen rond scholing, verbetering van de leefomstandigheden en andere collectieve acties.
Mason besteedt dus ook een hoofdstuk aan de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Boeiend, hoewel ik het perspectief niet echt deel. Het kapitalisme zou vooral gebaseerd zijn op macht en exploitatie en keer op keer uit zijn op het met opzet vernietigen van bewegingen waarin de arbeiders naar meer controle grijpen omdat ze zich van managers en kapitalisten willen ontdoen. En ook om die reden door bv de Nazi's vernietigd zijn. En het neo-liberalisme zou om die reden geïntroduceerd zijn. Gaat me wat erg ver en ik betwijfel of monopolies van mijnwerkersvakbonden zoveel beter zijn. Maar voor Mason staan ze voor solidariteit en interne democratie en het is de arbeider die collegiaal zijn werk organiseert. Het kapitalisme zou zich in zijn ogen moeten terugtrekken terwijl het steeds verder het private leven in dreigt te werken.
Praktisch gesproken is het de vraag of de tennisvereniging met bardienst altijd de beste oplossing is en zo democratisch en all-inclusive, of dat mensen toch liever een baantje huren bij een kapitalistische onderneming met een helder contract.
Enfin Mason heeft deze analyses blijkbaar nodig om in deel 3 te gaan beargumenteren dat er door de ICT met zijn marginale kosten van nul (waardoor het prijsmechanisme van het kapitalisme niet meer zou werken) een einde komt aan het kapitalisme. En ook door de samenwerking tussen gelijkgestemden: de encyclopedie markt is verdwenen omdat een groep mensen het gratis is gaan doen in de Wikipedia.
Die theorie is ooit bij het grof vuil van de economie gezet, omdat je er de prijzen in werkelijkheid niet mee kunt verklaren, die hangen van vraag en aanbod af, en daartoe is het marginaal nut in de economie geïntroduceerd: neem ik nog een derde biertje of hou ik 2.50 euro in mijn zak?. Maar je kunt wel volhouden dat de arbeidswaardetheorie van Marx op een dieper niveau werkt: als korte termijn effecten even weg denkt en naar een steady-state situatie gaat, dan is het een zeer verdedigbaar concept.
In de tijd van Marx met alle ellende in de arbeidersghetto's (waar mensen deels graag naar toegingen omdat het op het platteland nog beroerder was, dat zien de Marxisten vaak over het hoofd), had die theorie natuurlijk grote politieke betekenis. De arbeidersklasse organiseerde zich rond de fabriek en er waren belangrijke sociale processen rond scholing, verbetering van de leefomstandigheden en andere collectieve acties.
Mason besteedt dus ook een hoofdstuk aan de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Boeiend, hoewel ik het perspectief niet echt deel. Het kapitalisme zou vooral gebaseerd zijn op macht en exploitatie en keer op keer uit zijn op het met opzet vernietigen van bewegingen waarin de arbeiders naar meer controle grijpen omdat ze zich van managers en kapitalisten willen ontdoen. En ook om die reden door bv de Nazi's vernietigd zijn. En het neo-liberalisme zou om die reden geïntroduceerd zijn. Gaat me wat erg ver en ik betwijfel of monopolies van mijnwerkersvakbonden zoveel beter zijn. Maar voor Mason staan ze voor solidariteit en interne democratie en het is de arbeider die collegiaal zijn werk organiseert. Het kapitalisme zou zich in zijn ogen moeten terugtrekken terwijl het steeds verder het private leven in dreigt te werken.
Praktisch gesproken is het de vraag of de tennisvereniging met bardienst altijd de beste oplossing is en zo democratisch en all-inclusive, of dat mensen toch liever een baantje huren bij een kapitalistische onderneming met een helder contract.
