Veel mensen denken dat als de transportkosten onder invloed van de energieprijzen of een CO2 belasting omhoog gaan, dat dat vooral ten koste gaat van de handel over verre afstand, en dat de handel binnen een continent wel in stand blijft.
Dat is echter nog maar de vraag, het zou wel eens een onzinnig idee kunnen zijn. Neem de situatie van Engeland. Toen de transportkosten in 1910 nog relatief hoog lagen ging 35% van de export naar het Europese continent en 24% naar Azie. Na de daling van de transportkosten ging in 1996 niet meer naar Azie, maar relatief juist minder: slechts 10%, en 60% ging naar Europa. Deels kan de val van het British Empire en de toetreding tot de EU een rol gespeeld hebben, maar bovenal is de stelling dat bij lagere transportkosten de verre handel relatief hard groeit, niet juist. Bij lage transportkosten gaat men juist op kortere afstand aanmerkelijk meer handelen en integreren economien: geen leuke T-shirts in Zoetermeer, dan rij ik toch even naar Gouda.
Omgekeerd kan dus bij hoge transportkosten de verre handel in stand blijven. De reden is dat de producten die je van ver haalt relatief ongevoelig zijn voor een prijsstijging (prijsinelastisch): we blijven koffie, ananassen en bloemen uit Kenia importeren, want ook al worden die wat duurder, de concurrentie met productie hier of de vraaguitval door hogere prijzen is relatief beperkt. Maar het verschil tussen Hollandse en Belgische peren of tussen varkensvlees uit Nederland of uit Duitsland is gering. Deze handel is dus zeer prijsgevoelig.
Wie dus denkt dat door stijgende energieprijzen we meer uit eigen streek gaan eten, kon wel eens gelijk hebben voor het karbonaadje en de aardappelen, maar niet voor de mozarella en de Argentijnse biefstuk. En al helemaal niet voor de mango's en de koffie. De lange afstandshandel kon wel eens behoorlijk intakt blijven.
Worldbank: WDR2009, chapter 6.
Worldbank: WDR2009, chapter 6.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten