weblog over de toekomst van de Nederlandse landbouw en het platteland. Gemotiveerd vanuit het werk als econoom, de nevenfuncties als bestuurder en de woonomgeving van de moderator, maar als persoonlijke stellingname geheel buiten de verantwoordelijkheid van mijn werkgevers - zoals het hoort bij een weblog.
Pagina's
▼
donderdag 5 oktober 2006
oesters, New York en externalities
Een ander boek dat ik van harte kan aanbevelen is Mark Kurlansky's boek Oesters van New York - een stadsgeschiedenis. Het beschrijft op boeiende wijze de geschiedenis van New York, waar tot voor kort oesters een belangrijke rol speelden. Ik vertelde er eergisteren tijdens wat small talk aan de lunch enthousiast over aan mijn Franse collega C.M. en zij kreeg meteen beelden van hoofdstukken als 'oesters en indianen', 'oesters en de Nederlanders' en 'oesters en gangsters'. Kurlansky's titels zijn beter, maar wat de inhoud betreft komen al deze zaken wel aan de orde. Kurlansky schreef eerder boeiende geschiedenissen over kabeljauw en over zout. Ook van harte aanbevolen.
Het boek bevat een boeiende beschrijving van twee economische effecten, die niet met name worden genoemd. De eerste is het bestaan van 'externalities', externe effecten. Dat zijn de effecten (positief of -veelal- negatief in de vorm van schade) die privaat handelen hebben op derden (de maatschappij) die niet bij het handelen zijn betrokken. Als ik met een auto rijdt, veroorzaak ik wellicht geluidsoverlast waar de buren last van hebben, of draag ik bij aan klimaatsverandering waar de maatschappij in zijn totaliteit last van heeft. De standaard remedie van economen is dan om via een belasting (of bij positieve effecten een subsidie) de prijs van het handelen (in dit geval via de benzine) te veranderen, zodat we bij het wel of niet een stukje extra autorijden ook vanzelf rekening houden met het maatschappelijk effect.
De oesterbanken van New York gingen vooral ten onder aan de milieubelasting (extern effect) van de fabrieken, maar ook van het storten van huisvuil in het water. Daarnaast speelde ook overbevissing een grote rol. Dat staat bij economen bekend als de Tragedy of the commons: de tragedie van het gemene bezit. Omdat iedereen die vist (of schapen weidt op een gemeenschappelijke heide) zijn eigen winst zo groot mogelijk maakt, en geen rekening houdt met de externality dat de vis dan uitsterft, of de hei overbeweid wordt, wordt er meer geoogst dan goed is voor de instandhouding van de bron. Op het eind is iedereen dan slechter af. Dat is de tragedie van gemeenschappelijk bezit. De remedie daartegen is optreden van een overheid die het eigendom beheert en quota / vergunningen uitgeeft, zoals in de visserij, mits die dan ook niet te ruimhartig worden vrijgegeven. Nog beter is de vergunningen / quota te veilen en verhandelbaar te maken, zodat ze bij de beste vissers / schaaphouders terecht komen.
Aan de theorie van de externalities is de naam van de econoom Pigou verbonden; de theorie van de Tragedie is in 1968 gepubliceerd door Garrett Hardin.
de foto komt van: www.woodbridge.tased.edu.au/mdc
De vraag die dan telkens opdoemt is: hoever mag een overheid daar dan in gaan?
BeantwoordenVerwijderenZelfs bij de geringste qoutumstelling klaagt in ieder geval de getroffen beroepsgroep. Daar moet een overheid natuurlijk boven kunnen staan.
Maar in het kader van milieureddende maatregelen komt het toch vreemd overdat de overheid wel beperkingen oplegt voor het uitrijden van mest maar geen quotum stelt aan het aantal auto's dat de weg op mag. Kennelijk is er een verschil tussen vieze varkens en heulige koeien.
Peter roept allereerst een politieke vraag op: hoe ver mag een overheid gaan in het beheersen van het (economisch) leven door quota. Een econoom zou er aan rekenen en antwoorden: inperken tot het punt waarin de welvaart maximaal is. Maar dat kan voor sommigen wel heel beperkend zijn. En waarom wel quota voor gewone koeien en niet voor heilige koeien? Een antwoord zou kunnen zijn dat we de heilige (auto) koeien nog bestrijden via prijsverhogende belastingen (benzine accijns, rekeningrijden, hoge parkeergelden) en de schaarse ruimte op de A12 nog niet via een quotum verdelen (oneven nummerborden alleen op onevendagen in de spits). Waaruit blijkt dat beide typen maatregelen ook wel overlap hebben, met name als beslissers weinig gevoelig zijn voor prijzen.
BeantwoordenVerwijderenMaar er is ook een antwoord uit de politieke economie: als er een grote lobby is (veel stemmers) dan kan men de maatregel bijbuigen of tegenhouden. Dat lukt autorijders dan wellicht beter dan de varkenshouders van het groene front.
Nog even een aanvulling op mijn eerste reactie.
BeantwoordenVerwijderenje schrijft aan het einde van je betoog dat het misschien beter is als de overheid de vergunningen en quota verhandelbaar maakt.
Mag ik in dat verband wijzen op de CO2-emissierechten? Even kort door de bocht: zo'n oplossing ledit er wellicht toe dat een wilklekeurige visser besluit zich meer dan 100% aan een quotum te houden, sterker nog, absoluut geen vis meer te vangen en handelaar in quotum-rechten te worden. Mooi opgelost dan. De vis blijft lekker in het water en de visser blijft een aardig inkomen houden.
Quota, zoals die van melk, vis en CO2 zijn inderdaad verhandelbaar met het doel dat ze terecht komen bij degene die er het meest mee kunnen verdienen. Dat kan omdat de ene tegen lagere kosten melk kan maken of vis kan vangen, of omdat de andere ze (tijdelijk) niet meer nodig heeft, bijvoorbeeld bij invaliditeit etc. En dat leidt er toe dat sommigen inderdaad een inkomen halen uit het verhuren of verkopen van hun recht. Het lijkt raar, maar de totale welvaart in de samenleving is dan groter. Bij huur en verhuur is dat het makkelijkst te begrijpen: de quota van de veehouder met de hoogste kosten per liter melk worden verhuurd aan die met de laagste, en de winst (kostenbesparing) die zo behaald wordt gaat via de huurprijs voor een deel van de lagekostenproducent naar de verhurende hogekostenproducent. Bij verkoop geldt hetzelfde alleen is de waarde van het recht dan afhankelijk van alle (nu voorziene) kostenbesparingen in de toekomst: je verhandelt dus alvast de beer die nog geschoten moet worden. Net zoals de waarde van een huis afhankelijk is van het genot (in de meest ruime zin) wat je er komende jaren nog van kan hebben.
BeantwoordenVerwijderenEr zit nog een tweede element in Peters reactie dat ik als een waardevolle suggestie beschouw: geef de vissers ook een CO2 emissierecht, en ze zullen in een aantal gevallen dat verkopen (en dus niet meer vissen). De hoge olieprijzen leiden in de sector al tot een sanering. Onlangs mocht ik een wetenschappelijk paper reviewen, waarbij mijn suggestie was om er boven te zetten 'waarom de onrust in het midden-oosten goed is voor de vis'. Wellicht doen de CO2 rechten er nog een stukje bovenop, en helpt de vissers dan ook in hun inkomen. We hebben op mijn werk deze week een bijeenkomst met de sector - lijkt me een mooi idee voor onder de borrel.