Enfin Mason heeft deze analyses blijkbaar nodig om in deel 3 te gaan beargumenteren dat er door de ICT met zijn marginale kosten van nul (waardoor het prijsmechanisme van het kapitalisme niet meer zou werken) een einde komt aan het kapitalisme. En ook door de samenwerking tussen gelijkgestemden: de encyclopedie markt is verdwenen omdat een groep mensen het gratis is gaan doen in de Wikipedia.
maandag 11 juli 2016
wijntip en oogstraming
Nu we toch reclame aan het maken zijn: als je deze zomer over de A77 door Frankrijk rijdt, moet je even afslag 23 nemen bij Cosne. Rij richting Donzy, 2e afslag rechts en je bent bij het 36 ha grote wijngoed van Hunbert Veneau. Die verkoopt je voor 6.50 euro de fles een mooie Coteaux de Giennois, een witte wijn die geen Sancerre mag heten, want dat ligt aan de overkant van de Loire, maar er toch dicht in de buurt zit. Oogst 2015 is voortreffelijk, of 2016 dat zal worden is nog zeer de vraag zo vertelde hij me: te koud, veel te veel regen en nu dus heel broeierig.
Ook de boeren in de streek klagen over het weer. De wintergerst-oogst is in volle gang, maar het streekblad noteert dat de oogst sinds 1977 niet zo slecht is geweest. Te koud in het voorjaar, veel water overlast en fusarium-problemen met kippenvoer als gevolg. Ook veel maispercelen waar je nog op de fiets doorheen kunt.
Ook de boeren in de streek klagen over het weer. De wintergerst-oogst is in volle gang, maar het streekblad noteert dat de oogst sinds 1977 niet zo slecht is geweest. Te koud in het voorjaar, veel water overlast en fusarium-problemen met kippenvoer als gevolg. Ook veel maispercelen waar je nog op de fiets doorheen kunt.
zondag 10 juli 2016
Soffin
We waren deze week in Frankrijk, in het westen van Bourgondië, tussen de A77 en de Morvan, tussen Auxerre en Nevers. Een mooi gebied: heuvelachtig, graanvelden en bossen, oude Middeleeuwse stadjes.
We verbleven in een gite in Soffin, die ik zeer kan aanraden: mooie plek, ideaal gelegen voor wandelingen, fietstochten, en uitstapjes naar de Morvan (meer bossen en koeien maar ook mooi), naar de Loire met La Charité en Sancerre en naar Vezeley. En de zaterdagmarkt in Clamecy, ook leuk.
Even reclame voor de vrienden van de gite: hier is de site. 700 kim vanaf Rotterdam en je hebt een leuk verblijf.
(de foto hiernaast kun je net voor de Franse grens in de Leije-streek nemen)
We verbleven in een gite in Soffin, die ik zeer kan aanraden: mooie plek, ideaal gelegen voor wandelingen, fietstochten, en uitstapjes naar de Morvan (meer bossen en koeien maar ook mooi), naar de Loire met La Charité en Sancerre en naar Vezeley. En de zaterdagmarkt in Clamecy, ook leuk.
Even reclame voor de vrienden van de gite: hier is de site. 700 kim vanaf Rotterdam en je hebt een leuk verblijf.
(de foto hiernaast kun je net voor de Franse grens in de Leije-streek nemen)
vrijdag 8 juli 2016
Paul Mason over golven
Na de Brexit las ik Paul Mason: Post-Capitalism – a guide to
our future. Een aanrader van een van
de collega’s. Ik koppel het aan de Brexit omdat deze Engelse auteur zich buigt
over de economische crisis en twee scenario’s ziet: of de elite houdt het
systeem over eind in een wat afgezwakte vorm en blijft de kosten afwentelen op
grote groepen mensen met een steeds lager inkomen (en het milieu), of de
consensus breekt, het is over met globalisering, internationale samenwerking
valt uit elkaar en bedekte conflicten breken weer uit in het centrum van het
systeem. Een herhaling van het jaren dertig scenario.
Mason vindt beide scenario’s niet aantrekkelijk en wil een eind aan het kapitalisme (hij verklaart zich socialist) of in ieder geval het neo-liberalisme waarin de rol van de staat geminimaliseerd wordt. Voor dat laatste is wat te zeggen, het eerste gaat me wat ver – althans als het je gaat om economisch gedrag. Dat verandert op heel lange termijn soms wel wat (doordat normen en waarden of de kijk op de wereld veranderen), maar het eind van het systeem is me iets te vaak voorspeld. Economie is menselijk gedrag en dat reageert door de geschiedenis heen behoorlijk consistent op prikkels. Toch maar even doorlezen, en dat is de moeite waard. Mason ziet kapitalisme als een complex adaptive system dat (van tijd tot tijd –kjp) de grenzen van zijn aanpassingscapaciteit bereikt. Hij heeft een mooi hoofdstuk over long wave theorie (Kondratieff, Schumpeter, Perez). Gevolgd door een overzicht van de marxistische economie, die me niet eerder zo helder duidelijk was gemaakt (maar veel las je daar afgelopen 50 jaar ook niet over).
Weer eens een boek over de clash over denken in systemen van economische ordening dus. En dat leidt hem tot het punt dat wat Perez in de tweede van de 4 fasen van de golf benoemt als situatie van grote ongelijkheden en een bereidheid om wel of niet institutionele veranderingen voor de nieuwe technologie (richting oudere sectoren) door te voeren, vanuit het marxisme aan te vullen met de klassenstrijd. Het is niet alleen economie (de investeringen uit overtollig kapitaal van Kondratieff, nodig om de afgeschreven technologie van de vorige golf te vervangen) of de investeringen in nieuwe basistechnologien (Schumpeter/Perez) die de golf karakteriseren, maar ook de klassenstrijd. In de afgelopen fase daalde conform de marxistische theorie de winstgevendheidsratio en het systeem lost dat in eerste instantie op door te besparen op arbeid door mechanisatie / automatisering en door lonen (en pensioenen en voorzieningen) te korten. Gevolg: ongelijkheid, mensen met twee banen, werkeloosheid. De gewone man moet nu dus van zich laten horen en eisen dat de staat de economie op een nieuwe koers zet. Zodat een vorm van kapitalisme ontstaat die meer productief is en weer groei van reële lonen mogelijk maakt.
Overigens legt Mason het startpunt van de 4e golf dus niet zoals bij Perez in 1917 (Henry Ford) maar in 1948 bij de transistor, wat we toch niet helemaal logisch lijkt vanuit het idee van de basistechnologie, en bij de massaconsumptie met o.a. plastics. Waar Perez de periode na de oorlog karakteriseert als een lange 3 fase na de institutionele vernieuwingen in de oorlog van de 4e golf, ziet Mason die vernieuwingen als de start van de 4e golf: een upswing. Ze zijn het eens over het keerpunt 1973, waar Perez de 5e golf laat starten (met de chip van Gordon Moore uit 1971) en Mason een verlengde 4e golf ziet, omdat de neo-liberalen inzetten op de vernietiging van de vakbonden en zo geen tegenspel kregen om productiever te worden, waarna de val van de muur en de globalisering de rest deed. Levert wel een mooie figuur op hoe velen in de wereld er op vooruitgegaan zijn behalve de armere klassen in het westen. De feiten lijken me juist maar ik hou het toch even op Perez die haar lange 4e golf verklaart uit de wereldoorlogen. Wat allemaal illustreert dat de theorie toch ook vooral een beetje een narrative is. Enfin, tot zover deel I van het boeiende boek van Mason. Hoe het verder moet met de wereld, komt in deel 2 en 3, die ik ook nog even voor je lees.
Mason vindt beide scenario’s niet aantrekkelijk en wil een eind aan het kapitalisme (hij verklaart zich socialist) of in ieder geval het neo-liberalisme waarin de rol van de staat geminimaliseerd wordt. Voor dat laatste is wat te zeggen, het eerste gaat me wat ver – althans als het je gaat om economisch gedrag. Dat verandert op heel lange termijn soms wel wat (doordat normen en waarden of de kijk op de wereld veranderen), maar het eind van het systeem is me iets te vaak voorspeld. Economie is menselijk gedrag en dat reageert door de geschiedenis heen behoorlijk consistent op prikkels. Toch maar even doorlezen, en dat is de moeite waard. Mason ziet kapitalisme als een complex adaptive system dat (van tijd tot tijd –kjp) de grenzen van zijn aanpassingscapaciteit bereikt. Hij heeft een mooi hoofdstuk over long wave theorie (Kondratieff, Schumpeter, Perez). Gevolgd door een overzicht van de marxistische economie, die me niet eerder zo helder duidelijk was gemaakt (maar veel las je daar afgelopen 50 jaar ook niet over).
Weer eens een boek over de clash over denken in systemen van economische ordening dus. En dat leidt hem tot het punt dat wat Perez in de tweede van de 4 fasen van de golf benoemt als situatie van grote ongelijkheden en een bereidheid om wel of niet institutionele veranderingen voor de nieuwe technologie (richting oudere sectoren) door te voeren, vanuit het marxisme aan te vullen met de klassenstrijd. Het is niet alleen economie (de investeringen uit overtollig kapitaal van Kondratieff, nodig om de afgeschreven technologie van de vorige golf te vervangen) of de investeringen in nieuwe basistechnologien (Schumpeter/Perez) die de golf karakteriseren, maar ook de klassenstrijd. In de afgelopen fase daalde conform de marxistische theorie de winstgevendheidsratio en het systeem lost dat in eerste instantie op door te besparen op arbeid door mechanisatie / automatisering en door lonen (en pensioenen en voorzieningen) te korten. Gevolg: ongelijkheid, mensen met twee banen, werkeloosheid. De gewone man moet nu dus van zich laten horen en eisen dat de staat de economie op een nieuwe koers zet. Zodat een vorm van kapitalisme ontstaat die meer productief is en weer groei van reële lonen mogelijk maakt.
Overigens legt Mason het startpunt van de 4e golf dus niet zoals bij Perez in 1917 (Henry Ford) maar in 1948 bij de transistor, wat we toch niet helemaal logisch lijkt vanuit het idee van de basistechnologie, en bij de massaconsumptie met o.a. plastics. Waar Perez de periode na de oorlog karakteriseert als een lange 3 fase na de institutionele vernieuwingen in de oorlog van de 4e golf, ziet Mason die vernieuwingen als de start van de 4e golf: een upswing. Ze zijn het eens over het keerpunt 1973, waar Perez de 5e golf laat starten (met de chip van Gordon Moore uit 1971) en Mason een verlengde 4e golf ziet, omdat de neo-liberalen inzetten op de vernietiging van de vakbonden en zo geen tegenspel kregen om productiever te worden, waarna de val van de muur en de globalisering de rest deed. Levert wel een mooie figuur op hoe velen in de wereld er op vooruitgegaan zijn behalve de armere klassen in het westen. De feiten lijken me juist maar ik hou het toch even op Perez die haar lange 4e golf verklaart uit de wereldoorlogen. Wat allemaal illustreert dat de theorie toch ook vooral een beetje een narrative is. Enfin, tot zover deel I van het boeiende boek van Mason. Hoe het verder moet met de wereld, komt in deel 2 en 3, die ik ook nog even voor je lees.
woensdag 6 juli 2016
double entry
Double Entry - how the merchants of Venice created modern finance is een boektitel die je misschien niet direct naar de boekwinkel doet lopen. Dat hoeft ook niet want vermoedelijk moet je het bestellen - hoewel ik er toevallig tegenaan liep met Hemelvaartsdag in de beroemde boekwinkel van San Francisco, City Lights. Maar ongetwijfeld kun je het vinden op Amazon en het is een aanrader. De auteur: Jane Gleeson-White.
