Pagina's

zondag 11 oktober 2015

Repliek VORK-2 discussie

Vandaag plaatste ik op Foodlog onderstaand stuk gezien enkele reacties op het tweede deel van mijn VORK_artikel dat daar was geplaatst:

Mooi dat mijn bijdrage enkele uitstekende reacties opriep. De repliek komt wat laat, maar ik boog afgelopen week mijn hoofd over innovatie in het kennissysteem in Brussel. Overigens leuk om daar een van de mensen hieronder voor het eerst tegen te komen – en jammer dat de tijd te kort was voor een goed gesprek. Hier dan dus maar.
Mijn stelling dat prijzen een enorm belangrijk sturingselement in onze maatschappelijke orde zijn, en dat we daar eerder meer dan minder gebruik van moeten maken, blijft in de bijdragen hieronder redelijk overeind. Althans zo interpreteer ik de bijdragen van Piet, Liesbeth en Mark. Verschillende bijdragen (ook die van Dick B.) benadrukken dat de prijssignalen onvoldoende effectief zijn als het om milieu gaan. Daar is beprijzing gewenst, bij de consument en in de keten. Dat kan op allerlei manieren: door een prijs op CO2 en mineralen te zetten (of zoals Piet zegt: het buitenlandse veevoer is te goedkoop) en / of door de consument meer te laten betalen, bv. door hogere btw (@Piet: de veehouder kan de btw van veevoer verrekenen met die over de omzet, dus daar wordt hij niet mee benadeeld, wel door de lagere vraag bij een duurder product, maar dat is nu net de bedoeling).
Liesbeth interpreteert dit als “aan de markt overlaten”, maar zo zou ik dat niet presenteren. Het is de markt corrigeren daar waar die niet werkt. Het doel daarvan hoeft niet per se te zijn dat de consument zijn gedrag verandert. Zij/hij mag ook doorgaan met kopen tegen een hogere prijs. Met de (btw/accijns) opbrengst heb je dan geld om de schade te compenseren. Een vliegtaks op Schiphol hoeft dus om succesvol te zijn niet tot minder vliegverkeer te leiden. Ook prima als men door blijft vliegen en er zo geld beschikbaar komt voor geluidsisolatie van woningen in de buurt, of er een prikkel ontstaat tot stillere vliegtuigen, of men voortaan vanaf een in de Duitse bossen gelegen ex-Navo basis vliegt waar minder omwonenden zijn (of alle drie).
Liesbeth heeft wel een punt dat prijzen op dat punt niet alles zaligmakend zijn. Als je echt niet wilt dat het bestrijdingsmiddel niet in de buurt van water wordt gebruikt (omdat het duur is om het eruit te zuiveren of tot dode vissen leidt) dan moet je het gewoon verbieden. Of de gebruikstechniek (kantdoppen op sproeimachines) voorschrijven.

Het Schiphol voorbeeld geeft ook aan hoe lastig het is een goed oordeel te hebben over verplaatsing van activiteiten. Op zich is er niets mis mee dat we vlees of veevoer uit ArgentiniĆ« halen – even aannemend dat er geen (onbeprijsde) milieu-effecten zijn en de grondbezitters geen informele landrechten met voeten treden. De Argentijnen kunnen daarmee immers een boterham verdienen, wat moeten ze anders exporteren om hun Chinese smart phones of Duitse auto’s te betalen?
Speculatie is een onderwerp op zich. Om te beginnen is er veel “goede speculatie”: door termijnmarkten kunnen boeren en fritesfabrieken hun prijsrisico’s (die ontstaan door goed of slecht weer) afdekken en overdragen aan een belegger die wel een gokje wil wagen (of heel goede weersmodellen heeft) en daarvoor beloond wordt. Gaat de kostprijs weer wat naar beneden en de welvaart omhoog. Het is ook logisch dat dergelijke activiteiten toenemen als prijzen veel schommelen: dan is er behoefte aan die risico-afdekking. Blijft de vraag over of sterke prijsstijgingen als in 2008 (of de huidige lage varkensprijs) veroorzaakt worden door “slechte speculatie”. Economen zijn het er nog niet over eens, ik (en veel van mijn LEI-collega’s) behoren tot de groep die denkt dat veel andere factoren (waaronder slecht overheidsingrijpen) vele malen belangrijker zijn geweest dan speculatie – als het al een invloed heeft gehad. En inderdaad zijn de invloeden van valutakoersen en olieprijzen niet te verwaarlozen. In de paneldiscussie deze week in Brussel pleitte nog iemand hartstochtelijk voor het niet koppelen van de landbouw aan de biobased economie omdat onze voedselprijzen afhankelijk worden van de olieprijs. Die moest ik teleurstellen, dat is al lang het geval.

Tot slot de wel vaker verkondigde stelling dat prijzen niet meer werken omdat de productie zich niet aanpast, en de markten overvoerd blijven, zoals bij varkens. En dat je dus moet quoteren. Ik vrees dat in die redenering de beschouwingstermijn wat tekort is. Er zijn nog steeds bedrijven die het bij lage prijzen wel uit kunnen zingen, omdat ze een behoorlijk eigen vermogen hebben (of hadden) en een lage kostprijs. Die duwen de middenbedrijven eruit die door een recente uitbreiding of hogere kostprijs slecht gefinancierd zijn. Tegen afbraakprijzen nemen ze die bedrijven over en verlagen zo hun eigen kostprijs. De toeleveranciers (veevoerbedrijven) en afnemers (slachterijen in dit voorbeeld) vinden dat prima en ondersteunen dat, net als de banken, want zo blijft het volume in stand en hoeven zij niet te saneren. Die hebben dus geen prikkel de kostprijsstrategie te verlaten. Dat spel gaat door tot voldoende kleine bedrijven met verouderde capaciteit (die niet door de groteren wordt overgenomen) verdwenen is uit de markt. Dat kan een behoorlijk aantal jaren duren, zeker als (zoals bij varkens) tegelijk ook de vraag daalt en de vraag naar arbeid buiten de landbouw gering is. Dat laatste heeft te maken met de slecht werkende arbeidsmarkt: lage inkomens zijn niet altijd een prikkel voor boeren om wat anders te gaan doen. En als er veel werkeloosheid is, geldt dat ook voor de volgende generatie. Maar zoals Henric (# 7) onder het motto ‘doormodderen’ meldt: hier een daar af en toe een fors tegenvallende productie helpt, dan kan een handelsland als Nederland weer gaatjes vullen.
Dat ik naast prijzen pleit voor het innovatie-instrument heeft dan ook twee reden. Enerzijds omdat het systeem zich nogal verzet tegen beprijzen van milieu- en andere schade. Hopelijk worden er dan nieuwe technieken uitgevonden die die schade beperken (maar hoe lang hopen we dat al als het om mest gaat?). Anderzijds omdat er misschien producten, productieprocessen en diensten worden uitgevonden waar de consument meer geld voor over heeft.  Of die zorgen voor een andere benuttig van de overcapaciteit aan stallen (moeten meelwormen op een industrieterrein of kunnen ze in bestaande stallen?) en arbeid.

Wat mij betreft zijn er dus twee belangrijke design-principes voor het voedselsysteem van de toekomst: maximale benutting van prijssignalen en bevorderen van innovatie, juist ook als die het huidige systeem op zijn kop zet. Nu de Dutch Design Week dichterbij komt misschien een idee om de discussie zo eens te voeren: wat zijn de ontwerpprincipes voor ons voedselsysteem van de toekomst?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten