Mooi trivia-weetje uit het Shell PR blad Venster: het begrip paardenkracht had ook wel ponykracht kunnen heten en is een marketingterm. Dat zit zo: James Watt, een instrumentenmaker aan de universiteit van Glasgow krijgt in 1763 een primitieve stoommachine van het type Newcombe te repareren. Die werden ingezet in de koper- en tinmijnen in Cornwall die nog al wat last hadden van water, de schachten liepen deels tot onder zee. In die mijnen werden Shetlandpony's (die een lage schofthoogte hebben) ingezet daar waar de stoommachine nog ontbreekt of niet efficiƫnt genoeg is. Watt repareert en maakt daarna een verbeterde machine, met een condensatiekamer zodat stoom en warmte behouden blijft en de steenkool-efficiency van deze 'vuurmachine' dus fors omhoog gaat.
Dat wordt een start-up met de ondernemer Matthew Boulton en Watt ziet bierbrouwer Samual Whitbread als een potentiele koper. Bij hem draaien paarden 144 rondjes per uur in de rosmolen voor de aandrijving. Watt gaat er vanuit dat hij aan overtuigingskracht wint als hij kan aangeven hoeveel paarden zijn stoommachine vervangt. Watt bestudeert mijnpony's, molenpaarden, boerderijpaarden, telt rondjes en gooit er een hoeveelheid wiskunde tegenaan om te concluderen dat een paard ongeveer 33.000 Engelse ponden (15 ton) per foot (30.48 cm) per minuut kan verplaatsen. Dat is 1 paardenkracht. Watt legt de bierbrouwer uit dat zijn machine 200 paarden kan vervangen, of wel 200 pk levert. En dan zonder het gedoe van die paarden met hun verzorging en voer (maar met steenkool). De brouwer gaat er in mee en verdubbelt binnen een jaar zijn populaire bierproductie. Inmiddels is een paardenkracht gelijk aan 746 watt.
Monika Jak: Paardenkracht in Venster, januari 2024, p.9
Geen opmerkingen:
Een reactie posten