Ik kocht het omdat natuurlijk hele hoofdstukken gewijd zijn aan Luca Pacioli, de Italiaan die als eerste de Italiaanse methode van boekhouden documenteerde. Ik schreef in het kader van ons Europees project PACIOLI in de jaren 90, precies 500 jaar na het verschijnen van Pacioli's meesterwerk, al een verhaal over de geschiedenis van landbouwboekhouden die natuurlijk bij deze monnik begon.
Hij werkte jaren met Leonardo da Vinci in Milaan, was een van de eersten die gebruik maakte van het gedrukte boek om een belangrijk werk in de ontwikkeling van de wiskunde te publiceren, en de overgang van romeinse naar hindu-arabische cijfers te bewerkstelligen. Met alle voordelen en het overbodig maken van het rekentuig de abacus. En in dat boek dus ook een hoofdstuk over dubbel-boekhouden, dat daarmee een wiskundige glans kreeg.
Bij dubbel boekhouden wordt een feit (uit het dagboek) twee keer vastgelegd: debet en credit, met als gevolg dat je zowel inkomen (of winst) en kapitaal registreert. En veel meer controle hebt op fouten in de boekhouding (en nog wat voordelen die Gleeson-White netjes uitlegt).
Daarmee werd het een manier van denken en een hoeksteen van de kapitalistische marktordening.
Het boek volgt na veel aandacht voor de onstaansgeschiedenis en de tijd van De Summa (zoals Pacioli's boektitel meestal wordt afgekort) ook de ontwikkeling van het dubbel boekhouden richting onze tijd: de aanpassingen (bv. via het concept afschrijven) aan de industriële revolutie met zijn fabrieksboekhoudingen, de introductie door Kuznets en Keynes van de boekhouding van onze economie, de opkomst van accounting en auditing, de problemen met GDP en de noodzakelijke aandacht voor natuurlijk kapitaal en green accounting en natuurlijk de steeds weer terugkerende Enron-achtige schandalen die steeds weer leiden tot een roep op meer en betere accounting.
Ook voor niet-economen en non-accountants een zeer leesbaar boek. Haast u naar de websites.
Ik kocht het omdat natuurlijk hele hoofdstukken gewijd zijn aan Luca Pacioli, de Italiaan die als eerste de Italiaanse methode van boekhouden documenteerde. Ik schreef in het kader van ons Europees project PACIOLI in de jaren 90, precies 500 jaar na het verschijnen van Pacioli's meesterwerk, al een verhaal over de geschiedenis van landbouwboekhouden die natuurlijk bij deze monnik begon.
Hij werkte jaren met Leonardo da Vinci in Milaan, was een van de eersten die gebruik maakte van het gedrukte boek om een belangrijk werk in de ontwikkeling van de wiskunde te publiceren, en de overgang van romeinse naar hindu-arabische cijfers te bewerkstelligen. Met alle voordelen en het overbodig maken van het rekentuig de abacus. En in dat boek dus ook een hoofdstuk over dubbel-boekhouden, dat daarmee een wiskundige glans kreeg.
Bij dubbel boekhouden wordt een feit (uit het dagboek) twee keer vastgelegd: debet en credit, met als gevolg dat je zowel inkomen (of winst) en kapitaal registreert. En veel meer controle hebt op fouten in de boekhouding (en nog wat voordelen die Gleeson-White netjes uitlegt).
Daarmee werd het een manier van denken en een hoeksteen van de kapitalistische marktordening.
Het boek volgt na veel aandacht voor de onstaansgeschiedenis en de tijd van De Summa (zoals Pacioli's boektitel meestal wordt afgekort) ook de ontwikkeling van het dubbel boekhouden richting onze tijd: de aanpassingen (bv. via het concept afschrijven) aan de industriële revolutie met zijn fabrieksboekhoudingen, de introductie door Kuznets en Keynes van de boekhouding van onze economie, de opkomst van accounting en auditing, de problemen met GDP en de noodzakelijke aandacht voor natuurlijk kapitaal en green accounting en natuurlijk de steeds weer terugkerende Enron-achtige schandalen die steeds weer leiden tot een roep op meer en betere accounting.
Ook voor niet-economen en non-accountants een zeer leesbaar boek. Haast u naar de websites.
zondag 3 juli 2016
Penalty
Nee dit gaat niet over voetballen. De uitdrukking wordt ook gebruikt voor de 'straf' die je krijgt als je boer of visserman wordt doordat dit een lager inkomen oplevert dan wat je elders had kunnen verdienen. Althans zo doen Nordin, Blomquist en Waldo dat in een interessant artikel in de nieuwe uitgave van de ERAE.
Kinderen treden vaak in de voetsporen van het beroep van hun ouders. Als dat goed betaalt zoals in de advocatuur of als burgemeester is dat geen raar idee. Maar boeren en vissers verdienen een stuk minder dan het gemiddelde in de samenleving.
Gemiddeld althans, en het zou dus wellicht beter zijn om te kijken of dat ook zo is bij de zonen en dochters die overnemen. Het zou mooi zijn als je ze dan kon vergelijken met bloedverwanten (broers of zussen) die ook die keuze hadden. Genoemd trio is dat gelukt omdat ze de beschikking kregen over een bestand van het Zweedse bureau voor de statistiek van 20.000 boeren en vissers met meer dan 53.000 kinderen (en wat die kinderen verdienden al of niet deels werkend in de landbouw). Ze verwijderden niet-werkende kinderen, geadopteerde kinderen, kinderen jonger dan 27 (die vaak nog weinig verdienen), en zelfs een paar kinderen boven de 65. Ook anderen met een erg laag inkomen (vermoedelijk part-timers) werden uit het bestand gehaald. Eenkinds-gevallen en halfbroers en zussen werden ook het panel uitgezet. En tot slot werd 25% van de gevallen buiten beschouwing gelaten omdat het alleen om een broer en een zus ging en dus een same-sex vergelijking niet mogelijk was. Bleven er bijna 12.000 observaties over, waarvan de individuele inkomens bekend zijn. Overigens hadden die vrijwel hetzelfde inkomen als de totale groep. En dat lag voor de boerende boerenzoons 30% lager dan hun niet-boerende broers. Bij de meiden was het verschil maar 19%.. Forse penalties dus.
Maar ja, hier kan natuurlijk een bias zijn: de kinderen die goed kunnen leren vertrekken naar de universiteit - negatieve selectie noemen we dat. Het omgekeerde kan ook: juist die met groene vingers kiezen voor het boerenvak. De auteurs haalden dus de econometrie uit de kast (ik bespaar je de formules, zie het paper). Waarbij ze rekening houden met het effect dat oudere broers vaker het bedrijf overnemen. En met het geslacht, omdat meisjes ten aanzien van het bedrijf vaak anders worden opgevoed (en ze ook buiten de landbouw vaak minder verdienen door arbeidsmarktdiscriminatie). En nog wat variabelen zoals getrouwd of niet en opleiding. Na enig gereken blijkt dan dat de penalty 28% is voor jongens in de landbouw en 22% voor meisjes en vissersmannen (vissersvrouwen met een niet-vissende zus bleken te zeldzaam). Het lijkt erop dat mensen die voor de landbouw en visserij kiezen daar wel wat grotere inkomensmogelijkheden hebben dan hun broers of zussen gehad zouden hebben (ze hebben blijkbaar groene vingers), maar dat ze door hun keuze toch fors worden gestraft want hun inkomen ligt fors lager. Dat is hun hele inkomen, dus inclusief de aanvulling van werken buiten de sector. (anders zou de penalty nog behoorlijk hoger zijn geweest). Het is echter niet het huishoudinkomen dus het kan zijn dat de partner nog fors wat inbrengt, en meer dan de partners van de niet-boerende broers en zusters. Verder gaat het om belastbaar inkomen, in Zweden gaat er ook wel eens wat buiten de porgressieve belasting om, wonen op de boerderij is goedkoper dan in de stad en (als je geen opvolger hebt) er is vaak een fors vermogen. Dat alles lijkt toch niet meteen die 28% te compenseren. Meisjes die bewust voor de boerderij kiezen, hebben een wat lagere inkomenspenalty dan jongens (mogelijk gaan alleen zeer kundigen tegen de trend in, of alleen op hele grote bedrijven) maar ook hier is het gat toch fors. Opvallend is ook nog dat het inkomen van vader wel samenhangt met dat van de kinderen, maar niet de inkomenspenalty: die is voor vaders met een hoog inkomen niet lager dan voor vaders met een laag inkomen (gemiddeld genomen vermoedelijk een klein bedrijf).
