Begin deze maand blogde ik hier al even over de Amazone. Ik kom er op terug omdat vorige week The Economist er een lang verhaal over bracht. Het blad legt uit hoe veel mensen in het gebied afhankelijk zijn van houtkap. Soms werkt meer dan 70% van de bevolking in de houtindustrie. De houtvesters werken samen met de veeboeren. Zodra het bruikbare hout eruit is, wordt de rest verbrand. De boeren zaaien dan gras in voor hun vleesvee.
Het land is al gauw uitgeput maar veeboeren trekken dan verder, ze verkopen de grond (of ze officieel eigenaar zijn of niet) aan andere boeren die soya telen.
Dit verklaart waarom er verband is tussen de rundvlees en soyaprijzen en de mate van ontbossing, met een tijdsvertraging van ongeveer een jaar. Deze boeren zijn dus ook projectontwikkelaar, maar in een shifting cultivation: het meeste werk en inkomen zit in de eerste fase, niet in de grote oppervlaktes soya.
In de Nederlandse supermarkt kun je er niet zoveel mee: het meeste vlees wordt in Zuid-Amerika geconsumeerd en de rest gaat in de export naar landen als Rusland, Egypte, Iran, China, Venezuela. Toch is men wel bang voor de reputatieschade, dus een beetje helpt het misschien toch ook wel.
De overheid probeert het gebied andere inkomensbronnen te geven, en legt wegen aan (die vervolgens een prima uitvalbasis zijn voor houtkap), zet in op 'witte steenkool' (waterkrachtcentrales) en stimuleert de bos economie.
Misschien zouden we net als Noorwegen nog maar het best stukken bos kunnen kopen en er een nationaal park van maken, maar dan mag je ook wel een legertje bewakers inhuren.
The Economist: The Amazon, 13.6.2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten