Als je mijn aanbeveling voor een vakantie in Oost-Groningen opvolgt of er nog over twijfelt, moet je zeker Frank Westerman’s De Graanrepubliek (her)lezen. Wij deden het ook en namen het als leidraad voor een autotochtje een een wandeling.
We keken onze ogen uit naar het grote aantal landgoederen, want zo mag je de luxe huizen uit de 19e eeuw van de dikke Groninger graanboeren wel noemen. Veelal voorzien van slingertuin, de lokale variant van de Engelse landschapstuin met de geuzennaam die er door het “gewone volk” smalend aan werd gegeven. Op sommige wegen, zoals tussen Beerta en Nieuwe Schans staan ze met tientallen naast elkaar. Sommigen nog in restauratie, maar de meesten mooi onderhouden of weer gerestaureerd. Alleen een oude graanschuur vind je hier of daar in vervallen staat terug – ook een teken dat het niet slecht gaat met het platteland.
Dit moet inderdaad heel lang een zeer rijk gebied geweest zijn. De jonge grond was rijk aan mineralen, Westerman verhaalt dat de terugverdientijd van de Stadspolder in 1740 maar 1 jaar was: de eerste koolzaadoogst betaalde de aanlegkosten. De boerderijen liepen tot in zee en konden dus op de kwelders steeds uitbreiden: de opstrekkende heerden. De schaalgrootte was dus ook OK, en buurmans grond kwam niet te koop dus wat moest je dan met je geld. Luxe huizen, buitenlandse landschapsarchitecten, buitenlandse aandelen. Koot en Bie’s alter ego Tedje van Es kreeg hier gelijk: Geen gezeik, iedereen rijk.
Althans wat de boeren betreft. Voor de landarbeiders zat de wereld heel anders in elkaar en zij zagen de wereld van Marx en Das Kaptial voor hun ogen gestalte krijgen: grote boeren concurreren kleine weg, en de landbouw krijgt de vorm van grootondernemingen. Hier was maar een uitweg: het communisme. En zo verdween het middenveld: de rijke boeren werden steeds vrijzinniger, de landarbeiders verlieten en masse de kerk. En de monarchie doet het hier nog steeds maar matig, zo vertelde men mij maandag op koninginnedag: men viert hier liever bevrijdingsdag.
Een uitzondering in de liberale boerenwereld van families als Hommes, Tijdens, Ebels waren de Mansholts – socialist. Een verhaal apart waar je Frank Westerman of Johan Merrienboer maar voor moet lezen. Overigens groeide Sicco Mansholt op op Torum, veel meer naar het Westen.
Opkomst, ondergang en vernieuwing
De hereboeren waren landbouwkundig verre van conservatief en hielden zich met innovaties bezig. Al was het maar de mechanisatie (dan had je trouwens ook minder arbeiders nodig). In 1937 schreef de socioloog Evert Willem Hofstee, uit het gebied afkomstig en als Wagenings hoogleraar later o.a. betrokken bij de IJsselmeerpolders, er een beroemd geworden proefschrift over: de moderne agrarische ondernemer was in het Oldambt opgestaan.
Dankzij de goede grond, met de continue buitendijkse aanwas, was deze bedrijfsvorm met als hoofdprodukt het graan en met zijn strokarton als bijprodukt uiterst winstgevend. Men overleefde zonder veel problemen de graancrisis van de 19e eeuw. Tot – zo vermoed ik- na de oorlog de mechanisatie zulke vormen aannam, dat ook deze bedrijven te klein werden, de grond te zwaar bleek om over te schakelen op intensievere gewassen, en het ook met de inpolderingen al lang gedaan was. Het probleem was misschien wel dat graan nog wel rendeerde per gewerkt uur, maar dat je halve zomers en hele winters niets te doen hebt. En het strokarton verloor het van de plastics. De oudere generatie herinnert zich de CPNer Fré Meis op de barrikaden tegen de sluiting. Het leverde in ieder geval in standbeeld in Oude Pekela op. En een website met een gevatte domeinnaam: www.fremeis.com, waarbij com nu eens niet voor commercial staat.
En inmiddels worden er weer langszaam nieuwe boerderettes en herenhuizen gebouwd – in de Blauwe Stad, aan het meer dat de Oldambster dorpen na eeuwen weer tot havenplaatsen maakt. Het illustreert dat het mechanisme dat op het platteland geld maakt al lang geen graan meer is, maar grond als ruimteverstrekker. En als die ruimte-verstrekker water is, is het nog beter, dan is de kans op nieuwe buren het kleinst. En inmiddels dromen sommige boeren wellicht al weer van een boom in bio-energie.
We genoten van de ruimte van het Oldambt middels een wandeling over de Dollard-dijk. We liepen van het Ambonezenbosje bij Hongerige Wolf (de locatie van de gevreesde Batterie Süd in de oorlog, waarvan de barakken na de oorlog werden gebruikt om Molukkers te huisvesten) naar Termuntenzijl. Buitendijks en op de eerste percelen tarwe (bij gebrek aan buitendijkse groene kwelders) veel vogels, en verder blauwe luchten, groene dijken en hier en daar een geel bloeiend koolzaadveld. En nog meer natuur in de Breebaartpolder, ooit bestemd voor het Eems-Dollard kanaal (maar dat verzwijgt de expositieruimte). Herlees Frank Westerman en gaat dat zien.
