Het internet leidt tot transparantie en lagere prijzen, omdat je ze makkelijker kunt vergelijken. Daar zijn prijsvergelijkingssites ideaal voor.
Die voor de hand liggende gedachte hoeft helemaal niet waar te zijn, zo liet vorige week The Economist zien in hun Free Exchange column met de titel "Costly Comparison" (11.7.2015).
Reden is dat die sites niet gratis zijn. Het is een extra laag die ook transactiekosten toevoegt. Kosten die betaald worden door de aanbieders van de producten die een klein bedragje betalen voor elke keer dat je doorclickt naar hun site. Of als er wordt gekocht. Die zgn. referral costs (doorverwijzingskosten) zijn een nieuw voorbeeld van wat economen zoekkosten noemen.
Daar komt nog bij dat sommige van die vergelijkingssites monopolist zijn: iedereeen gebruikt dezelfde. Soms zelfs zo sterk dat je product er niet mag ontbreken (als het hotel niet op zo'n site staat zal het wel geen goed hotel zijn). Met als gevolg dat de site die doorverwijzingspremie lekker kan opschroeven. Of, zoals in een zaak waar in 2014 de UK Mededingingsautoriteit ingreep, de aanbieders contractueel verbiedt om elders nog lagere prijzen te hanteren. Het verklaart mogelijk ook waarom die sites vaak veel reclame voor zichtzelf maken: ze hebben minder prikkels om kosten te verlagen dan verkeer aan te trekken.
Consumenten zullen er aan moeten wennen, zo concludeert The Economist. Tenslotte zet een supermarkt ook alle producten ter vergelijking naast elkaar voor je neer, maar wie verwacht er nu dat die ene supermarkt voor alle producten de laagste prijzen heeft?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten