Pagina's

zaterdag 26 december 2009

Boter verheft properheid tot norm

Tot een van de interessantste economisch-historische onderzoeken van dit jaar behoorde het veel gerapporteerde paper van Van Bavel en Gelderblom in Past and Present over de spreekwoordelijke properheid van de Hollandse huisvrouw. Interessant om allerlei reden.
Allereerst omdat de economen weer eens een sociologische verklaring aftroeven. Namelijk die van Simon -Embarrassment of Riches - Schama, die de verklaring voor de alom gerapporteerde properheid van de hollandse huisvrouw in sociaal-psychologische faktoren zocht. Dit was calvinisme waarin het straatje werd schoon geveegd in de strijd met ijdelheid, vreselijke vleselijke lusten en ongeloof. En na de opstand tegen Spanje ook nog een daad van pattriotisme: we maken het land vrij van vreemde smetten.
Van Bavel en Gelderblom tonen aan dat ook al voor de Reformatie er sprake was van properheid, zo calvinistisch was de properheid blijkbaar niet. Het gaat terug op tot de 14e eeuw toen na 1350 de productie van kaas en boter in West-Nederland een grote vlucht nam. In het bijzonder voor boter, maar ook wel voor kaas, moest alles kraakhelder zijn. Voor het karnen handen wassen, emmers uitspoelen en steriliseren boven vuur. Boerderijen werden aangepast: stallen werden gescheiden van de zuivelbereiding, melkkelders werden op het koudere Noorden gebouwd.

Tweede mooie inzicht is dat deze plattelandsgebruiken zeer gemakkelijk over konden slaan naar de grote stad. Van eind 14e tot eind 16e eeuw was er een massale migratie van platteland naar stad. Tot in de 17e eeuw kwamen de dienstmeisjes van de burgerij van het platteland, pas daarna uit Duitsland en Skandinavie. Die meiden namen niet alleen hun gewoontes mee, maar die moesten ook worden voortgezet want er werd steeds meer melk, kaas en boter in de stad gegeten. En die moest hygienisch worden opgeslagen.
Bovendien waren tot 1600 de hollandse steden ook nog gewoon landbouwproducenten, met boerderijtjes in de stad (in Elburg en Kampen verdwenen de laatste stadsboerderijen pas rond 1960). De getallen spreken boekdelen: rond 1500 waren er zo'n 55.000 huishoudens in Holland. Op de helft daarvan maakten vrouwen en meisjes zuivel. 30% van de stedelijke huishoudens had zelf nog 1 of 2 koeien. En zo werd Nederland tot in de stad brandschoon.

Een derde inzicht dat hier dan bijhoort (maar mijn bron niet meldt) is dat dergelijke gebruiken, die aanvankelijk economisch zijn gemotiveerd, hun eigen leven gaan leiden en een norm worden in het sociale verkeer. En dat kan nog honderden jaren doorwerken. Zolang zelfs dat de achtergrond van de norm verloren is gegaan en wetenschappers opzoek gaan naar de oorzaak. Omdat het nu vooral een sociale norm is wordt er dan een sociale verklaring bijgezocht, maar vaak is het een economische. Zie Williamson (institutional economics) en Marx (historisch materialisme) voor de theoretische verklaring.

Zie ook NRC Boter- en kaasland Holland was schoon, 15.12.2009

Geen opmerkingen:

Een reactie posten