We keken onze ogen uit naar het grote aantal landgoederen, want zo mag je de luxe huizen uit de 19e eeuw van de dikke Groninger graanboeren wel noemen. Veelal voorzien van slingertuin, de lokale variant van de Engelse landschapstuin met de geuzennaam die er door het “gewone volk” smalend aan werd gegeven. Op sommige wegen, zoals tussen Beerta en Nieuwe Schans staan ze met tientallen naast elkaar. Sommigen nog in restauratie, maar de meesten mooi onderhouden of weer gerestaureerd. Alleen een oude graanschuur vind je hier of daar in vervallen staat terug – ook een teken dat het niet slecht gaat met het platteland.
Dit moet inderdaad heel lang een zeer rijk gebied geweest zijn. De jonge grond was rijk aan mineralen, Westerman verhaalt dat de terugverdientijd van de Stadspolder in 1740 maar 1 jaar was: de eerste koolzaadoogst betaalde de aanlegkosten. De boerderijen liepen tot in zee en konden dus op de kwelders steeds uitbreiden: de opstrekkende heerden. De schaalgrootte was dus ook OK, en buurmans grond kwam niet te koop dus wat moest je dan met je geld. Luxe huizen, buitenlandse landschapsarchitecten, buitenlandse aandelen. Koot en Bie’s alter ego Tedje van Es kreeg hier gelijk: Geen gezeik, iedereen rijk.
Althans wat de boeren betreft. Voor de landarbeiders zat de wereld heel anders in elkaar en zij zagen de wereld van Marx en Das Kaptial voor hun ogen gestalte krijgen: grote boeren concurreren kleine weg, en de landbouw krijgt de vorm van grootondernemingen. Hier was maar een uitweg: het communisme. En zo verdween het middenveld: de rijke boeren werden steeds vrijzinniger, de landarbeiders verlieten en masse de kerk. En de monarchie doet het hier nog steeds maar matig, zo vertelde men mij maandag op koninginnedag: men viert hier liever bevrijdingsdag.
Een uitzondering in de liberale boerenwereld van families als Hommes, Tijdens, Ebels waren de Mansholts – socialist. Een verhaal apart waar je Frank Westerman of Johan Merrienboer maar voor moet lezen. Overigens groeide Sicco Mansholt op op Torum, veel meer naar het Westen.
Opkomst, ondergang en vernieuwing
De hereboeren waren landbouwkundig verre van conservatief en hielden zich met innovaties bezig. Al was het maar de mechanisatie (dan had je trouwens ook minder arbeiders nodig). In 1937 schreef de socioloog Evert Willem Hofstee, uit het gebied afkomstig en als Wagenings hoogleraar later o.a. betrokken bij de IJsselmeerpolders, er een beroemd geworden proefschrift over: de moderne agrarische ondernemer was in het Oldambt opgestaan.
Dankzij de goede grond, met de continue buitendijkse aanwas, was deze bedrijfsvorm met als hoofdprodukt het graan en met zijn strokarton als bijprodukt uiterst winstgevend. Men overleefde zonder veel problemen de graancrisis van de 19e eeuw. Tot – zo vermoed ik- na de oorlog de mechanisatie zulke vormen aannam, dat ook deze bedrijven te klein werden, de grond te zwaar bleek om over te schakelen op intensievere gewassen, en het ook met de inpolderingen al lang gedaan was. Het probleem was misschien wel dat graan nog wel rendeerde per gewerkt uur, maar dat je halve zomers en hele winters niets te doen hebt. En het strokarton verloor het van de plastics. De oudere generatie herinnert zich de CPNer Fré Meis op de barrikaden tegen de sluiting. Het leverde in ieder geval in standbeeld in Oude Pekela op. En een website met een gevatte domeinnaam: www.fremeis.com, waarbij com nu eens niet voor commercial staat.
En inmiddels worden er weer langszaam nieuwe boerderettes en herenhuizen gebouwd – in de Blauwe Stad, aan het meer dat de Oldambster dorpen na eeuwen weer tot havenplaatsen maakt. Het illustreert dat het mechanisme dat op het platteland geld maakt al lang geen graan meer is, maar grond als ruimteverstrekker. En als die ruimte-verstrekker water is, is het nog beter, dan is de kans op nieuwe buren het kleinst. En inmiddels dromen sommige boeren wellicht al weer van een boom in bio-energie.
We genoten van de ruimte van het Oldambt middels een wandeling over de Dollard-dijk. We liepen van het Ambonezenbosje bij Hongerige Wolf (de locatie van de gevreesde Batterie Süd in de oorlog, waarvan de barakken na de oorlog werden gebruikt om Molukkers te huisvesten) naar Termuntenzijl. Buitendijks en op de eerste percelen tarwe (bij gebrek aan buitendijkse groene kwelders) veel vogels, en verder blauwe luchten, groene dijken en hier en daar een geel bloeiend koolzaadveld. En nog meer natuur in de Breebaartpolder, ooit bestemd voor het Eems-Dollard kanaal (maar dat verzwijgt de expositieruimte). Herlees Frank Westerman en gaat dat zien.
Hai Krijn, zitten hier met je vriend Kees te brainstormen over trikes en bier. Het is blijkbaar weer een verheffend en vermoeiend weekend geweest. Hij komt hier dan ook voor de eerste degelijke maaltijd in dagen. In het Graanbeest hebben jullie blijkbaar vooral allerlei graanderivaten genoten. Leuke weblog, Kees belooft hierbij een meer trouwe lezer te worden.
BeantwoordenVerwijderenHallo JW
BeantwoordenVerwijderenNou met die graanderivaten viel het wel mee. Meer wijn dan bier (en met mate) en eigenlijk was het passend geweest een goede graangenever te nuttigen. Hooghoudt lijkt me een goed Gronings merk. Maar daar heeft weer niemand aan gedacht.
De trike foto zal ik hier maar niet publiceren en met dat eten viel het wel mee: Kees maakte een voortreffelijke bbq