Economen houden zich met van alles en nog wat bezig, een paar verhalen in the Economist van deze week illustreren dat. Een mooi overzicht van het werk van Gary Becker, maar ik maak vooral wat aantekening van de boekrecensie over Elizabeth Currid-Halkett - The sum of small things: a theory of the aspirational class.
In essentie gaat het om de spelletjes die mensen spelen met status goederen. Ooit door Thorstein Veblen beschreven als conspicious consumption. Hij beschreef hoe de rijken eind 19e eeuw zich met hun gedrag onderscheidden van de massa. Van juwelen en auto's tot niet werken. En hij was socioloog genoeg om ook te laten zien hoe de gewone werkman dat imiteert met imitatieproducten. Wat er dan weer toe leidt dat de rijkere klasse voor wat anders kiest, nu iedereen tennist gaan we op hockey, en je eindigt bij polo te paard, zo iets.
Deze prof. Currid heeft de Amerikaanse consumptiestatistieken uitgeplozen (en vermoedelijk op straat goed opgelet) en komt nu met conspicious production: nu voor de middenklasse alles bereikbaar is dankzij de globalisering (lijkt me overigens wel wat op af te dingen in de VS), gaan ze niet meer in bling bling maar in duurzaam geproducteerde, sociaal wenselijke goederen als fair trade koffie. En opleiding voor de kinderen aan elite scholen wordt een sociale signaalfunctie toegeschreven.
Verder vindt ze, dat als je mode, horloges, auto's, juwelen en nog wat zichtbare zaken meetelt, dat ook de armere delen van de bevolking hier meer aan besteedt dan aan noodzakelijke goederen en een hoger percentage dan de rijken doen. De rijken geven vooral signalen af (naast de school van de kids) met de cultuur (de opera en zo) en reizen naar verre landen, en ook de fancy sportschool.
Dat gedrag wordt al weer gekopieerd (zo je wil, aan de kaak gesteld) door de hipsters, die dan wel niet het reisje naar Antarctica kunnen betalen, maar wel de fair trade coffee-latte. En flesjes water. Aldus de Sum of Small Things, en de positieve recensie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten