Het was hier wat stil de afgelopen dagen. De Russische boycot vroeg de aandacht en leidde ook tot enkele discussies op Foodlog. Dat kost tijd.
Maar ook was ik in de ban van het boek "Alles van Melk - Geschiedenis van de Nedeerlandse Zuivelindustrie" dat Pim Reinders en Aad Vernooij vorig jaar bij Waanders publiceerden. Ik was begin van de week even bij de nieuwe Donner in Rotterdam en besteedde in de zuivelkringen verkregen boekenbon aan het koffietafelboek.
Mooi boek, veel posters en ander reclamemateriaal uit vervlogen tijden. Hier verraadt zich dat de eerste auteur jaren coordinator was van het roemruchte ReclameArsenaal. En dus oude posters, de M-Brigade, Joris Driepinter, Melk de Witte Motor en al die andere bekende rapportages.
Ik leerde het meest van de eerste helft van het boek, de periode voor WO-I. Ik wist van de problemen rond voedselkwaliteit die niet onder doen voor die van China nu: aanlengen van melk (en witkleurend stijfsel toevoegen), tbc-problemen, slechte hygiene etc. Minder bekend bij mij was dat de stedelijke melkinrichtingen (winkels) als de Sierkan in Den Haag, de VAMI in Amsterdam en de RMI in Rotterdam daar een oplossing voor trachten te bieden: melksalons en eigen melkslijters onder hun kwaliteitsmerk. En dat die instellingen de wind mee hadden omdat de anti-alcohol campagnes de overschakeling van bier naar melk bevorderden.
Noch wist ik dat die bedrijven pas na WO II zijn opgegaan in de melkfabrieken die hun toeleverancier waren, zoals de CMC-Melkunie constructie. Ook boeiend om te lezen hoe de komst van de vrachtauto impliceerde dat boeren niet meer zelf hun melk naar de stad brachten en de keten anoniemer werd.
Tweede belangrijke inzicht uit die beginperiode (naast de stedelijke melkinrichtingen) is de grote rol van de Engelse markt. Bij verhalen over het Nederlandse landbouwsucces wordt altijd veel aandacht besteed aan de Nederlandse initiatieven n.a.v. de 1880 landbouwcrisis. Hier werd me duidelijk dat de Engelse industrie daar minder last van had (kosten van levensonderhoud voor arbeiders bleef lekker laag) en full swing draaide. En er een forse vraag uit Engeland was naar landbouwproducten. De Nederlandse instituties waren wel nodig voor die export, maar hadden ook meteen door de export de wind in de rug.
De latere hoofdstukken van het boek zijn even interessant, maar worden voor de oudere lezer natuurlijk steeds meer een feest der herkenning. Hoewel de eindredacteur wat typefoutjes over het hoofd heeft gezien (en beide auteurs die de hoofdstukken hebben verdeeld, het verhaal van de Holstein Frisian behandelen, de een in een kader als vee-export, de ander in de veeverbetering van de jaren 80) is er weinig op aan te merken. Een foutje ontdekte ik: het LEI is niet zoals het boek stelt in 1941 opgericht, maar in november 1940. Dat had zelfs in mei 1940 gemoeten, maar die timing liep mis door de Duitse inval.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten