Nu de gemoederen in de Nederlandse veehouderij hoog oplopen, is het wellicht goed om je af te vragen in welke mate ook de grote structuurveranderingen daar een rol in spelen. Niet alleen dat de structuur van onze economie verandert, maar ook die tussen grote en kleine bedrijven. De cijfers uit Amerika zijn nog wat aansprekender dan bij ons. The Economist van 25 januari berichtte over Wisconsin, dat zichzelf nog altijd op de kaart of althans de nummerborden zet als America's Dairy State (hoewel al heel lang die titel in Californiƫ thuis hoort).
De consolidatie van kleine bedrijven in grote gaat daar volop door. Er zijn er nog 7.000 melkveebedrijven. Tweederde van de melkplas komt inmiddels van bedrijven groter dan 200 koeien, de grootste hebben er 5.000. Dat is te zeggen, op 1 plek. Het blad geeft Pinnacle dairy als voorbeeld: 5.000 koeien maar in eigendom van Tuls Dairies, dat 7 van die bedrijven in Wisconsin en Nebraska heeft. Dit soort bedrijven profiteert van technologie, schaalvoordelen en gemakkelijker toegang tot de kapitaalmarkt, zo stelt het artikel Het is ook typerend voor een slinkende markt: de Amerikaan drinkt nog maat iets meer dan de helft zo veel melk als in 1975.
De melk in Wisonsin gaat vooral in kaas en de wei wordt geƫxporteerd naar China voor varkensvoer. Dat zit dus met de varkenspest even niet mee. Net zo min als de handelsoorlogen. Een bedrijf van 220 koeien vond de melkrobot dan wel weer handig (arbeid er uit) en diversificeert in toerisme. Sommigen gaan in bio om de marge op te krikken. En verder natuurlijk geklaag over de leeglopende dorpen (maar of dat nu aan Amazon.com of de melkmarkt ligt?)
Mijn indruk voor Nederland: you ain't see nothing yet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten