Samen in Suiker heet het boek dat de voorzitter van mijn suiker coöperatie me toestuurde. Het is vandaag precies 50 jaar geleden dat de VCS, Puttershoek, Sas van Gent en de Friesch-Groningse fuseerden in de Suiker Unie. Dat was aanvankelijk een top-coöperaties (zoals dat toen heette, een coöperatie van coöperaties, in de Engelse literatuur ook wel 2nd tier genoemd) maar na enige tijd kon de eerste laag worden verwijderd. Net zoals dat ooit bij bv. de Cehave gebeurde, maar weer niet bij Cebeco-Handelsraad, daar aten de dochters de moeder op.
Het is een mooi boek, dat de historie van de 50 jaar boekstaaft. Er was bij de fusie wel enige rivaliteit tussen Dinteloord (formeel: de VCS) en Puttershoek, Daar had ik wel eens van gehoord, nu werd me duidelijk waarom. Dat ging terug tot voor de oorlog toen Dinteloord witsuiker ging maken uit ruwsuiker. En daarvoor ruwsuiker moest aankopen bij andere coöperaties zoals Zevenbergen, Roosendaal, De Zeeland in Bergen op Zoom (waarmee het allemaal zou fuseren in de VCS), in Puttershoek en bij de CBS- de eerste Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek en Raffinaderij in Sas van Gent. Puttershoek was bang in dit proces weggedrukt te worden en bleef liever zijn ruwsuiker aan allerlei fabrikanten verkopen. Het was ook mooi aan diepzee-water gelegen, maar of dat een rol speelde in die keuze meldt het boek niet.
Veel aandacht dus ook voor de fusieperikelen met de CSM, inclusief pogingen tot vijandige overname. Die wens was oud en de Friesch-Groningse "wolkenfabriek" had veel leden die liever met CSM waren samengegaan dan in SuikerUnie. Er waren ook een behoorlijk aantal dubbelleden, ik herinner me ook nog wel van die bedrijven waar in de jaren 60 in de ene week de kraan en bietenauto's voor de CSM kwamen en in de andere week voor SuikerUnie. De voorzitter van de CSM-producentenvereniging NBF, Aike Maarsingh duikt dan ook regelmatig op in het boek, hij speelde een sleutelrol in het onderbrengen van de CSM-telers in SuikerUnie. Daar was overigens wel de EU voor nodig: die maakte de teelt en raffinage minder "vet" en brak de op Napoleon teruggaande overheidsinmenging wat af, zodat het voor beursgenoteerde ondernemingen interessant werd om er uit te stappen. Het boek bevat ook een mooi overzicht van het suikerbeleid van de EU in deze periode, met zijn quota, bewaakt mengprijssysteem, ACP-suiker en nog tal van jargon dat langzamerhand iets uit het verleden begint te worden. Voor een belangrijk deel kan suikerproductie aan de markt worden overgelaten.
Veel nadruk, vooral ook in de quotes van leden, op het coöperatieve karakter van Cosun. Waar je als coöperatie-onderzoeker mee uitgedaagd wordt om na te denken over de bestuurlijke complexiteit. Want ik las ergens dat de suikeromzet maar 40% van het concern is. De rest komt uit de deelnemingen, waarvan frites-fabrikant Aviko een van de grootste is, maar er is ook SVZ in groente en fruit en Duynie in veevoer en bijproducten van de levensmiddelenfabricage. Die ondernemingen zijn goed voor een plusje in de bietenprijs. Economen vragen zich dan af wat dat betekent voor de juistheid van het prijssysteem en de allocatie van productiemiddelen (had iemand toch niet beter aardappelen in plaats van bieten kunnen telen?) en coöperatie-onderzoekers wijzen erop dat niet elke bietenboer ook aardappelen teelt, laat staan voor Aviko, en dat niet elke Aviko teler bieten teelt (hoewel die groep denk ik klein is). Ook de suikerbietenverwerker in Anklam (Oost-Duitsland) is zo'n voorbeeld van een deelneming die voor een plusje in Nederland zorgt, maar waar de Duitse telers geen lid zijn maar contractant. Een constructie die we in ons Europese coöperatie-onderzoek jaren geleden vaak tegenkwamen: leden met verschillende talen is lastig en bovenal willen bestaande leden hun belang bij een investering niet zien verwateren. De fusie SuikerUnie-CSM leert je al wat voor toeren er uitgehaald moeten worden om dat een beetje eerlijk te doen, gezien de forse investeringen die boeren in zo'n fabriek hebben gedaan.
Het boek geeft overigens wel een mooi overzicht rond de historie van die deelnemingen. Sommige investeringen gaven na verloop van tijd geen synergie meer of vraagden teveel investeringen zodat de markt het won van de centrale aansturing. Anderen hadden achteraf misschien wel nooit gedaan moeten worden. En sommigen waren dus heel succesvol. Maar het ging wel samen met een zoektocht naar coöperatieve identiteit en missie. Bij 100 jaar coöperatieve suiker in Nederland, in 1999, presenteerde Cosun zich nog als "een Nederlandse coöperatieve onderneming die internationaal werkzaam is in de productie van ingrediënten voor de voedingsmiddelenindustrie" Er was net een hele periode van diversificatie tot in de specerijenhandel achter de rug. Later werd het toch weer meer gepresenteerd als een akkerbouw-coöperatie, voor de verwaarding van akkerbouwgrondstoffen. In dat kader past ook de belangstelling voor de bio-economy waar het boek hier en daar verwachtingsvol over spreekt, maar ook met voorbeelden komt waar de afhankelijkheid van overheidsbeleid te groot was (zoals in de bio-ethanol). De discussies over suiker in voeding van de laatste tijd hebben het boek niet gehaald, hoewel er wel enige aandacht is voor de suiker-substituten van aspartaam tot stevia.
Mooi boek dus, en goed dat de heren Marien Geuze (uit Tholen) en Kommer van Kempen (van Flakkee) 50 jaar geleden de zaken in elkaar hebben geschoven, zodat er nu nog maar 1 onderneming met twee ultra-efficiënte fabrieken is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten