In de laatste SPIL van vorig jaar publiceerde Johan Bouma een interessante bijdrage over wetenschap in het spanningsveld tussen politiek en samenleving. Hij signaleert dat de politiek kiest voor sturen op excellentie en op maatschappelijke consortia. Daartoe worden Communities of Practice aanbevolen.
Met veel van het artikel ben ik het eens. Maar bij een punt heb ik vraagtekens. Hij constateert dat de rol van wetenschappelijk directeuren in instituten steeds meer verschuift in de richting van financieel beheer en dat het leuker en beter zou zijn als ze zich meer met organisatie van o.a. die CoPs zouden bezig houden. Dat leuker betwijfel ik niet, maar of het die kant ook op zal gaan is te betwijfelen. Voor de pure wetenschappelijk directeuren misschien nog wel, mits ze een goede algemeen directeur en directeur bedrijfsvoering hebben die de zakelijke kant doen. Maar de trend is naar de vesterking van bedrijf in wetenschapsbedrijf. Net zoals de ontwikkelingshulp zakelijker is geworden door de Foundations van amerikaanse zakentycoons en de nadruk op competenties voor handel.
Ook omdat een steeds groter deel van de wetenschap steeds meer voor tenderende overheden en bedrijfsleven werkt. Dat vraagt m.i. om een bedrijfsmatige aanpak, waarin de sterren (de excellente wetenschappers) schitteren en de Joop van der Ende types op de organisatie en de centen letten.
Wie in de organisatie van de landbouwwetenschappen is geinteresseerd leze:
Johan Bouma: Wetenschap in het spanningsveld tussen politiek en samenleving. In: SPIL 2007/5
Geen opmerkingen:
Een reactie posten