De auteurs speculeren nog even over de toekomst: als door bv. ict de groene vingers-voordelen zouden afnemen en je juist ook academische kwalificaties zou moeten hebben voor een groot landbouwbedrijf, dan helpt de penalty niet echt. "At some point non-pecunary benefits will be unable to compensate for large penalties and this inflow may not meet up with the technical progress in the sector:. De sector verliest dan concurrentiekracht omdat talent voor wat anders kiest. Uit een ander paper wisten we al dat zelfs afgestudeerden in de agrarische wetenschappen een hoger inkomen hebben als ze hun vak buiten de agrarische sector kiezen.
Het raadsel dat blijft is waarom toch nog zoveel kinderen voor de penalty gaan.
Kinderen treden vaak in de voetsporen van het beroep van hun ouders. Als dat goed betaalt zoals in de advocatuur of als burgemeester is dat geen raar idee. Maar boeren en vissers verdienen een stuk minder dan het gemiddelde in de samenleving.
Gemiddeld althans, en het zou dus wellicht beter zijn om te kijken of dat ook zo is bij de zonen en dochters die overnemen. Het zou mooi zijn als je ze dan kon vergelijken met bloedverwanten (broers of zussen) die ook die keuze hadden. Genoemd trio is dat gelukt omdat ze de beschikking kregen over een bestand van het Zweedse bureau voor de statistiek van 20.000 boeren en vissers met meer dan 53.000 kinderen (en wat die kinderen verdienden al of niet deels werkend in de landbouw). Ze verwijderden niet-werkende kinderen, geadopteerde kinderen, kinderen jonger dan 27 (die vaak nog weinig verdienen), en zelfs een paar kinderen boven de 65. Ook anderen met een erg laag inkomen (vermoedelijk part-timers) werden uit het bestand gehaald. Eenkinds-gevallen en halfbroers en zussen werden ook het panel uitgezet. En tot slot werd 25% van de gevallen buiten beschouwing gelaten omdat het alleen om een broer en een zus ging en dus een same-sex vergelijking niet mogelijk was. Bleven er bijna 12.000 observaties over, waarvan de individuele inkomens bekend zijn. Overigens hadden die vrijwel hetzelfde inkomen als de totale groep. En dat lag voor de boerende boerenzoons 30% lager dan hun niet-boerende broers. Bij de meiden was het verschil maar 19%.. Forse penalties dus.
Maar ja, hier kan natuurlijk een bias zijn: de kinderen die goed kunnen leren vertrekken naar de universiteit - negatieve selectie noemen we dat. Het omgekeerde kan ook: juist die met groene vingers kiezen voor het boerenvak. De auteurs haalden dus de econometrie uit de kast (ik bespaar je de formules, zie het paper). Waarbij ze rekening houden met het effect dat oudere broers vaker het bedrijf overnemen. En met het geslacht, omdat meisjes ten aanzien van het bedrijf vaak anders worden opgevoed (en ze ook buiten de landbouw vaak minder verdienen door arbeidsmarktdiscriminatie). En nog wat variabelen zoals getrouwd of niet en opleiding. Na enig gereken blijkt dan dat de penalty 28% is voor jongens in de landbouw en 22% voor meisjes en vissersmannen (vissersvrouwen met een niet-vissende zus bleken te zeldzaam). Het lijkt erop dat mensen die voor de landbouw en visserij kiezen daar wel wat grotere inkomensmogelijkheden hebben dan hun broers of zussen gehad zouden hebben (ze hebben blijkbaar groene vingers), maar dat ze door hun keuze toch fors worden gestraft want hun inkomen ligt fors lager. Dat is hun hele inkomen, dus inclusief de aanvulling van werken buiten de sector. (anders zou de penalty nog behoorlijk hoger zijn geweest). Het is echter niet het huishoudinkomen dus het kan zijn dat de partner nog fors wat inbrengt, en meer dan de partners van de niet-boerende broers en zusters. Verder gaat het om belastbaar inkomen, in Zweden gaat er ook wel eens wat buiten de porgressieve belasting om, wonen op de boerderij is goedkoper dan in de stad en (als je geen opvolger hebt) er is vaak een fors vermogen. Dat alles lijkt toch niet meteen die 28% te compenseren. Meisjes die bewust voor de boerderij kiezen, hebben een wat lagere inkomenspenalty dan jongens (mogelijk gaan alleen zeer kundigen tegen de trend in, of alleen op hele grote bedrijven) maar ook hier is het gat toch fors. Opvallend is ook nog dat het inkomen van vader wel samenhangt met dat van de kinderen, maar niet de inkomenspenalty: die is voor vaders met een hoog inkomen niet lager dan voor vaders met een laag inkomen (gemiddeld genomen vermoedelijk een klein bedrijf).
De auteurs speculeren nog even over de toekomst: als door bv. ict de groene vingers-voordelen zouden afnemen en je juist ook academische kwalificaties zou moeten hebben voor een groot landbouwbedrijf, dan helpt de penalty niet echt. "At some point non-pecunary benefits will be unable to compensate for large penalties and this inflow may not meet up with the technical progress in the sector:. De sector verliest dan concurrentiekracht omdat talent voor wat anders kiest. Uit een ander paper wisten we al dat zelfs afgestudeerden in de agrarische wetenschappen een hoger inkomen hebben als ze hun vak buiten de agrarische sector kiezen.
Het raadsel dat blijft is waarom toch nog zoveel kinderen voor de penalty gaan.
vrijdag 1 juli 2016
baan uitzicht
Elke industriële revolutie heeft tot nieuwe banen geleid, die vooraf niet te bedenken waren. De hoefsmid verdween, de pompbediende kwam. En is door de ict ook weer verdwenen maar de coffeeshop-medewerkers zijn niet aan te slepen. Niet al te veel zorgen dus, maar toch aardig om even te kijken naar de beroepen die als gevolg van de kunstmatige intelligentie gaan verdwijnen. The Economist had afgelopen weekend een special over artificial intelligence en citeerde Frey en Osborne uit 2013 (The future of employment: how suspectable are jobs to computerisation?).
Op een schaal van 0 - 1 is de kans dat accountants en auditors de weg van de hoefsmid en lantaarnopsteker gaan ingeschat op 0.94. Vrijwel zeker dus. Voor economen is de kans 0.43. Net wat meer nog dan acteurs en brandweermannen die op ongeveer 1 op 3 zitten. Sporttrainers, tandartsen en dominees zijn veilig, 0,004 tot 0.008, minder dan 1 % kans op verdwijning van het beroep dus.
Op een schaal van 0 - 1 is de kans dat accountants en auditors de weg van de hoefsmid en lantaarnopsteker gaan ingeschat op 0.94. Vrijwel zeker dus. Voor economen is de kans 0.43. Net wat meer nog dan acteurs en brandweermannen die op ongeveer 1 op 3 zitten. Sporttrainers, tandartsen en dominees zijn veilig, 0,004 tot 0.008, minder dan 1 % kans op verdwijning van het beroep dus.