Vorige week kwam het CBS met zijn vierjaarlijkse cijfers over de bedrijfsopvolgingsdruk in de landbouw. Gezien inkomens, opkoopregelingen en demonstraties van boeren zou je een afname verwachten in de mate waarin bedrijven een opvolger hebben. Daar blijkt echter weinig van, zie de figuur met de cijfers vanaf 2000 per grootteklasse, die ik kon maken dankzij de cijfers die het CBS bij zijn figuren beschikbaar maakt (ik ben zo eigenwijs om dit de meer inzichtelijke figuur te vinden).
Desalniettemin had het persbericht van het CBS een interessante uitwerking. Het NOS Journaal berichtte dan 16.000 boeren geen opvolger konden vinden (daarmee suggererend dat die boeren ook zoeken, maar op veel van die bedrijven kiezen kinderen voor wat anders en wordt er helemaal niet gezocht).
En de belangenbehartigers deden natuurlijk meteen reacties de deur uit dat de boer het zwaar heeft en dat er perspectief moet komen voor opvolgers en dat ze gesteund moeten worden in hun ambities om het bedrijf over te nemen. De mythe die we daarom vandaag bespreken is:
"Er is een problematisch gebrek aan bedrijfsopvolgers in de landbouw."
Deze positie komt voort uit de gedachte dat het een probleem is dat een aantal bedrijven geen opvolger heeft. Dat wordt mogelijk versterkt doordat bedrijfsovername een lastig proces is. Er zijn grote bedragen mee gemoeid en voor sommige betrokkenen (m.n. broers en zussen van de warme en koude kant, maar soms ook ouders die hun pensioenvoorziening veilig moeten stellen) zijn de belangen tegengesteld aan de opvolger. Bedrijfsbeƫindiging waarbij de ouders er kunnen blijven wonen, en de rest een fors bedrag uit grondverkopen meekrijgt om elders een huis te kopen kan aantrekkelijk zijn. Voor de jonge boer of boerin is dat een lastige positie waarin een grote gunfactor nodig is om het bedrijf in stand te houden voor de volgende generatie. Een beetje steun daarbij in opleiding en begeleiding kan geen kwaad. Financiƫle steun kan in zo'n proces al snel weglekken en is maar een druppel op de grote vermogensbehoefte.
Empirisch lijkt er geen probleem: de cijfers zijn al jaren stabiel voor de grootste bedrijven en op de kleinste stijgt de overnamebelangstelling. Blijkbaar zijn kleine bedrijven steeds beter door 1 van de partners parttime te doen. Alleen op de middelgrote bedrijven dalen de cijfers. (het zijn trouwens door de jaren heen absolute grenzen tussen de klassen en omdat de gemiddelde grootte toeneemt, zou je alleen al daarom bij de grootste bedrijven een kleine daling mogen verwachten).
Dat in de middengroep de belangstelling van de volgende generatie afneemt is verklaarbaar en een goede zaak. De bedrijven zijn blijkbaar te klein voor het tafellaken en te groot voor het servet. De achtergrond is innovatie waarmee de arbeidsproductiviteit toeneemt: door grotere machines of bv. de melkrobot kan de boer meer produceren (er zit minder werk in) en wil hij meer hectares. Ook omdat in die situatie de opbrengstprijzen dalen (melk kan goedkoper worden gemaakt met minder uren). Maar de hoeveel grond neemt eerder af dan toe. Dus voor een optimale bedrijfsontwikkeling is het goed dat er ook bedrijven zijn die plaats willen maken. Hun productiecapaciteit wordt door de buurman overgenomen en de productie daalt niet. Het inkomen kan weer wat stijgen, in totaal (minder kosten) maar vooral per persoon (het moet met minder gedeeld). Dat gaat in alle bedrijfstakken zo en zorgt voor welvaart.
Blijft de vraag wanneer er wel een probleem ontstaat. Dat hangt dus van de bedrijfsstructuur af, als die relatief goed is zoals in Oost-Duitsland of de glastuinbouw dan valt er weinig welvaart te generen met samenvoegen van bedrijven, er is weinig overcapaciteit en voor de boer die stopt moet je een werknemer zien te vinden. In berekeningen voor Vlaanderen van een groep Duitse onderzoekers ontstond er bij een overname-percentage van 25% nog geen probleem. Hier staat hun paper.
Een simpel sommetje voor de Nederlandse melkvee bevestigt dat inzicht: als we nu 16.000 bedrijven hebben met een omvang van 100 koeien en de optimale omvang is minstens 200 koeien gegeven de huidige prijzen voor melk en voer, dan zou je aan 8000 bedrijven genoeg hebben als je ons land opnieuw inpoldert. Als die boeren ruim 40 jaar werken, en van hun 28e tot 68e als ondernemer, dan heb je dus elk jaar 200 opvolgers nodig in die sector voordat er een maatschappelijk probleem is. Een aantal dat zal dalen in de tijd omdat de technologie nog verder doorzet, de zelfrijdende tractor is in beeld.
Wie daar met hart en ziel bij wil horen en een bedrijf over wil nemen moet dat vooral doen. En enige steun in het emotionele proces van overname is wel op zijn plaats want de bedrijfsovername-kandidaat zit niet in een makkelijk pakket bij zijn eerste grote beslissing als ondernemer. Maar verder heeft de maatschappij er niet veel last van als een aantal mensen een andere toekomst kiest. Sterker: andere sectoren kunnen soms wel wat handjes erbij gebruiken. En de nieuws- en lobbywereld kan zich met dringender problemen bezig houden (zoals het opkopen van bedrijven in plaats van het overnemen?) want de situatie is al 20 jaar en langer stabiel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten