Vier maanden per jaar voeren de kloppers van laadplek naar losplek. De peeentijd, waarin schippers elkaar regelmatig troffen. Het merendeel van de schippers voer niet onder contract maar was zelfstandige en dus afhankelijk van vraag en aanbod. Voor de campagne waren er dan ook meer aanmeldingen dan plaatsen. Schippers moesten zich daarvoor inschrijven bij de Rijksverkeerinspectie, met opgave van de fabriek die men wilde beleveren en of men wel of niet aan de zondagsrust deed (en dus zondaghouder was). In overleg met de schippersbonden werden schippers geselecteerd, waarna er werd geloot. Wie uitgeloot werd kon nog in aanmerking komen als reserve-schipper. Dan kon je worden opgeroepen als er schepen uitvielen of de oogst groter was dan verwacht. Maar de stand-by functie werd niet vergoed, je kon wel andere vrachten aannemen. Reserveschippers werden het volgend seizoen wel zonder loting gewone schipper.
Het laden gebeurde in de gewone grote havens, in kleine landbouwhaventjes met een ligplaats die alleen gebruikt werden voor de afvoer van tal van landbouwproducten door een wekelijkse beurtvaarder (die ook weer stadse goederen terugbracht) en vanuit speciale bietenhaventjes. Die laatste hadden niet veel meer dan een paar staken waarlangs je bij vloed kon binnenvaren. Dat leidde tot laden bij laag tijd, met als probleem dat je als schipper lastig kon bepalen hoe diep je schip al laag met de aan boord genomen bieten. En weer lossen was not done. Met soms gevaarlijke tochten door de delta.
Er werd met de hand geladen en in het ruim met de hand naar de hoeken gestouwd. Een verbetering was het bietennet dat onderin de karren en wagens werd gelegd en in havens met een kraan eruit kon worden getild. Een uitvinding van de smid van Dreischor. Daardoor kon de laadcapaciteit naar 100 ton per uur.
Bij de fabriek was er per definitie wachttijd, maar dat leidde wel tot gezellilgheid tussen de schippers. Het lossen gebeure met kranen (met knijers) Vervolgens werd de schipper uitbetaald en moest het schip snel de losplaats verlaten. Een traditie waarin ergens halverwege de jaren 80 een einde kwam, omdat de vrachtwagen het overnam.