Pagina's

woensdag 3 januari 2024

Walvis

 Laatste post n.a.v. de kersteditie van The Economist. Over de walvis, en met name over het beprijzen ervan. Eens was dat simpel, dat gebeurde in de markt, nu gebeurt dat door externe kosten en baten te analyseren en waarderen. Het artikel geeft wat inkijkjes in welke problemen dat oproept. 

In 1859 werd er olie aangeboord in Pennsylvania, waardoor olielampen voortaan niet meer met traanolie (walvisolie) hoefden te worden gestookt maar er kerosinelampen kwamen. Vanity Fair publiceerde in 1861 dan ook een cartoon met een paar walvissen met een glas champagne. In 1851, het jaar waarin Herman Melville "Moby Dick" publiceerde vertrokken er nog 137 walvisvaartreizen uit New Bedford, Massachusetts. Aan het eind van de eeuw waren het er maar een dozijn. De walvisolieprijs halveerden. 

Toch duurde het nog lang voor de walvisvaart tot een eind kwam. Want de fossiele brandstof maakte de jacht veel goedkoper. En erger: het maakte het ook mogelijk om met stoomschepen in de wateren van Antarctica op jacht te gaan. Door de fossiele olie werd het ook makkelijker om explosieven te maken, die hun weg vonden naar explosieve harpoenen. En bovenal: die explosieven vroegen om glycerine, voor nitroglycerine, en het bleek dat walvissen dat konden leveren. 

Ook werden de walvissen een goedkope bron voor pet food en in de margarine productie. Rond 1935 werd 84% van de walvisolie tot margarine verwerkt. De marktwaarde van een walvis steeg naar 1.800 pond (130.000 dollar in 2013 waarde). 

Al in 1911 begonnen de Britten met licenties maar economie, politiek en het internationale karakter van het probleem van dreigend uitsterven maakte dat weinig succesvol. Door de introductie van varende verwerkingsfabrieken was controle op regels vrijwel onmogelijk. Het was overproductie die nog enig effect had: tijdens de Depressie was grootverbruiker Unilever in 1930 bereid de hele voorraad olie op te kopen op voorwaarde dat Noorwegen in seizoen 1931/32 niet zou uitvaren. Het leidde tot zelfregulering van de Britse en Noorse vloot. Er kwam zo iets als een systeem van verhandelbare quota. Wel in aantallen gemeten, dus men ging de grootste exemplaren wegvangen. 

Na WO II ging de International Whaling Commission aan de slag om de markt te ordenen en uitsterven te voorkomen. Dat was aanvankelijk geen succes. De Britten en de Noren kregen meer concurrentie. Generaal McArthur moedigde Japan aan om de voedselsiutatie te verbeteren en op wolavisjacht te gaan, de Russen hadden in de oorlog een paar Amerikaanse schepen voor dat doel gekregen en gingen ook aan de slag. (Ook NL met Unilever op de achtegrond bouwde de Willem Barentz).  In de oorlog ontwikkelde sonar en beschikbare helicopters hielpen de efficinecy te verbetetren. 

Maar de koude oorlog had ook nog een bijzonder bijeffect. Bij het luisteren naar onderzeeboten registreerden wetenschappers ook het geluid van de walviscommunicatie. In 1970 haalde de LP The Songs of the Humpback Whale" de Billboard top 200. En hoewel die op 176 strandde, deed het veel voor de sympathie van het publiek en voor de conservatie. Ook landen zonder walvisvloot werden lid van de IWC en begonnen het beleid te beinvloeden. TOen Japan en de USSR de opgelegde quota te laag vonden, dreigde president Ford met een handelsboycot.  

Inmiddels is het tij gekeerd: van 450 blauwe vinvissen in de zuidelijke oceaan bij het instellen van een moartorium in 1982 zaten we rond 2000 weer op ca. 2300, een gorie van 8.5% per jaar.
De Humpbacks doen het nog beterCan 10.230 naar 42.000  In de hele 20ste eeuw zijn er naar schatting 2.9 miljoen walvissen gedood. 

The Price of a Whale, The Economist, 23.12.2023

Geen opmerkingen:

Een reactie posten