Eerst maar even
over de Japanse landbouw, voor zover je daar in een dag vergaderen met Japan
Agriculture (JA) en wat rondreizen een indruk van krijgt. Landbouw in Japan is
kleinschalig en zwaar beschermd, dat wil zeggen afgeschermd van de wereldmarkt.
Rijst en groenten domineren de productie. Er is wel wat melkproductie (ik kwam
langs een vrij groot bedrijf tussen Tokyo en Nikko, overigens een omweg waard)
en wat specifiek rundvlees (Kobe vlees is een geweldige specialiteit met mooi
met dun vet dooraderd vlees), maar de Japanners zijn vooral van de vegetarische
en de groene thee. En van heel vis, de zee is nergens heel ver weg in dit
eilandenrijk. Als je ooit in Tokyo komt, bezoek de vismarkt, een beleving op
zich met tal van vissoorten die wij niet kennen, laat staan eten.
Japan is
bergachtig en aardbevingsgevoelig. Dat bergachtige wordt nog wel eens in
verband gebracht met de kleinschaligheid en de noodzaak voor bescherming. Dat
is een Zwitserse kijk op de zaak waarvan ik me al rondreizend ben gaan afvragen
of hij wel klopt. Elk perceel dat ik gezien heb, ook in de bergen, was vlak
(gemaakt). Dat zal ook wel nodig zijn
bij natte rijstbouw, anders loopt het water wel erg snel en met de nodige
erosie weg, zo vermoed ik. En heel vaak zijn die percelen perfect vierkant of
in ieder geval rechthoekig, en liggen er meerdere naast elkaar. Ook in een
promotiefilmpje dat JA me toonde kwamen bergen alleen voor als
achtergronddecor, niet als argument of probleem.
Het bijzondere
van de structuur moet eerder worden gezocht in de historie. In de 300 jaar dat
er in Europa veel gebeurde, was Japan zo ongeveer afgesloten van de
buitenwereld, de shoguns, samourai en andere machthebbers hadden geen behoefte
aan pottenkijkers, laat staan handel of invoeren van nieuwigheden. Afgezien dan
van een paar Nederlanders op het eilandje Decima (tip: bezoek in Leiden het
Siebold-huis).Dat veranderde volledig in de tweede helft van de 19e eeuw. Aldus bekeerd werd veel van wat oud was gesloopt (overigens is er ook nog heel, heel veel te zien, met grote bouwwerken uit pakweg het jaar 700 toen Europa in de donkere middeleeuwen zat en nog aan zijn kathedralen moest beginnen). Maar de grondbezittende klasse bleef machtig. Die macht moest gebroken worden na WO II vonden de Amerikanen (in dit verband door de Japanners consequentie beleefd aangeduid als de geallieerde machten). En dus gingen ze over tot een landhervorming. Op het nog (over)volle platteland kregen boeren percelen van pakweg een ha en het pachtsysteem werd afgeschaft.
Sake gaat in grote flessen |
Terzijde: vele jaren
later zou ook bij de val van het communisme het eigen grondbezit via
privatisering een dominante strategie in Rusland en Oost-Europa worden. Soms
leidend tot nieuw grootgrondbezit. Het heeft me altijd slimmer geleken net als
in de IJsselmeerpolders met pacht en pachtbescherming te werken, meer is niet
nodig voor een bloeiende sector. Maar wie de overheid of de klasse van
grondbezitters niet vertrouwd door een democratisch deficiet vindt dat
natuurlijk geen oplossing.
Terug naar Japan.
Dat beleefde in de jaren 50 – 70 zijn eigen Wirtschaftswunder met de opkomst
van de zware chemische industrie, de auto-industrie en de
consumenten-electronika als bekende speerpunten. Met als gevolg een enorme trek
van het platteland naar de stad, met mega-steden als Tokyo, Kyoto,
Osaka, Yokohama, Nagasaki etc. Moderne
steden, vaak in de oorlog al platgebombardeerd (de Amerikanen spaarden de
culturele schatten van de oude keizerlijke hoofdstad Kyoto) die uitgroeiden tot
megapolissen die we in Europa niet of nauwelijks kennen (Londen komt misschien
een beetje in de buurt).
Deze ontwikkeling
betekende dus dat de jeugd zijn toekomst zag in de stad, niet op het
platteland. Japan is so wie so een vergrijst land van 128 miljoen mensen (daarover later meer), de
Japanse boer is daarop zeker geen uitzondering, eerder nog sterker vergrijst
dan de rest van de samenleving.
Al met al ging
het dus te snel. Ongetwijfeld is er intussen een proces van bedrijfsvergroting,
maar in het landschap is daar niet veel van te zien, op het centrale eiland
Honsu waar wij rondreisden zie je geen samengevoegde grote percelen. Ik begreep
dat het voor boeren ook fiscaal niet aantrekkelijk is er mee op te houden en
dat het aanhouden van de grond als belegging in de buurt van grote steden
natuurlijk ook een aantrekkelijke strategie is. Het zou overigens interessant
zijn meer te weten van de werking van de Japanse grondmarkt, zoals elders zal
dat ook hier wel een belangrijke sleutel zijn in het begrijpen van de
structurele ontwikkeling.
In de achtergrond
speelt mogelijk ook nog dat de Japanners zich toeleggen op teelten als rijst en
groenten die moeilijk te mechaniseren zijn. En dus schaalgrootte niet zo zwaar
telt. Daar komt nog bij dat Japan op dat vlak geen traditie heeft. Daar is door
Hayami en Ruttan ooit nog een landbouw-economische klassieker over geschreven –
in de jaren 80 bracht ik een aantal weken door aan de Universiteit van
Minneapolis (VS) en had het genoegen de verhalen uit de eerste hand van Vernon
Ruttan te vernemen. Kortweg komt hun vergelijking tussen Japan en de VS er op
neer dat in de VS grond ruim beschikbaar was en arbeid schaars (dat moest via
immigratie uit Europa komen). In Japan gold het omgekeerde. Dat leidde er toe
dat de Amerikanen (McCormick voorop) inzetten op mechanisatie. In Japan werden
sommigen technieken afgeschaft omdat het goedkoper was om het met de ruim
voorhanden zijnde arbeid te doen. Uitvindingen komen misschien uit de lucht
vallen, maar de innovaties die bedrijven doorvoeren worden door de relatieve
schaarste bepaald zo leert hun theorie van de opgewekte innovatie (induced
innovation).
Vooral in de
buitenwijken van dorpen en steden leidt de bedrijfsstructuur tot een voor ons
vreemd beeld. Japan kent vermoedelijk ook geen projectontwikkelaars die op
grote schaal woonwijken ontwikkelen, en zo zie je dus hele gebieden waar een
paar ha woonhuizen zich afwisselt met een aantal ha landbouw. Soms ook met
plastic kassen. Alsof de stadslandbouw hier volledig voet aan de grond heeft
gekregen. Temeer omdat in dit volle land elke vierkante meter wordt benut en
wegbermen en slootkanten een minimale breedte hebben.
Al met al moet de
bescherming van de landbouw in Japan dus vermoedelijk vooral begrepen worden
als een sociaal mechanisme om het platteland met een zeer ongunstige
bedrijfsstructuur mee te laten delen in de welvaartsontwikkeling van de jaren
50-70
En nu staan de
Amerikanen (met hun oude bondgenoten Nieuw-Zeeland en Australië) opnieuw voor
de deur, namelijk aan de onderhandelingstafel rond een vrijhandelsakkoord. Dit
TPP-akkoord rond de Pacific (dat in TTIP rond de Atlantische oceaan een pendant
heeft) moet hun toegang verlenen tot de afzet van o.a. agrarische producten uit
regio’s met een veel betere landbouwstructuur. De Japanse premier Abe wil de al
decennia lang stagnerende economie wel wat opschudden en onderhandelt enthousiast
mee. Dat betekent heibel tussen de landbouw en de overheid, en de vraag is
welke kant de stadsbevolking gaat kiezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten